F. VERHOUDING TOT ANDERE KERKEN
Eenheid van de gereformeerde belijders in Nederland en de correspondentie met buitenlandse kerken
De synode besloot
a. deputaten op te dragen zich te bezinnen op de vraag welke ruimte voor verscheidenheid er in een kerk van gereformeerde belijdenis mag en kan zijn;
b. deputaten op te dragen om, daarbij geadviseerd door de hoogleraar kerkrecht, zich te bezinnen op de redactie van bijlage 8 K.O., waarbij de zaken, zoals die in de instructie van de particuliere synode van het Noorden aan de orde worden gesteld, en de opmerkingen dienaangaande van de commissie worden betrokken en daarover voorstellen te doen aan de eerstkomende generale synode.
1. Nederlands Gereformeerde Kerken
De synode
constaterende
1. dat er met betrekking tot de zaken genoemd in de Gemeenschappelijke Verklaring ten aanzien van de toeëigening des heils, - ondanks intensieve gesprekken in een broederlijke sfeer - verschillen gebleven zijn;
2. dat er daarnaast vragen zijn gerezen ten aanzien van het functioneren van het Akkoord van kerkelijk samenleven;
van oordeel
1. dat in de gebleven verschillen tot uiting komt, dat in de Nederlands Gereformeerde Kerken met betrekking tot de toeëigening van het heil geen recht gedaan wordt aan wezenlijke elementen uit de belijdenis der kerken;
2. dat deze verschillen daarom een belemmering vormen om op dit moment stappen te doen naar een vereniging van beide kerken;
3. dat de gerezen vragen ten aanzien van het functioneren van het Akkoord om een nadere bespreking vragen;
sprak uit
1. dat de geconstateerde verschillen, alsook de vragen met betrekking tot het functioneren van het Akkoord geen belemmering mogen zijn om te erkennen dat de Nederlands Gereformeerde Kerken zich in alles willen stellen op de grondslag van en begeren te leven naar de gereformeerde belijdenis;
2. dat de verschillen vanwege hun ernstige aard wel aanleiding moeten zijn tot bezinning en gesprek, opdat zo belemmeringen voor de kerkelijke eenheid uit de weg geruimd worden;
3. dat in deze bezinning en dit gesprek de vragen met betrekking tot het Akkoord nu ook uitvoeriger betrokken dienen te worden;
4. dat dit alles erop gericht zal zijn, dat de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Nederlands Gereformeerde Kerken elkaar - waar nodig door onderling broederlijk vermaan - zullen helpen om waarlijk gereformeerde kerken te zijn, in het handhaven en beleven van de belijdenis en in de kerkregering, ten einde zo gestalte te geven aan de roeping te blijven zoeken naar wegen tot kerkelijke eenheid;
en besloot aan deputaten op te dragen
1. na te gaan (mede aan de hand van het deputatenrapport en de bespreking daarvan ter synode) welke zaken in het kader van het boven sub 2 en 3 genoemde aan de orde moeten komen, en deze te bespreken met de Nederlands Gereformeerde commissie;
2. de daarbij overblijvende of aan het licht komende verschillen zoveel als mogelijk is te formuleren op een wijze waarin ook de commissie van de Nederlands Gereformeerde Kerken het standpunt van die kerken kan herkennen,
3. zich nader te bezinnen op de vraag hoe ernstig de verschillen zijn - onder meer in het licht van de uitspraken van vorige synoden - teneinde de generale synode van 1992 te kunnen dienen met een gefundeerd antwoord op de vraag of en in hoeverre de besproken zaken het voortgaan op de weg naar verdere eenheid blijvend belemmeren;
4. de brieven van de samenwerkende kerken van Almere, Lelystad en Nieuwegein te beantwoorden;
5. zich blijvend op de hoogte te stellen van het verloop van de contacten in die kerken, waar het tot een nauwer samenleven met de Nederlands Gereformeerde Kerken is gekomen;
en besloot voorts
6. de brief van de Landelijke Vergadering van de Nederlands Gereformeerde Kerken te beantwoorden en haar tevens te verzoeken, haar commissie een opdracht te geven ten opzichte van de deputaten van de Christelijke Gereformeerde Kerken die overeenkomt met de opdracht die de synode aan deputaten Eenheid geeft.
2. Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt)
De synode
overwegende
1. dat uit het rapport van deputaten Vertegenwoordiging blijkt, dat in hun samensprekingen met de deputaten van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) verschillen met betrekking tot de toeëigening des heils en de plaats van het werk van de Heilige Geest in de prediking naar voren zijn gekomen, waarover het gesprek zou moeten worden voortgezet;
2. dat het onjuist zou zijn om op grond van een verzoek van deputaten van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) en ten overstaan van hen een taxatie te geven van de ontwikkelingen in de Nederlands Gereformeerde Kerken;
3. dat een ingaan op de wens van deputaten van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) om de samenspreking te laten voortzetten door een apart deputaatschap principieel onjuist zou zijn en praktisch op ernstige bezwaren zou stuiten;
sprak uit
1. dat deputaten Vertegenwoordiging terecht het gesprek met de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) zijn aangegaan;
2. dat de geconstateerde verschillen geen belemmering mogen zijn om te erkennen dat de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) zich in alles willen stellen op de grondslag van en begeren te leven naar de gereformeerde belijdenis;
3. dat de verschillen van zo ernstige aard zijn dat het gesprek erover moet worden voortgezet, opdat zo belemmeringen voor de kerkelijke eenheid uit de weg geruimd worden,
4. dat dit gesprek erop gericht zal zijn, dat de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) elkaar - waar nodig door broederlijk vermaan - zullen helpen om waarlijk gereformeerde kerken te zijn, in het handhaven en beleven van de belijdenis en in de kerkregering, ten einde zo gestalte te geven aan de roeping te zoeken naar wegen tot kerkelijke eenheid;
5. dat het voeren van dit gesprek principieel gezien tot de taak van deputaten Eenheid behoort,
besloot aan deputaten Eenheid op te dragen
1. de door deputaten Vertegenwoordiging begonnen samensprekingen met deputaten van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) voort te zetten in de geest van de onder 1 tot en met 5 genoemde uitspraken;
2. in de samensprekingen mede aan de orde te stellen de zaken, die tot nog toe in de gehouden samensprekingen niet of niet afdoende besproken zijn;
en besloot voorts de brief van de generale synode van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) te beantwoorden.
3. Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk
De synode
constaterende
1. dat in de samensprekingen met het Hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond de belijdenis aangaande de kerk (Nederlandse Geloofsbelijdenis artikelen 27 tot en met 29) nog geen onderwerp van gesprek is geweest;
2. dat er in feite geen Gereformeerde Bonds-gemeenten bestaan - wel Nederlandse Hervormde gemeenten van Gereformeerde Bonds-signatuur;
3. dat het voor de visie op de kerk, zoals die kenmerkend is voor de Gereformeerde Bond, tot nu toe wezenlijk is te blijven binnen het geheel van de Nederlandse Hervormde Kerk;
overwegende
1. dat het goed is dat er contacten zijn en blijven met een groepering waarmee velen in de Nederlandse Hervormde Kerk zich verbonden weten en die ons in velerlei opzicht ook heel na staat;
2. dat het feit dat er zo’n grote mate van overeenstemming gebleken is niet wegneemt dat ook in de huidige situatie de belijdenis aangaande de kerk (artikelen 27 - 29 N.G.B.) de leidraad zal moeten zijn van ons kerkelijk handelen.
voorts constaterende
dat de belijdenis aangaande de kerk precies hèt struikelblok is op weg naar een toenadering tot de gereformeerde belijders in de Nederlandse Hervormde Kerk;
sprak uit
dat kanselruil met gemeenten van Gereformeerde Bonds-signatuur thans niet mogelijk is;
besloot deputaten op te dragen
1. de contacten met het Hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond zo intensief mogelijk voort te zetten;
2. daarin de belijdenis aangaande de kerk met nadruk aan de orde te stellen,
3. zich opnieuw te bezinnen op de vraag of en hoe contacten met groeperingen die zich in alles willen stellen op de grondslag van en begeren te leven naar de gereformeerde belijdenis - zoals de Gereformeerde Bond - dienstbaar kunnen zijn aan het streven naar kerkelijke eenheid, zoals bedoeld in de instructie van deputaten.
