KANTTEKENINGEN BIJ EEN BELANGRIJKE BROCHURE *)
Er vormen zich groepen
„Verder in vertrouwen”.
De redactie van „Ambtelijk Contact” besloot, dat deze brochure besproken zou worden in twee artikelen, die niet van dezelfde hand zijn. Het gaat nu speciaal over het eerste gedeelte (blz. 3-13).
Vijfentwintig leden van onze kerken, die op één na allen predikanten zijn, hebben zich in de Adventstijd van het jaar 1985 met „Verder in vertrouwen” gewend tot ieder die zich betrokken weet bij het heil van de Christelijke Gereformeerde Kerken. Achter de brochure staat de Studie-en bezinningsgroep van Chr.Geref. predikanten en theologen, ook wel genoemd de „Amersfoortse groep”.
In 1984 ontvingen we van een andere groep de brochure „Bezinning op de Prediking”. Daarvoor tekende de Christelijke Gereformeerde Predikanten-studiekring „Calvijn”.
Het is algemeen bekend, dat er al jaren een groep predikanten is, die met enkele broeders uit Alphen aan den Rijn de redactie vormt van het blad „Bewaar het Pand”.
Wat moeten we van deze ontwikkeling denken?
Op zichzelf is het niet verontrustend, dat er onder ambtsdragers verschil van opvatting is. Dat blijkt uit de gedachtenwisseling op elke kerkelijke vergadering - van kerkeraad tot synode toe. Er is zelfs een verscheidenheid die binnen de eenheid van de kerk als verrijkend gezien mag worden. Eenheid is geen eentonigheid. We kunnen één zijn in geloof, hoop en liefde, zonder het op alle punten met elkaar ééns te zijn.
Juist daarom is het van grote waarde, dat de kerk een belijdenis heeft, die als een formulier van eenheid functioneert. Op die gemeenschappelijke belijdenis kunnen en willen we dan ook aangesproken worden.
Maar ik zou niet graag willen, dat we elkaar bovendien nog zouden gaan beschouwen en behandelen als leden van een bepaalde groep. Als de groepen die zich gevormd hebben, zich gaan profileren - zo wordt dat soms genoemd - is het gevaar groot dat ze zich tegenover elkaar opstellen, terwijl we ertoe geroepen worden samen op te trekken. De polarisatie - ook al zo’n term en zo’n verschijnsel van deze tijd -dringt in de kerken door. Wij worden in het Nieuwe Testament ernstig gewaarschuwd. Er ontstonden in Korinte partijen. Ze groepeerden zich daar om personen en de eenheid van de gemeente leed schade. In naam van Christus laat de apostel Paulus de vermaning horen: Weest allen eenstemmig en laten er geen scheuringen onder u zijn; weest vast aaneengesloten, één van zin en één van gevoelen (1 Kor. 1 : 10).
Het zou te wensen zijn, dat alle groepen bereid waren zich op te heffen terwille van de kerkelijke eenheid. De studie en bezinning, die nodig is, zou binnen de Vereniging van Christelijke Gereformeerde predikanten plaats kunnen hebben. Waarom zou het niet mogelijk zijn om naast de jaarlijkse conferentie kleinere regionale samenkomsten te beleggen.
De broeders die deel uitmaken van de Amersfoortse groep hadden misschien niet verwacht, dat dit de eerste kritische kanttekening zou zijn die in „Ambtelijk Contact” bij de verschijning van hun brochure geplaatst zou worden. Maar de ondertitel van „Verder in vertrouw/en” zegt al, dat zij een bijdrage wilden leveren aan een gesprek over de situatie in onze kerken anno Domini 1985. Zij stellen ook prijs op een reactie in ons maandblad.
Als ik in het gesprek iets zeggen mag, meen ik eerst deze opmerkingen te moeten maken, die niet alleen op één groep betrekking hebben. Juist als ons het heil van de kerken ter harte gaat, baart de huidige situatie ons veel zorg.
Wij moeten alles vermijden wat een oorzaak van verwijdering kan zijn. Als groepen predikanten geschriften publiceren waarin een apart standpunt wordt ingenomen en verdedigd, is dat een riskant bedrijf. Wat niet als positiekeuze bedoeld is (blz. 24), heeft daar toch veel van weg.
Maar men kan zich toch gedrongen voelen om te spreken? Iemand kan het besef hebben, dat de nood hem is opgelegd.
Dan zou het nog beter zijn, wanneer niet vier of tien of vijfentwintig stemmen zich tegelijk lieten horen. Het kan ook anders.
Wat zegt de titel?
Vertrouwen moet er zijn! Tegenover vertrouwen staat wantrouwen of althans gebrek aan vertrouwen. Als één ding funest is voor de onderlinge verhoudingen in de kerk, dan is dat dit, dat het vertrouwen ontbreekt.
