Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KIJK OP HET AMBT NA VIJFTIG JAAR

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KIJK OP HET AMBT NA VIJFTIG JAAR

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vraag ”Hoe kijk je nu na vijftig jaar tegen het ambt aan?” is persoonlijk gericht en mag dan ook een zeer persoonlijk antwoord ontvangen. De een heeft een andere kijk dan de ander; de ene dominee heeft een andere gang gemaakt door de kerken dan zijn ambtelijke evenoude collega. Er is verschil in gezondheid, zowel van de pastor zelf als van zijn vrouw en eventuele kinderen, in gezinsgrootte, in ontvangen mogelijkheden, in de gemeentelijke situatie. Wat het laatste betgreft: diende je in kleine of grote gemeenten, stond je in het sterk geseculariseerde Westen of op de toch nog meer behoudende Veluwe?

Het antwoord moet compact zijn: de onderdelen zouden gemakkelijk kunnen worden uitgewerkt en diverse opmerkingen zouden in ”memoires” kunnen worden geadstrueerd, maar dit soort boeken is in deze democratische wereld uit de tijd.

Terzake!

Wie verbi divini minister - bekend is ook de andere invulling van v.d.m. nl. visser der mensen - mocht en nog mag zijn, moet zeggen dat hij een veelkleurig ambt bedient. Drie componenten vallen steeds weer op: de zendende Heere Die ons elke dag heel bijzonder roept tot Zijn dienst; dan de onpeilbaar diepe boodschap die we mogen brengen, waar we nooit op uitgekeken of over uitgedacht raken; tenslotte de gevarieerde gemeente waaraan we verbonden zijn en die aan onze herderlijke, ambtelijke zorgen is toevertrouwd. De combinatie van deze drie maakt het ambt tot een inderdaad veelkleurige aangelegenheid. We hebben met alle drie te maken en ze zijn toch feitelijk van elkaar niet los te maken. De Heere riep ons. Het is, zo is mijn ervaring, erg belangrijk dat je roepingsbesef hebt dat je stimuleert en dat het je uit doet houden als het moeilijk is. Maar Hij roept ons om Zijn ontzaglijk rijke boodschap te brengen naar alle kanten en in alle situaties. Dat vraagt een gedegen omgang met dat Woord, een zich ingraven in de Schriften, een thuis raken in de Bijbel en ook in de leer van de kerk. En er is tenslotte de gemeente - het adres van de boodschap van de zendende Heere - die zoveel mogelijkheden en moeilijkheden oplevert; die je doet lachen en huilen; die je in alle schakeringen steeds beter moet leren kennen en waarderen; die je moet vormen en waardoor je gevormd wordt.

Na een halve eeuw dit ambt met vreugde te hebben bediend mag ik het ook een veelzijdig ambt noemen. Er zitten duidelijk vier aspecten of onderdelen aan de ambtelijke arbeid: de prediking, het pastoraat, de catechese en het leiding geven via vergaderingen etc. Die vier aspecten vragen heel veel van iedere predikant. De prediking elke zondag maar weer vraagt veel tijd. Wat ben ik dankbaar Wisse’s advies te hebben opgevolgd: besteed in je eerste ambtelijke jaren heel veel tijd aan je preken. Daar heb je later veel gemak van en zo krijg je een fonds waaruit je putten kunt.

Het pastoraat is een boeiende aangelegenheid en tegelijk een vermoeiende bezigheid, waar we nooit mee klaar zijn. We doen veel mensenkennis op en hebben ook een beetje mensenkennis nodig om dit werk goed te kunnen doen.

De catechese confronteert ons met de jeugd en dat is verrijkend voor iedere pastor. Elke week in het seizoen dezelfde jongeren te ontmoeten legt een band tussen herder en lammeren van de kudde. Het geeft de pastor kijk op wat er leeft en loos is onder de jongeren. Het dwingt hem ook zijn boodschap zo eenvoudig en begrijpelijk mogelijk door te geven en dat is geen geringe opgave. Welke methode men ook hanteert en welke boekjes van wie ook men gebruikt, de catecheet moet het tenslotte zelf doen - het andere is maar hulpmiddel.

En dan het leiding geven en het mede vormen van het beleid via vergaderingen in commissies en besturen, allereerst in de kerkeraad.