4. Buitenlandse kerken
De synode besloot
1. deputaten op te dragen met erkenning van het goede in de Christian Reformed Church in North America, de gesignaleerde zorgwekkende ontwikkelingen in deze kerk in het contact met vertegenwoordigers van de Christian Reformed Church in North America aan de orde te stellen en die zo mogelijk grondig te bespreken;
2. deputaten te machtigen verder te onderzoeken of er een officiële vorm van contact kan bestaan tussen de Orthodox Presbyterian Church en onze kerken,
3. correspondentie aan te gaan met de Dutch Reformed Church of Botswana en deputaten op te dragen deze kerk hiervan in kennis te stellen,
4. deputaten te machtigen verder te onderzoeken of er een officiële vorm van contact kan bestaan tussen de Reformed Church in Japan en onze kerken;
5. deputaten te machtigen verder te onderzoeken of er een officiële vorm van contact kan bestaan tussen de Dutch Reformed Church of Sri Lanka en onze kerken;
6. deputaten op te dragen de contacten met de Reformed Churches of New Zealand voort te zetten en zo mogelijk te intensiveren en daarbij zorgvuldig aandacht te geven aan de voorstellen die door de synode van die kerken aan ons gedaan zijn.
5. Gereformeerde Oecumenische Synode (G.O.S.) /
Gereformeerde Oecumenische Raad (G.O.R.)
De synode
constaterende
1. dat de G.O.S. geweigerd heeft om uit te spreken dat het lidmaatschap van de Gereformeerde Kerken in Nederland onverenigbaar is geworden met de grondslag van de G.O.S. en daarom beëindigd dient te worden, terwijl de Gereformeerde Kerken in Nederland hebben doen blijken, dat zij niet van de door hen ingeslagen weg willen terugkeren en zich evenmin vrijwillig uit de G.O.S. willen terugtrekken;
2. dat de G.O.S. geweigerd heeft uit te spreken, dat het lidmaatschap van de G.O.S. en het lidmaatschap van de Wereldraad van Kerken niet met elkaar te verenigen zijn;
overwegende dat de G.O.S. hierdoor van haar eigen grondslag is afgeweken;
sprak uit
dat de delegatie van onze kerken naar de G.O.S. 1988 te Harare, daartoe gemachtigd door de deputaten voor correspondentie met de buitenlandse kerken, terecht heeft besloten om het lidmaatschap van de Christelijke Gereformeerde Kerken in de G.O.S. op te schorten;
en besloot
1. overeenkomstig het door de generale synode van 1986 beslotene, met gevoelens van droefheid en teleurstelling het lidmaatschap van de Christelijke Gereformeerde Kerken in de Gereformeerde Oecumenische Raad met onmiddellijke ingang te beëindigen;
2. de bijdrage voor 1989, zoals die door de G.O.S. is vastgesteld in 1988, alsnog over te maken;
3. de Gereformeerde Oecumenische Raad hiervan in kennis te stellen.
6. International Conference of Reformed Churches
De synode besloot deputaten op te dragen in de komende periode nauw contact te onderhouden met lidkerken van de ICRC, alsook met kerken die als waarnemers bij de ICRC betrokken zijn en eveneens met het Interim Committee van deze organisatie, ten einde aan de generale synode van 1992 een welgefundeerd advies te kunnen uitbrengen ten aanzien van een eventueel aanvragen van het lidmaatschap van de ICRC.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1990
Ambtelijk Contact | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1990
Ambtelijk Contact | 24 Pagina's