Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KAN HET TE LANG DUREN?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KAN HET TE LANG DUREN?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een vervolg

Dit artikel is het vervolg op dat in het vorige nummer. Het voorgaande artikel droeg de titel: ”En als het lang genoeg geduurd heeft?” Het ligt voor de hand nu dezelfde titel te kiezen en dan van een twee te voorzien.

Toch heb ik dat niet gedaan. In het vorige nummer schreef ik reeds, dat het probleem mij in de toen gebruikte formulering was voorgelegd. Ik heb die woorden overgenomen, omdat ze het probleem treffend verwoorden.

Nu ik een aantal opmerkingen ga maken omtrent dit thema, is het mij een behoefte de vraagstelling iets te wijzigen. Dit artikel hangt samen met het in het voorgaande gestel-de. Het wil een aantal overwegingen geven rondom het probleem, dat een gemeente en een predikant vele jaren achtereen aan elkaar verbonden blijven en met elkaar op-trekken. Ik benader dat probleem nu Never vanuit de vraag boven dit artikel dan vanuit de toen getrokken conclusie: en als het lang genoeg heeft geduurd.

Voorbeelden van vroeger

Laten we vooropstellen, dat er voorbeelden uit het verre verleden en uit deze eeuw zijn, waarin een predikant vele jaren aan dezelfde gemeente verbonden is gebleven, ofschoon hij de gelegenheid heeft gehad om te veranderen. Comrie heeft bijna 40 jaar in Wou-brugge gestaan, ofschoon hij zeven beroepen naar elders heeft gehad. Schortinghuis heeft 16 jaar in Midwolda gestaan (hij overleed op vijftigjarige leeftijd). Smytegelt heeft 40 jaar in Middelburg gestaan (hij heeft twee jaar moeten wachten op een beroep en diende eerst twee andere gemeente elk drie jaar, voordat hij naar Middelburg is gegaan). Th. van der Groe heeft 44 jaar in Kralingen gestaan als predikant. Hellenbroek heeft 33 jaar in Rotterdam gestaan (nadat hij vier keer bij het beroepingswerk aldaar van het gestel-de drietal was afgevallen). Simon Oomius heeft bijna 24 jaar in Purmerland gestaan en daarna nog bijna 29 jaar in Kampen. Hij is 54 jaar in actieve dienst geweest, tot aan zijn dood. Hij is 77 jaar geworden. Lodenstein heeft 22 jaar in Utrecht gestaan als predikant. Men bedenke dat hij geboren werd in 1584 en tot aan zijn dood in 1677 predikant is gebleven in de gemeente van Utrecht, aldaar vanaf 1653. J.J. van Oosterzee is bijna 20 jaar predikant geweest in Rotterdam, voordat hij in 1863 hoogleraar in Utrecht werd.

Uit dit overzicht blijkt dat in vroeger eeuwen bekende predikanten lang in dezelfde gemeente hebben gestaan. Men mag aannemen dat de meesten van hen wel een of meer beroepen hebben gehad, zodat zij van standplaats konden wisselen. Velen hebben dat niet gedaan of pas na vele jaren, om dan weer voor vele jaren een andere gemeente te gaan dienen, zoals Oomius.

Het is goed om in de spiegel van het verleden te zien. Men ontdekt dan dat het niet van de laatste decennia is dat predikanten wat langer of heel lang in één gemeente staan. Van de genoemden weet ik niet of er bij henzelf of bij hun gemeente een verlangen is geweest naar verandering. Het zijn mensen die in de vaderlandse kerk(geschiedenis) een zekere naam hebben gekregen. Men mag aannemen dat hun predikantswerk tot zegen is geweest. Van verscheidene genoemden las ik in hun levensbeschrijving dat zij trouw, met ijver en toewijding tot het laatste toe hebben gewerkt.

Is verandering gewenst?

Een verandering na jaren is dus niet per se noodzakelijk. Is zij wel gewenst? Kan het ook te lang duren? We moeten in elk geval af van de gedachte dat een predikant na een aantal jaren beslist van gemeente moet veranderen. Deze gedachte kan voor hemzelf en voor zijn gemeente een obsessie worden. Om daarvan, zo mogelijk , los te komen heb ik (slechts enkele) voorbeelden uit het verleden aangehaald.

Is er toch niet veel voor te zeggen, dat predikanten na verloop van tijd van gemeente kunnen veranderen? En dat een gemeente een andere predikant krijgt? Daar is zeker iets, zo niet veel voor te zeggen. Het traf mij dat Witsius als hoogleraar zelfs aan drie universiteiten heeft gedoceerd. Vijf jaar in Franeker (tevens als predikant), achttien jaar in Utrecht en tien jaar in Leiden, waar hij ook regent van het Statencollege is geweest. In Duitsland komt het ook in deze tijd wel voor dat hoogleraren van de ene universiteit naar de andere verhuizen.