Deze vier aspecten maken met elkaar het ambt bijzonder veelzijdig. De afwisseling die dit meebrengt, maakt het ambt van predikant tot een van de mooiste ”beroepen” die er zijn. Er zijn allerlei beroepen die veel minder afwisseling kennen dan het ambt van predikant. De broeders die naar art. 6 de kerken dienen, heb ik nooit benijd. We mogen dankbaar zijn dat er voor speciale arbeid speciale predikanten zijn, maar ze missen, voor zover ik het kan zien, de geweldige afwisseling die het ambt met zich brengt als het voluit wordt bediend.

Het is ook begrijpelijk dat de ene predikant zich meer thuis voelt bij het ene aspect dan bij het andere. De een voelt zich het beste thuis op de preekstoel en de ander begraaft zich in de gemeente en een derde kan niet genoeg krijgen van vergaderen. We zullen moeten strijden tegen onze eenzijdigheden. Doen we dat niet dan vervormen we het ambt en dat komt noch de gemeente noch onszelf ten goede. Overigens is er ook een wederzijdse stimulans met betrekking tot deze onderdelen: het preken vraagt om het pastoraat en het pastoraat dringt tot priesterlijke prediking.

Gelukkig de dominee die alle aspecten van het werk lief heeft gekregen en graag beoefent. Mag ik heel persoonlijk na een halve eeuw zeggen dat ik de God van mijn leven ootmoedig dankbaar ben dat ik me op alle vier gebieden van het ambtelijk werk bijzonder thuis heb gevoeld en dat ik, nu ik geëmeriteerd ben, elke zondag nog preek, ook nog dit jaar weer catechiseer en ook nog vergader, al is het belangrijk minder dan vroe-ger(!), en dat ik het pastoraat bijzonder mis? De omgang met mensen is verrassend, verrijkend, verdiepend!

Maar het ambt van dienaar des Woords is ook een veelvragend ambt. Alle gaven en krachten die men heeft gekregen, moeten worden ingezet en gebruikt om dit ambt naar behoren en in verantwoordelijkheid uit te oefenen. Werkelijk de hele mens wordt gevraagd, althans dat is mijn ervaring. En het beste is niet goed genoeg. Het werk is mooi, maar het vraagt studie, altijd maar door. Graag ging ik met boeren om, want boeren en dominees hebben één ding gemeen: ze zijn beiden nooit klaar!

Het ambt vraagt zeeën van tijd. Dominee ben je nu eenmaal niet van 8 tot 5 uur. En daarmee klaar; de rest van de dag is voor privé- en gezinsgebruik. Al zullen we ook aandacht moeten besteden aan vrouw en gezin, het blijft altijd een geweldige spanning, omdat je altijd dominee bent en daar ook altijd op kunt worden aangesproken. Ik weet dat er in dat opzicht onder jongere collega’s andere opvattingen leven, die voor mijn besef meer in de CAO-sfeer liggen - persoonlijk kan ik dat niet volgen: je bent dominee van de vroege morgen tot de late avond en van de late avond tot de vroege morgen; - afgedacht van het feit dat je ’s nachts uit je bed gebeld kunt worden, ben je in je gedachteleven ’s nachts vaak nog bezig met je werk, met de moeiten en zorgen van gemeenteleden.

Het ambt vraagt ook veel energie: de studie, het pastoraat, het vergaderen en het preken niet het minst. De spanningen die dit mee kan brengen, zijn voor sommigen heel groot, soms te groot en te zwaar. En het ambt vraagt ook veel van huwelijk en gezin. Soms wint de gemeente het van het gezin of moet je vrouw een offer brengen. De collega die een vrouw heeft die zo’n offer niet kan brengen, heeft het dubbel moeilijk en geraakt in gewetensconflict en dat kan hem in de kreukels brengen.

Dan mag ook niet onvermeld blijven op grond van ervaring te zeggen dat het een veel-verzoekingen-in-zich-bergend ambt is. Het is een vrij beroep, dat wel indirect, maar niet direct te controleren is. En dat betekent de verzoeking om te luieren, er de kantjes af te lopen of te doen wat je zelf ligt en waarin je zelf zin hebt, al je aandacht op je liefhebberijen te richten niet als ontspanning, maar feitelijk als plaatsvervanging. Ook de verzoeking om te freewheelen zowel op de preekstoel, als er geen tijd was of genomen is om zich grondig voor te bereiden, maar ook in het catechisatielokaal (waar zullen we het vanavond eens over hebben?) en in de bezoekpraxis in de gemeente: koffiedrinken bij je ”fans” en lastige leden links laten liggen. Dan is er de verzoeking om met het ambt de gevierde man te worden. De preekstoel is de mooiste en de gevaarlijkste plaats ter wereld. Ook op de preekstoel blijft gelden ”hier komt nog vlees en wereld bij”. Het kan je aangrijpen tot in het klokhuis van je hart: breng ik mezelf of schuil ik weg achter het Woord? Zien de mensen allereerst de dominee of zien ze niemand anders dan Jezus alleen?

