DE KOMST VAN ASIELZOEKERS: PROBLEEM OF UITDAGING?
Door de redactie van ‘Ambtelijk Contact’ is mij gevraagd iets te schrijven over asielzoekers. Dat die vraag nu wordt gesteld en niet tien jaar geleden, hangt samen met de actualiteit van de problematiek. Toen was de komst van asielzoekers een incidentele zaak, nu horen we er bijna dagelijks van. Het feit dat een aantal weken terug enkele honderden asielzoekers tijdelijk in een tentenkamp bij Luttelgeest moesten worden ondergebracht, omdat er op dat moment geen andere opvangmogelijkheden waren, tekent de problematiek.
Er zijn miljoenen mensen op de wereld, die vluchten uit hun vaderland, omdat ze het om één of andere reden moeilijk hebben in hun eigen land. Met dat gegeven worden wij in Nederland, net als mensen in andere zgn. opvangianden, geconfronteerd. Het is nodig om ons als christenen daarop te bezinnen en ons ook in deze zaak te laten leiden door het Woord van God.
Nu komt het woord ‘asielzoeker’ in de Bijbel niet voor, maar wel het woord ‘vreemdeling’. We treffen dat woord meer dan honderd maal aan. De vreemdeling is iemand, die vanwege oorlog, vervolging, hongersnood, of een andere, voor hem noodzakelijke reden zijn land en zijn volk verlaat en in een ander land veiligheid zoekt. Een vreemdeling is bepaald geen toerist of zakenman. Hij is in nood. Die nood heeft hem naar het buitenland gedreven.
De situatie van de vreemdeling in de Bijbel is te vergelijken met die van de asielzoeker vandaag.
Vooral in de boeken Exodus t/m Deuteronomium staan aanwijzingen over hoe de HEERE wilde dat Israël om zou gaan met vreemdelingen, die binnen Israël hun toevlucht zochten.
Zo lezen we in Ex. 22:21: ‘Een vreemdeling zult gij niet onderdrukken, noch hem benauwen, want gij zijt vreemdelingen geweest in het land Egypte’. Israël mocht niet vergeten wie het zelf was geweest.
Naar ons kerkmensen vandaag toe moeten we zeggen, dat wij van nature ook vreemdelingen zijn, dat we vervreemd zijn van God, dat we er ellendig en uitzichtloos aan toe zijn.
Maar wie nu uit genade, door het geloof, verlossing uit ellende mag ontvangen, de Heere als Redder mag leren kennen en uitzicht op eeuwig leven krijgt, die ontvangt daarbij een roeping tegenover anderen. Bij een oprecht geloof hoort, als vrucht daarvan, dat je ook begaan bent met hen die in ellende zijn - letterlijk: die uitlandig zijn -die ver verwijderd zijn van eigen iand, van hun familie, van hun eigen omgeving, die eenzaam zijn in een voor hen vreemd land.
Dat de God van Israël begaan is met vreemdelingen, lezen we ook in Lev. 19:33v: En wanneer een vreemdeling bij u in uw land vertoeft, zult gij hem niet onderdrukken. Als een onder u geboren Israëliet zal u de vreemdeling gelden, die bij u vertoeft; gij zult hem liefhebben als uzelf, want gij zijt vreemdeling geweest in het land Egypte: Ik ben de HEERE, uw God.
Later wordt daarop teruggegrepen. De HEERE houdt Israël voor te doen wat kenmerkend is voor Hem zelf. De psalmdichter getuigt: de HEERE behoedt de vreemdelingen (Ps. 146:9a). Die houding moet ook kenmerkend zijn voor het volk van God.
In het Nieuwe Testament horen we geen ander geluid.
Tenslotte willen we erop wijzen, dat een oprecht christen - die als gelovige in deze wereld leeft, maar niet van deze wereld is - iets van een vreemdeling heeft. Zo lezen we in Hebr. 11:13 dat de gelovige van weleer ‘hebben beleden, dat zij vreemdelingen en bij -woners waren op aarde’.
Een oprecht christen heeft dus een zekere verwantschap met de asielzoeker en hij heeft ten aanzien van hem een opdracht.
Misschien mogen we het ook nog vanuit een andere gezichtshoek bekijken.
leder van ons zal overtuigd zijn van het belang van het zendingswerk. De kerk acht het haar roeping mensen in verre landen, die het Woord van God nog niet kennen, daarmee in aanraking te brengen. Het wonderlijke is nu dat God mensen uit verre landen in ons midden brengt en daarmee de kerk de mogelijkheid geeft om haar roeping niet alleen in verre landen na te volgen, maar daar ook in haar directe omgeving mee bezig te zijn. Zo gezien is de komst van asielzoekers in ons land niet alleen een probleem, maar ook een uitdaging.