Het is volkomen juist, dat het beslissend is, dat we elkaar aanvaarden en vertrouwen als staande op de grondslag van Schrift en belijdenis (blz. 13).
Als ik mij niet vergis, heeft het woord „verder” een eigen accent. De studie en bezinning binnen dezelfde groep theologen leidde in 1984 tot de publikatie van de bundel opstellen over samenleven in kerk en wereld „De Geest schrijft wegen in de tijd”. In het woord vooraf staat: „De huidige situatie is immers in vele opzichten geheel anders dan vroegere. Oude antwoorden zouden daarom wel eens géén antwoorden meer kunnen zijn.”
Als het over de aanleiding tot het schrijven van „Verder in vertrouwen” gaat, wordt melding gemaakt van de bekende brief van de broeders Boersma, Koole en anderen.
Met de inhoud daarvan wordt van harte ingestemd.
Maar er is behoefte aan een verdere analyse om de oorzaken van de veranderde situatie op het spoor te komen. In de brochure wordt daartoe een poging ondernomen.
Onder het opschrift „Wij moeten verder” lezen we: „We zijn ervan overtuigd, dat we verder zullen moeten in het doordenken van de ontwikkelingen van onze tijd”. Dat moet vanuit Schrift en belijdenis gebeuren.
De Schrift is de Bron waaruit wij leven. Dat brengt een erkenning van de betekenis van de belijdenis met zich mee. Dat is het uitgangspunt.
Tijd en situatie maken het nodig verder te gaan. In welke richting?
De belijdenis
Er staan passages in de brochure die niet alleen vertrouwd klinken, maar die ook het onderlinge vertrouwen kunnen versterken, zoals deze zin: „Wie uitsluitend pleit voor meer ruimte zonder te vragen naar de verbondenheid met de gereformeerde belijdenis, versterkt alleen het proces van de vervreemding” (blz. 11).
Maar in de volgende alinea treffen we uitspraken over de belijdenis aan die bedenkingen oproepen.
Om niet te verstarren tot een samenvatting van dogmatische waarheden moet de belijdenis verstaan worden als heenwijzing naar het Woord van God. Zij moet verstaan worden als een open venster op de Schrift.
Hier wordt aan de betekenis van de belijdenis te kort gedaan. Volgens de gereformeerde visie is zij een weergave van de leer van de Heilige Schrift. Geen volledige of volmaakte weergave, maar wel een betrouwbare weergave of samenvatting.
Het woord „heenwijzing” komt uit een andere sfeer en ik betwijfel, of dat de sfeer van de gereformeerde leer is.
„Een open venster op de Schrift”? Dat is de belijdenis ook wel, maar als het daarbij blijft, verliest zij haar unieke plaats. Kan en moet de prediking ook niet zo’n open venster zijn, waardoor wij zicht krijgen op de Schrift? Geldt dat ook niet van een commentaar die ons de perspectieven van de Schrift laat zien? Met het begrip „open venster” kunnen wij het gezag van de belijdenis niet tot zijn recht laten komen.
Er is nog iets. In dit gedeelte van de brochure valt het ons op, dat sterk gepleit wordt voor een actueel belijdend spreken.
Eerst een citaat: „Als deelhebbend aan de beweging van Gods Woord naar ons toe deelt zij dan ook in de actualiteit van het Woord, en leidt zij heen naar een actueel belijdend spreken.” Dan de toelichting, die niet overbodig is: God gaat ook in onze tijd voort met zijn levend Woord mensen aan te spreken. „Daarom mogen wij niet volstaan met het enkel herhalen van de woorden en inzichten van vorige geslachten.”
In het algemeen is dat laatste zeker niet onwaar. Maar hier betreft het de belijdenis. Staat de inhoud van de belijdenis gelijk met de woorden en inzichten van vorige geslachten? Karl Barth kon dat zo zeggen, de Nederlandse Hervormde Kerk spreekt over de belijdenis der vaderen en in de Gereformeerde Kerken gaat het officieel om het belijden der kerk, dat het voorgeslacht tot uitdrukking heeft gebracht in de belijdenisgeschriften.
Maar hadden de schrijvers bij de uitdrukking „de woorden en inzichten van vorige geslachten” het oog op de belijdenis van onze kerken? Hoogstwaarschijnlijk wel. Immers op de volgende bladzijde keert dezelfde gedachte terug: „Anderzijds is het enkel voor anker gaan bij de woorden en de formuleringen van onze vaderen onmogelijk”. Dan volgt een in dit verband misplaatste verwijzing naar de tekst op het titelblad van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.