Wat er voor is

Wat betreft overwegingen voor verandering zou ik vooral willen wijzen op de betekenis daarvan voor de geestelijke ontwikkeling van de predikant. Een tweede (of volgende) gemeente kan een ander geestelijk Stempel hebben. Het is heilzaam, dat een predikant daarmee te maken krijgt en er door gevormd wordt. Zelf heb ik in dertien jaar gemeente-werk twee nogal verschillende gemeenten mogen dienen. In beide heb ik met vreugde gewerkt. Tegelijk ben ik dankbaar dat ik ervaring heb opgedaan in gemeenten, die geestelijk gezien niet precies gelijk waren. Heel wat oudere predikanten in onze kerken zullen hetzelfde zeggen.

Daar komt bij dat ieder mens beperkt is. Het kan een voorrecht zijn om in een volgende gemeente opnieuw te mogen beginnen, verrijkt door wat men daarvóór in zijn eerste of tweede gemeente heeft geleerd.

De beperktheid van een predikant ontgaat de gemeente niet. Ook voor haar kan het goed zijn, dat er een andere dominee komt. Deze laat soms weer andere facetten van de heils-boodschap zien, en pakt de dingen in het leven van de gemeente weer wat anders aan. Verandering kan goed zijn. Een predikant kan er innerlijk aan toe zijn, en een gemeente ook. Het is niet verkeerd om dit eerlijk te schrijven. We doen dat echter, nadat we gepro-beerd hebben het Stempel van moeten veranderen (wil men: het must-karakter van een beroep krijgen en aannemen) weg te nemen.

Bij het overwegen van een beroep

In dit licht bezien lijkt het mij goed dat predikanten die een beroep ontvangen, overwegen in hoeverre hun verandering van standplaats voor medebroeders de mogelijkheid opent om ook eens te kunnen veranderen. Het is mijn hartelijke overtuiging dat God het leven van gemeente en van predikanten leidt (hoeveel kleinmenselijks en zelfs zondigs zieh daarin mengt). Dat sluit bij het overwegen van een beroep niet uit, dat men ook het zojuist genoemde aspect erin betrekt.

De lezer zal begrijpen dat het allerminst mijn bedoeling is te zeggen: als een dominee naar een andere gemeente gaat, kan hij voorlopig met oude preken toe. Het is niet on-denkbaar dat men in een tweede (of volgende) gemeente eens een oude preek neemt. Wie zich als predikant daartoe beperkt, remt zijn eigen geestelijke ontwikkeling. Hij stremt - ben ik geneigd te zeggen - het werk van de Geest in zijn leven. Een predikant heeft het voor zijn eigen geestelijk leven en voor zijn eigen geestelijke ontwikkeling nodig om steeds nieuwe preken te maken, ook als hij de zestig is gepasseerd. Dat een predikant in dezelfde gemeente een daar reeds gehouden preek zou leveren, lijkt me ongewenst. Toen ik zelf dat één keer had gedaan, zei een broederouderling dat hij deze uitleg nog nooit had gehoord. Toch meende ik dat hij een aantal jaren tevoren bij dezelfde preek in die gemeente aanwezig was (wellicht niet als ouderling). Er zijn echter ook gemeente-leden die een heel goed geheugen hebben. Er zijn ook gemeenteleden die over een periode van vele jaren bijhouden waarover de eigen predikant of de gastpredikant heeft gepreekt.

Juist toen ik met de voorbereiding van dit artikel bezig was, vertelde een dame mij, dat haar grootmoeder in de plaatselijke Hervormde kerk een dominee beluisterde, die daar veertig jaar stond. In de besloten kring van kinderen en kleinkinderen vertelde ze, dat ze soms de kerk binnenkomend, aan de te zingen verzen kon zien welke (oude) preek die morgen zou worden gehouden. Naam en plaats zijn mij bekend, maar worden uiteraard niet genoemd. Goed om te bedenken hoe sterk het geheugen van sommigen is.

Afgedacht hiervan: steeds nieuwe preken maken! Dat is ook mijn advies als een predikant langere tijd in dezelfde gemeente staat. Juist dan komt het eropaan te laten zien, dat hij zelf niet verslapt of verstart, maar in de diepte en in de breedte groeit. Het is on-waar dat zulks niet mogelijk zou zijn. Van de aan het begin genoemde predikanten zijn preken gepubliceerd, die juist in die ene gemeente zijn ontstaan en gehouden.