Ik denk dat vrijwel elke plaatseliijke kerk asielzoekers in haar ressort heeft. Er zijn in ons land vele tienduizenden. Vooral de laatste jaren was de toename van het aantal asielzoekers groot. Kwamen er in 1982 ruim 1200 asielzoekers naar ons land, in 1987 waren er meer dan 10.000 en sinds 1990 schommelt het aantal rond de 20.000 per jaar. Zij komen uit allerlei landen, waar problemen zijn, zoals Somalië, Viëtnam, Cambodja, Skrilanka, Iran, Irak, Roemenië en Yoegoslavië. Wereldwijd zijn er zo’n 15 miljoen vluchtelingen. De meeste van hen blijven in Derde Wereldlanden, anderen trekken verder o.a. naar West-Europa. In de periode 1986-1991 zochten meer dan 800.000 asielzoekers hun toevlucht in Duitsland, in Frankrijk kwamen er meer dan 200.000 en in Nederland ongeveer 80.000.
Van de asielzoekers die ons land binnenkomen, wordt slechts een klein percentage erkend als vluchteling in de ware zin des woords. In het vluchtelingenverdrag van Genève van 1951, dat door meer dan honderd landen is ondertekend, staat wie als vluchteling wordt beschouwd: iemand die gegronde redenen heeft te vrezen voor vervolging op grond van zijn ras, godsdienst, politieke overtuiging, nationaliteit of het behoren tot een bepaalde sociale groep.
Voor hen die een positief antwoord op hun asielaanvraag hebben ontvangen, is opvang nodig, maar ook voor anderen, die nog gedurende kortere of langere tijd moeten wachten op de beslissing.
Voor die opvang is in 1987 een regeling getroffen, die in 1992 is herzien. Als een buitenlander in Nederland aankomt om hier asiel aan te vragen en enige kans op toelating heeft, wordt hij in een opvangcentrum (O.C.) geplaatst. Het is de bedoeling dat iemand in zo’n opvangcentrum, waarvan er tien in Nederland zijn, ongeveer een maand verblijft. In die maand vindt het onderzoek van justitie plaats en ook het medisch onderzoek Als dat justieel onderzoek leidt tot een negatieve beslissing, wordt de asielzoeker het land uitgezet. Vaak gaat die persoon in beroep tegen zo’n negatieve beslissing. In een aantal gevallen mag hij tijdens de beroepsprocedure in Nederland blijven.
Als voor het eerste onderzoek langere tijd nodig is of als iemand in beroep is gegaan of als hij tijdelijk of definitief in Nederland mag blijven, volgt plaatsing in een asielzoekerscentrum (A.Z.C.). Er zijn momenteel ruim 30 A.Z.C.’s in Nederland. Na het verblijf in een A.Z.C. wordt iemand met zijn gezin of met anderen, in een eengezinswoning geplaatst, zodra daar de mogelijkheden voor zijn. Het verblijf in een A.Z.C. kan soms uitlopen tot een jaar.
Het uiteindelijke resultaat van de rechtsprocedure is dat iemand erkend wordt als vluchteling, of hij krijgt een ‘vergunning tot verblijf’ op humanitaire gronden of hij wordt tijdelijk gedoogd van wege de slechte situatie in zijn eigen land op dat ogenblik. In totaal gaat het daarbij om plm. 30% van het aantal asielzoekers. De overigen krijgen een negatieve beschikking en moeten Nederland verlaten. Een deel van hen verdwijnt in de illegaliteit.
De mensen die wij in onze stad of ons dorp ontmoeten, zullen in de regel bewoners van een A.Z.C. zijn of van een woning die de burgerlijke gemeente ter beschikking heeft gesteld voor de opvang van asielzoekers.
Hun problemen zijn vaak groot. Ze hebben zorgen over de situatie in hun eigen land, over hun gezin als dat niet meegkomen is, en over hun familie. Ze leven in spanning over de afloop van de asielprocedure. Ze zijn vaak eenzaam. Velen van hen kunnen Engels spreken, maar geen Nederlands; ze krijgen wel les in het Nederlands, maar het duurt toch een hele tijd voordat de taalbarrière is weggenomen. Ze hebben véél problemen en ze hebben wéinig te doen. De eerste twee jaar mogen ze niet werken. Ook zijn hun financiële middelen vaak zeer beperkt. In veel gevallen moeten ze hun huis - of in een centrum hun kamer - delen met mensen die ze niet kennen, die wel hun eigen leefgewoonten hebben en ook onder psychische druk leven.
Wat kunnen wij voor deze mensen doen?
