OPENINGSWOORD LANDELIJKE AMBTSDRAGERSCONFERENTIE zaterdag 2 oktober 1993 in de Ichthuskerk in Amersfoort
Waarde broeders,
Aanvankelijk was het mijn bedoeling deze conferentie te openen met enkele gedachten over de kerkelijke en politieke situatie van onze dagen. De wil en de moed daartoe ontzonk mij toen deze week via woord en beeld de berichten over de verschrikkelijke aardbeving in India doorkwamen.
“En er zullen nu hier, dan daar, hongersnoden en aardbevingen zijn”. Aan dit woord van Jezus uit Zijn rede over de laatste dingen (Matth. 24) zijn we in de bijna voorbije week op schokkende wijze herinnerd. Met diep medelijden hebben we gelezen over of gekeken naar de beelden van de enorme verwoestingen die enkele hevige aardschokken in India aanrichtten en wellicht hebben we ons gelukkig geprezen te mogen wonen op dàt deel van de aardbol, waar breuken in de aardkorst niet of nauwelijks voorkomen. Van alle gevaren die uit natuurverschijnselen kunnen voortvloeien, zijn aardbevingen wel het meest schrikwekkend. De verwoestende kracht ervan is bijzonder groot en de preventie ertegen is niet gemakkelijk. Stormen en overstromingen kunnen een grote schade aanrichten en veel mensenlevens opeisen, maar zij zijn dikwijls voorspelbaar en hun verwoestende kracht kan soms door bepaalde voorzorgsmaatregelen worden ingeperkt. Aardbevingen slaan in de regel zonder enige waarschuwing toe en ontketenen in enkele seconden een hoeveelheid energie, waarbij al het menselijk atoom-geweld nog maar kinderspel is.
In drie eeuwen meer dan 4.000.000 doden
Berekeningen van ’s werelds bekendste seismologen wijzen uit dat de aardbevingen van de laatste drie eeuwen over de hele wereld de dood van 3.500.000 mensen tot gevolg hebben gehad. Daaronder zijn dan niet begrepen de naar schatting 850.000 mensen die het leven lieten bij de grote aardbeving in China in 1556. Denken we ons dàt eens in, in ruim driehonderd jaar tijds méér dan 4.000.000 doden, alleen als gevolg van aardbevingen.
Wat onze tijd betreft, springen de zeventigerjaren eruit. In 1972 was er de grote ramp in Managua. In augustus van het jaar 1976 werd China door een aardbeving getroffen. Tevoren in datzelfde jaar stierven in Guatemala 24.000 mensen door aardschokken die 39 seconden achtereen aanhielden en die met de aanduiding “een eeuwigheid van schrik” in de geschiedenis zijn bijgezet. In mei en september van dat jaar stierven honderden door aardschokken in Italië en werden door lichtere aardbevingen 10.000 mensen in de Sovjet-Unie dakloos. Een hevige schok trof Mexico en in China werd met de al eerder genoemde beving, die een hevigheid van 8,2 op de schaal van Richter aangaf, één van de grootste aardbevingen van deze eeuw geregistreerd.
Het jaar 1976 werd niet slechts gekenmerkt door omvang en frequentie (veelvuldigheid) van aardbevingen, maar vooral ook door het feit dat de grootste bevingen in dichtbevolkte gebieden voorkwamen.
Ter waarschuwing en aanmoediging
Tegenover Zijn discipelen en over hun hoofden heen, aan het adres van Zijn gemeente van alle eeuwen, heeft Christus dit verwoestende natuurverschijnsel een plaats gegeven in de rij van tekenen, die aan Zijn terugkomst vooraf zouden gaan.
Bij het uitspreken van Zijn rede over de laatste dingen heeft de Heiland ook de ontwikkelingen en gebeurtenissen van onze tijd binnen Zijn profetische waarneming gehad. Jezus noemde dingen, die in de geschiedenis van mens en wereld steeds duidelijker hun bevestiging hebben gekregen, in onze tijd al zeer duidelijk. Oorlogen, botsingen tussen volken en groepen van mensen, hongersnoden, wetsverachting, verkilling van de onderlinge menselijke verhoudingen, pseudo-christussen en aardbevingen, het lag allemaal nog niet zo sterk binnen de kennis- en ervaringshorizon van de mensen uit de tijd, waarin Jezus het voor toen en later ter waarschuwing liet optekenen. Hij overzag en voorzag echter de gang der dingen in de toekomst tot waar de Vader het Hem liet zien en Hij gaf het voor de periode tussen Zijn hemelvaart en terugkomst door aan Zijn gemeente, ter bemoediging en ter waarschuwing.
Bericht van God?
Omdat de indrukken van het diepe leed en de grote materiële schade van onze medemens in India langzaam weer uit ons aandachtsveld zullen wegtrekken, is het goed even stil te staan bij de vraag hoe wij als gemeente van Christus vandaag op intensieve gebeurtenissen als deze reageren.
Met alle mensen zijn ook wij vervuld van diep medelijden met allen die om geliefden treuren of die zelf blijvend letsel opliepen. Geen christen die enigermate met goederen is bedeeld of hij of zij zal een storting op giro 777 doen of via deputaten hulpverlening bieden. Er zal ook worden gebeden, om redding voor nog levenden onder het puin, om troost voor nabestaanden.