Te noteren valt ook de terminologie „religie der belijdenis”, waarvan ieder kan weten, dat ze verschillend kan worden geïnterpreteerd en daarom geen bijdrage is aan de duidelijkheid.
Hoewel er sprake is van gebondenheid aan en verbondenheid met de geformuleerde belijdenis, wordt door het pleidooi voor een actueel belijdend spreken en door de stelling, dat het enkel voor anker gaan bij de woorden en de formuleringen van onze vaderen onmogelijk is, het accent verlegd.
Hoe willen de broeders van de Studie- en bezinningsgroep nu verder?
We vinden wellicht een aanwijzing in dat gedeelte waarin de Theologische Verklaring van Barmen (1934) genoemd wordt.
Juist „Barmen” is voor velen een eminent voorbeeld van actueel belijden. Als het dat ook is voor de broeders, is het dan volgens hen te verwachten, dat het in de kerken binnenkort op een dergelijke wijze tot een actueel belijden zal komen? Is dat volgens hen telkens weer nodig?
In de strijd tegen de „Duitse Christenen” stond in 1934 de identiteit van de kerk op het spel. Het blijft de verdienste van Barth, dat hij dat scherp gezien heeft en dat hij anderen daar de ogen voor geopend heeft.
In de brochure wordt echter niet aannemelijk gemaakt, dat de problemen waarmee wij in onze tijd in aanraking komen, de kerk tot een vergelijkbaar actueel belijdend spreken moeten brengen.
Met alle respect voor de synode van Barmen, die in 1934 de bekende theologische verklaring aanvaardde, wil ik toch wat afdingen op de gedachte, dat „Barmen” en de Nederlandse Geloofsbelijdenis vrij dicht bij elkaar staan. We moeten niet vergeten, wat Barth die de verklaring ontwierp, ermee bedoeld heeft. Hij zag algemene openbaring en natuurlijke theologie in één lijn en viel ook scherp uit tegen artikel 2 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis. Er is een relatie tussen de stellingen van Barmen en de theologie van Barth.
Onze tijd, onze cultuur en onze opdracht
Wij moeten zoeken naar een manier waarop we vanuit Schrift en belijdenis, waaraan we ons gebonden weten, eerlijk op de vragen van vandaag kunnen ingaan.
Dat heeft niets te maken, lezen we, met het als uitgangspunt nemen van de moderne mens of de eigen tijd, maar alles met het niet hinderen van Gods Woord als het zijn werk wil doen: ingaan in concrete mensenlevens (blz. 12).
Toch heeft het verder gaan in vertrouwen zeker ook de veranderingen in onze cultuur als achtergrond. Daarom wordt daar een beschouwing aan gewijd.
De veranderingen doen zich voor in een cultuur die nihilistische trekken vertoont. We vinden er een onbeperkt vertrouwen in de menselijke mogelijkheden, waarbij alles wat kan, schijnbaar geoorloofd is. Tegelijk zijn er diepe gevoelens van wanhoop en angst.
Er is geen reden om het anders voor te stellen. Wel kan men zich afvragen, of het behalve over het nihilisme ook niet over het relativisme had moeten gaan, dat eigenlijk nog gevaarlijker is, omdat lang niet iedereen doorziet dat het de weg baant voor het nihilisme. Juist het relativisme werkt ook in de kerken door.
De ethische vragen die op ons afkomen, zijn dringender geworden, nu er een snelle vooruitgang is in de wetenschap en de techniek. We worden voor zeer fundamentele vragen geplaatst. De voorbeelden die hierbij gegeven worden, zijn de problemen van abortus en euthanasie, de problematiek van de kernbewapening en van de oorlog als zodanig en de werkloosheid en de versnelde automatisering met de vraag naar de zin van de arbeid.
De weg die gewezen wordt, is die van vergaande bezinning en van een actueel belijdend spreken.
Hier heb ik iets gemist. De bezinning is al begonnen. We hebben - om maar iets te noemen - een deputaatschap gehad voor kerk en samenleving. Er verscheen een rapport „Christelijke verantwoordelijkheid in de samenleving”, waarvoor onze synode in 1980 grote waardering had. Het is afzonderlijk uitgegeven en de tekst is ook te vinden in „Ambtelijk Contact” (maart 1980).
Waarom zouden de schrijvers van „Verder in vertrouwen” niet in die richting verder gaan?
*) Verder in vertrouwen (correspondentie-adressen ds. G.L. Bom en ds. K.T. de Jonge), te bestellen op giro 44.12.531 van „Studie- en bezinningsgroep van Chr. Geref. predikanten en theologen” te ’s-Gravenmoer. Prijs f. 2,75 per exemplaar, bij grotere aantallen minder.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1986
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1986
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's