In de eerste plaats noem ik hier het gebed, het gebed voor deze mensen in hun omstandigheden, maar ook om wegen te vinden en te kunnen bewandelen om hen te bereiken en hun tot hulp te zijn. Het belangrijkste is daarbij dat we het contact zoeken! Wie het contact zoekt, zal het in de regel ook, na verloop van tijd misschien, op één of andere wijze krijgen.
In een asielzoekerscentrum mag men officieel geen evangelisatie bedrijven. Maar wel is er soms ruimte voor bepaalde culturele activiteiten. In dat kader is er destijds vanuit Lutten in het centrum in Slagharen een zangavond georganiseerd. Op die avond zijn contacten ontstaan, die, met ups en downs, met intensieve en zeer rustige perioden, weer hun voortzetting vonden in andere contacten. Vanaf 1988 mochten we meer dan 100 asielzoekers voor een kortere of langere tijd in onze kerkdiensten ontmoeten. Tijdens de erediensten werd, indien nodig, iets in het Engels gedaan, zodat de mensen meer van de diensten konden meemaken. Enkele gezinnen van de gemeente verzorgden het vervoer naar de kerk en nodigden de gasten uit om na de dienst koffie (of thee) te komen drinken.
Ook zijn Bijbels in tien talen aan het centrum geschonken ten behoeve van de bibliotheek. Deze actie is samen met de andere plaatselijke kerken gevoerd. Ook zijn Bijbels aan de asielzoekers persoonlijk ter beschikking gesteld voor f 1,50. Dat bedrag is symbolisch. De bedoeling ervan is aan te geven dat de Bijbel een waardevol boek is, en niet hetzelfde als een oude krant, die je ook zomaar weggeeft.
Dat laatste laat iets zien van allerlei culturele verschillen die er tussen deze mensen en ons bestaan. Die verschillen komen ook duidelijk uit in de positie die de vrouw bij velen inneemt. Het is verstandig en nodig om in de contacten met buitenlanders met de culturele en ook de religieuze verschillen rekening te houden.
Wanneer mensen vanuit het centrum vertrokken naar een andere plaats in Nederland, zijn in een aantal gevallen contacten gelegd met de kerk in die plaats, om de contacten zo goed mogelijk te continueren. Zo werkte de relatie met de asielzoekers soms ook samenbindend naar andere kerken toe. Niet alleen naar buiten toe, maar ook binnen de gemeente kan de bemoeienis met asielzoekers de band met elkaar versterken.
Om contacten te krijgen kan men algemene informatie vragen bij een A.Z.C., als er één in de omgeving is. Vervolgens kan hulp worden aangeboden. Men kan zich aanmelden voor vrijwilligerswerk bij een centrum of bij het V.W.N. (Vluchtelingenwerk Nederland) voor het geven van taallessen, voor het helpen in een kledingwinkeltje, voor het leren omgaan met naald en draad, voor assistentie bij het boodschappen doen enz. Het zijn allemaal gelegenheden om met de mensen in aanraking te komen, contacten met hen te krijgen en iets voor hen te betekenen.
Belangrijk is ook hen te begroeten en vriendelijk te zijn als u hen tegenkomt. Vermijd zelfs de schijn van discriminatie. Laat, om een voorbeeeld te noemen, in een overvolle bus de plaats naast een buitenlander niet leeg. Laat hen iets voelen van de liefde van de Heere Jezus Christus.
Als u contact krijgt en er een gesprek komt, probeer dan vooral te luisteren. U kunt de problemen meestal niet oplossen, maar wel kunt u zich open stellen voor die ander, een beetje mee lijden met hem of haar. Zo kunt u iets betekenen voor die ander, misschien wel veel! Misschien kunt u zo ook iets doorgeven van Gods boodschap.
Deze buitenlanders hebben voor religieuze zaken dikwijls meer belangstelling dan Nederlanders.
Het gaat erom dat zij iets proeven van de liefde van Christus en de rijkdom van het Evangelie; dat daarvan iets van ons uitstraalt, dat hen nodigt tot het grote gezin dat gemeente heet, en de God die daarvan het geheim is.
Dat zal zijn tot eer van God; het zal tot zegen zijn voor die vreemdeling, en ook voor de gemeente, maar ook voor u zelf persoonlijk, en wel voor het heden en de toekomst. De Heere Jezus heeft over die dag waarop Hij terugkomt gezegd (Mat. 25:34v): ‘Dan zal de Koning tot hen, die aan zijn rechterhand zijn, zeggen: Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af. Want Ik heb honger geleden en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik heb dorst geleden en gij hebt Mij te drinken gegeven, Ik ben een vreemdeling geweest en gij hebt Mij gehuisvest…’!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1993
Ambtelijk Contact | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1993
Ambtelijk Contact | 20 Pagina's