Verder lijkt het me nodig dat kerkeraad en gemeente waardering uitspreken (niet over-matig, maar ook niet beneden de maat) voor de ijver, inzet en trouw van de predikant. Als dat gebeurt (er moet uiteraard reden voor zijn), dan is het niet misplaatst om, waar nodig, kritiek uit te brengen of, stimulerend, om meer te vragen dan de predikant in die periode geeft.

Een dominee heeft ook zijn inzinkingen. Het is belangrijk dat ambtsdragers en ook gemeenteleden daarvoor begrip hebben en hem daarop bemoedigend, meelevend, vanuit persoonlijk gebed aanspreken.

Studieweken

Tegenwoordig zijn er kerkeraden, die naar wat in andere kerken in ons land en bijvoor-beeld in Amerika gebeurt, hun predikant per jaar een aantal weken in de gelegenheid stellen om speciaal aan Studie te besteden; ook als dat niet direct voor het afleggen van een doctoraal examen of voor het schrijven dan wel afronden van een proefschrift is. Ik vind dit een waardevol gebaar. Eigenlijk zou iedere dominee per jaar enkele weken hiervoor vrij moeten krijgen, of wel opgespaard over enkele jaren, een aantal maanden. Het lijkt me billijk dat de predikant zijn kerkeraad dan verslag doet van wat hij in die weken heeft gedaan, niet gedetailleerd, maar in hoofdlijnen, zodat de kerkeraad weet dat deze studietijd, deze periode van geestelijke toerusting en verdieping de predikant in zijn dienst aan de gemeente en de kerken ten goede komt. Dat de tijd niet is besteed aan de tuin, noch aan een hobby, noch aan lezingen die in het kornende seizoen buiten de gemeente gehouden moeten worden.

Een vraag

Als er nu bij beiden (predikant en gemeente) het verlangen leeft naar verandering, en er komt geen beroep, wat dan?

Soms denk ik, zouden er in onze kerken niet enkele wijze broeders gevonden kunnen worden, die op dit punt predikant en gemeente behulpzaam kunnen zijn? Bij het stellen van deze vraag laat ik het. Ik heb geen voorstel, geen omlijnd plan. Wel geloof ik dat in bijzondere omstandigheden ook bijzondere wegen bewandeld kunnen worden. Verre-weg het beste is het, dat via het normale beroepingswerk predikanten in een andere gemeente terechtkomen, en de gemeente een andere predikant krijgt. Toch kunnen zich situaties voordoen, waarvan men zegt: Kan hier niet een weg geopend worden, zodat een verandering kan plaatsvinden?

Voorzichtig te werk gaan bij het beroepingswerk

Tenslotte zou ik er nadruk op willen leggen dat kerkeraden toch voorzichtig te werk gaan met predikanten die zij bij het beroepingswerk betrekken. Het minste is wel, dat zij de predikant informeren over wat zij (gaan) doen, ook als de predikant er in dat geval verder buiten valt. Er worden soms verwachtingen gewekt, die niet vervuld worden. De kerke-raad is vrij, maar moet wel bedenken hoe er soms naar een beroep wordt uitgezien. Dat de predikant na (soms intensieve) contacten niets meer hoort en in de krant leest van een tweetal of een beroep, kan pijn doen. Laat men op zijn minst de betrokken predikant(en) mededeling doen van wat de kerkeraad heeft besloten. Of laat men minder ver gaan in het stellen van al te indringende, soms pijnlijk nieuwsgierige vragen. Op dit punt zou meer te zeggen zijn. Ik wil dat nu niet doen.

Tenslotte

In dit verband nog een ding: Er wordt tegenwoordig soms een profielschets gemaakt van de predikant die men zoekt. Naar mijn gedachte is het veel belangrijker een profielschets van de eigen gemeente te maken. Dat kan wel eens veel moeilijker zijn! Over zo’n profielschets kan men met predikanten in de fase van overleg spreken.

Kan het te lang duren? Het hoeft niet. Het kan wel. Dit artikel heeft beide kanten willen belichten. Tegelijk is de vraag opgeworpen of er iets gedaan kan worden, als het te lang duurt. Ik zal de redactievergadering van eind september (ik schrijf dit eind augustus) vragen om mij in de gelegenheid te stellen binnen drie maanden in te gaan op eventuele reacties van kerkeraden, predikanten of gemeenteleden, op dit artikel.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 1991

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's

KAN HET TE LANG DUREN?

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 1991

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's