Er is de verzoeking om mensen te manipuleren, naar je hand te zetten en er is voor zwakkere figuren de verzoeking om gemanipuleerd te worden en aan de leiband te gaan lopen van een ervaren broeder of een ingeleide zuster. Niet minder groot is de verzoeking om verward te raken in vriendschapsstrikken met broeders zodat we het gezag van ons ambt kwijt raken, of ook in geestelijke banden met zusters waar zo gemakkelijk onzuivere elementen insluipen. En levensgroot is ook de verzoeking om de populaire dominee te worden bij de jeugd, je ontdoen van alle ambtelijk gezag - zeg maar Piet - met als gevolg dat het ”tegenover” van het ambt verdwijnt en de jeugd je op je nummer weet te zetten als het haar te pas komt.

Wie het ambt vele jaren heeft bekleed mag dankbaar zijn als hij bewaard is gebleven temidden van al die verzoekingen die het ambtelijke leven soms kunnen overschaduwen, Maar tegelijk moet erbij worden gezegd: het is ook een veelgevend ambt. Met een zekere jaloersheid wordt wel eens opgemerkt: ”ja, maar u bent in de gelegenheid om veel met Gods Woord om te gaan en mijn werk is heel anders en daar heb ik weinig tijd voor”. Inderdaad - het is een voorrecht om bezig te zijn met de Schriften. Dat geeft ons veel. Het kan ons inzicht verdiepen en onze geestelijke bagage vermeerderen. Wat is het een zegen om te mogen preken en wat kan je dat soms veel geven. Inderdaad het kan een cliché worden wanneer de dienstdoende ouderling in de consistorie bidt: ”geef Uw knecht niet alleen een ambtelijke, maar ook een kinderlijke zegen”. Maar je beste geestelijke ogenblikken heb je toch - althans mijn ervaring - op de preekstoel. Gezegend de mannenbroeders die van de preekstoel naar de hemel gingen, zoals mijn eigen vader. Om jaloers op te worden.

Maar wat geeft de omgang met mensen in dit ambt ook veel. Allereerst de ouderlingen met wie je een intensief contact hebt. Persoonlijk heb ik van een paar Bunschoter ouderlingen - mannen van kaliber, zoals ik ze zo graag in elke gemeente vandaag zou zien - ontzettend veel geleerd. Wat hadden die broeders een tact om hun jonge dominee op een bijna onmerkbare manier veel bij te brengen met betrekking tot de geestelijke zaken en het gemeentelijke beleid.

Niet minder ontvang je in de omgang met gemeenteleden, ouderen en jongeren. Wie daar niet van leert en daartegen aanschopt, had nooit dominee moeten worden. Dit veel-gevende ambt verbindt je eens te meer aan je Zender en aan Zijn kinderen; het verdiept je leven en verrijkt je gezichtskring.

Er zit nog een andere kant aan de gestelde vraag. Is het vandaag anders dan vijftig jaar geleden?

Het is onmiskenbaar waar: de wereld is in deze halve eeuw anders geworden; de tijd en het tijdsklimaat is anders; de kerken zijn anders geworden en de mensen zijn anders geworden. In dit korte artikel is geen gelegenheid om dat breed te onderbouwen. Feit is dat de Tweede Wereldoorlog een diepe insnijding heeft gebracht in het maatschappelijke, politieke en kerkelijke leven. De secularisatie heeft toegeslagen, ook in onze kreingen. Er hebben zich in onze gemeenten allerlei verschuivingen voorgedaan, die misschien wel verklaarbaar zijn, maar die het ambtelijke leven er niet gemakkelijker op gemaakt hebben. Het democratiseringsproces is voortgeschreden en heeft geen halt gehouden bij onze kerkdeuren en consistoriekamers. Dat betekent dat we tegen deze achtgergrond vandaag ons ambt moeten bedienen.

Het is er inderdaad niet gemakkelijker op geworden om dominee te zijn in deze tijd en in deze kerken. Vroeger had men gegeven het ambt een haast natuurlijk gezag. Dat is grotendeels voorbij - men moet zich nu waar maken en laten zien wat men kan. Het gevaar is daarbij veel groter dan vroeger dat men zich laat vervormen door de luidst sprekende gemeenteleden en dat men zich aanpast bij wat de meerderheid wil. Men wordt dan meer de loopjongen van de gemeente dan haar herder.