In samenkomsten van de gemeente zal de voorbede voor de getroffenen wellicht worden ingezet met de constatering, dat ook door deze verschrikkelijke gebeurtenissen weer is bevestigd dat Gods gerichten over de aarde gaan en dat nietige stervelingen nergens zijn als God in het natuurgeweld Zijn stem laat horen.
Over deze gedachten ben ik eens aangesproken door een jongere, een kerkelijke en diep nadenkende jongere. Hij had het met die gedachte moeilijk.
Aardbevingen een gericht van God? God zou het initiatief tot zo’n catastrofe nemen om zich vervolgens gebeden om verzachting van de gevolgen te laten welgevallen? Ondenkbaar! Er kan toch maar moeilijk van oordeel van Godswege worden gesproken als aardbevingen alleen voorkomen op plaatsen met kruiende aardschollen en alleen mensen treffen, die hun plaats onder de zon op de breuklijnen in de aardkorst kregen? Bovendien is de mens al vrij ver gevorderd om zich tegen deze gebeurtenissen in te dekken door toepassing van verbeterde funderingstechnieken, die tegen een kracht van 7 à 8 op de schaal van Richter bestand zijn. Wie spreekt daar van een oordeel Gods? Beter is te spreken van het raadsel van de schepping.
Gedachten als deze zijn niet onbegrijpelijk. Verkeert de gemeente van Christus niet dikwijls in spanning rond de vraag naar het oordeel van God in turbulente gebeurtenissen, waarbij soms duizenden in één of enkele ogenblikken het leven laten? Onze tijd, met veel nadruk op de individuele verantwoordelijkheid van de mens, zou zich nog een oordeel van God kunnen voorstellen in de geest van Jeremia 31 : 30: “leder zal om zijn eigen ongerechtigheid sterven”, maar niet een gericht waarbij tien- of honderdduizenden tegelijk omkomen, wier meerdere kwaad ten opzichte van het onze alleen hierin bestaat, dat zij geboren werden en opgroeiden op de meest kwetsbare plaatsen van de aarde.
Als kerk van Christus zullen we in deze tijd, waarin het God behaagde ons in veel dingen (de natuurwetenschappelijke niet in de laatste plaats) dieper inzicht te geven, voorzichtig willen en moeten omgaan met de hantering van het begrip “oordeel Gods”. Weliswaar staat in Jesaja 45 te lezen: “Ik ben de Here en er is geen ander, die het heil bewerk en het onheil schep”, maar wij mogen er voor behoed worden aan de term “oordeel Gods” een invulling te geven die maar al te gemakkelijk aan ons kleinmenselijk denken ontspruit.
Maar hoe dan zal de gemeente in haar bezinning gebeurtenissen als deze verwerken?
Het zuchten van de schepping
In alle rampen en onheilen die over mens en wereld gaan, wordt de gemeente van Christus op schokkende en indringende wijze te binnen gebracht hoe verstrekkend de gevolgen van de breuk met God aan het begin van onze geschiedenis zijn geweest. De ganse schepping in al haar delen zucht en is in barensnood. Het besef van de verstrekkendheid van de gevolgen van onze val in de zonde, zal bij gebeurtenissen als deze de gemeente verdiepen in de ootmoed tegenover God; het zal in echte solidariteit de betrokkenheid vergroten bij allen in deze wereld, die op bijzondere wijze met de gebrokenheid van de schepping te maken krijgen en het zal haar - als het goed is - temeer verlangend doen uitzien naar het moment waar op deze stip in een mateloos groot heelal het teken van de Zoon des mensen aan de hemel zal worden gezien; naar het moment waarop God de belofte van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde in vervulling zal laten gaan en alle tranen van de ogen zullen worden afgewist.
Kent ons persoonlijke leven en kent het leven van de gemeente als geheel, het zuchten en het bidden om deze vervulling? In het zuchten van de schepping, bijna zouden we zeggen in haar kreunen, is dat gebed in zekere zin te horen.
Zouden wij rampen die mens en wereld ondergaan, niet in deze zin als gericht moeten en mogen zien dat zij ons bedoelen aan te scherpen in opmerkzaamheid?
Jezus heeft ze ons voorzegd, niet om er even heftig door te worden beroerd, maar om de door Hem aangeduide gebeurtenissen en verschijnselen als even zovele voortekenen van Zijn tweede verschijning te registreren. Zie, Ik kom spoedig! Waakt!
Als we eerlijk zijn, zullen we moeten zeggen dat de spanning van deze verwachting slechts aan de buitenkant van ons geloofsleven zwak voelbaar is, zo zij er in deze tijd al niet helemaal uit verdwenen is. En dat, terwijl de signalen talrijk zijn.
Zou dat op enigerlei wijze kunnen samenhangen met het thema van deze conferentie? Ik meende in elk geval deze conferentie te moeten plaatsen onder de ernst van wat deze week vanuit India op ons toekwam.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1993
Ambtelijk Contact | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1993
Ambtelijk Contact | 24 Pagina's