De afstand tussen dominee en gemeenteleden is in deze halve eeuw verkleind. Daar zitten vele voordelen aan. De jeugd is anders geworden: opener, directer, soms ook agressiever. Dat alles met elkaar maakt dat je na vijftig jaar er anders tegenaan kijkt dan toen je begon, met in je hoofd nog het vooroorlogs patroon, zoals je dat thuis had opgemerkt in de pastorie.

De mens van nu heeft geen wezenlijk andere boodschap nodig en het ambt is niet principieel veranderd. Maar het moet wel bediend worden tegen de met enkele grove lijnen geschetste achtergrond. En dat vraagt overleg, voorzichtigheid en verhoogde verantwoordelijkheid. Ons ambtswerk moet verricht worden aan en landen bij de chr. geref. mens van vandaag. Bijzonder belangrijk dat je op de hoogte blijft van wat er in je tijd aan de orde is en je meegroeit - niet om je aan te passen aan de tijdgeest, ook in de kerk maar wel om niet wereld- en levensvreemd te worden zodat je bekeken en getaxeerd wordt als iemand van een andere planeet, die een andere taal spreekt.

Tenslotte - ik hoor in de vraag ook meeklinken: hoe heb je in een halve eeuw je werk kunnen doen?

Dan zal iedere predikant moeten belijden: het is Israëls God Die krachten heeft en geeft. Wat zijn we zonder Hem? Hem alleen alle lof en eer. Als we alles gedaan hebben, wat we moesten doen, zijn we nog maar onnutte dienstkrechten.

Niettemin is het wel belangrijk om onze verantwoordelijkheid te betrachten in het kader van de mogelijkheden, die de Heere ons gaf.

Daartoe behoort dat we ons goed rekenschap moeten geven van het werk, dat we moeten doen en kunnen doen. Werk systematisch in alles, is mijn advies op grond van ervaring. Het is niet juist als je ’s morgens na het wakker worden nog moet overleggen: wat zal ik vandaag eens gaan doen of waar ga ik vandaag naar toe? Plan het werk, ook de bezoeken. Probeer zoveel mogelijk orde te hebben in de bezoeken. Ik weet: bezoeken aan gemeenteleden, de ouderen voorop - die uit zitten te kijken naar een bezoekje - is een mer à boire: je dreigt erin te verdrinken, zeker in een grote gemeente. Daarom een juiste afweging van bezoeken. Persoonlijk heb ik altijd veel voordeel en gemak gehad van de onderscheiding tussen het noodzakelijke, het wenselijke en het nuttige. Het noodzakelijke eerst en voor alles - tot dat noodzakelijke behoort zowel de voorbereiding voor de preek als het rouwbezoek - en daarna het wenselijke: bezoeken en contacten, die de band versterken, die dreigt te verslappen, maar ook het kennis nemen van boeken, die de ambtelijke arbeid belichten of ten goede komen. En dan het nuttige, dat ik vaak reserveerde na het catechisatieseizoen: contacten leggen en verdiepen; hier en daar eens binnenwippen, waar je anders niet aan toekomt. Er is zoveel dat niet nader aangeduid hoeft te worden. Het is belangrijk dat de gemeente weet hoe je werkt en inzonderheid de kerkeraad aan wie een dominee verantwoording schuldig is en die hem ter verantwoording kan roepen met betrekking tot zijn werk, hetgeen m.i. te weinig gebeurt.

Samenvattend: na een halve eeuw zeg ik van het ambt van dienaar des Woords: het is het mooiste en het moeilijkste werk dat er is; maar ik behoef me na zoveel jaar geen fractie van een seconde te bedenken als me gevraagd zou worden: wat zou je graag willen worden als je weer moest kiezen? Dan blijft het onvoorwaardelijk: dienaar van dat Goddelijke Woord.

De laatste jaren ga ik wijlen Kremer begrijpen, m’n Apeldoornse voorganger, die me wel eens zei: als je er een beetje zicht op krijgt voor je zelf, ben je aan het eind. Inderdaad, onze ambtstijd en onze levenstijd is beperkt, hoe heerlijk het ook is lang bezig te mogen zijn in dit werk, waarvan ik van harte zeg - als predikant met een nog diepere laag dan een niet bijzondere ambtsdrager - Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten!

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1990

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's

KIJK OP HET AMBT NA VIJFTIG JAAR

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 1990

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's