DE RONDVRAAG NAAR ARTIKEL 41 K.O.
Op iedere vergadering van de classis wordt als agendapunt vermeld: Rondvraag naar artikel 41 K.O. of ook wel Rapport artikel 41 K.O.
Artikel 41 gaat over de vergadering van de classis. Wie daar vertegenwoordigd zijn, hoe het voorzitterschap geregeld moet worden, wat de taak is van de classis. De zinsnede waar het ons nu om gaat beschrijft een deel van de taak van de classis. Die zin luidt: „Verder wordt door de praeses onder meer aan de afgevaardigden gevraagd, of zij in hun kerken hun kerkeraadsvergaderingen houden, of de kerkelijke tucht wordt geoefend, of de armen verzorgd worden en of er iets is, waarin zij het oordeel en de hulp van de classis voor hun kerk behoeven”.
In onze classicale vergaderingen is het gewoonte, dat de afgevaardigde ouderling een door de scriba van zijn kerk opgesteld en door de kerkeraad goedgekeurd verslag voorleest. In dat verslag zijn de voornaamste zaken van het leven van de gemeente opgenomen. Met beleefde aandacht wordt het verslag aangehoord door de broeders afgevaardigden en, meestal zonder dat er nadere vragen worden gesteld, overhandigd aan de scriba van de classis om bewaard te worden. Naar mate het aantal gemeenten in een classis groter is, duurt de voorlezing van deze verslagen langer. Hier dreigt het grote gevaar van saaiheid en verveling en gebrek aan interesse. De rondvraag naar art. 41 K.O. is niet het meest boeiende agendapunt. Bovendien gaat men niet graag in op de zaken van een andere gemeente uit vrees een lastige bemoeial gevonden te worden en de voortgang van de vergadering der classis te belemmeren.
Het is alleszins de moeite waard om daartegen het een en ander in te brengen. Immers het kan niet de bedoeling van onze vaderen geweest zijn de classicale vergaderingen te belasten met administratieve rompslomp en weinig belangwekkende zaken.
Het is juist hun bedoeling geweest, dat ieder die in eigen gemeente op een beperkt gebied werkt, zich op regelmatige tijden kan bemoedigen en gestimuleerd worden door de liefde en de hulp van zijn broeders in de classis.
In alle tijden en situaties is de hulp en de steun van de gezamenlijke ambtsdragers in de kerkelijke vergadering een belangrijke kracht voor de plaatselijke gemeente om opgewassen te zijn tegen eventuele plaatselijke moeilijkheden.
We hebben elkaar nodig om gehoorzaam te blijven aan het Woord van God.
Het geweld van de aanpassing aan plaatselijke toestanden en gewoonten en tradities kan de kerk afbrengen van het spoor der broederschap en gehoorzaamheid. Daarom is het elkaar op de hoogte brengen van de situatie in de plaatselijke gemeente een dringende eis. Vervolgens is het zo, dat bij de uitvoering van de taak van de kerk we elkaar kunnen helpen met ideeën en het zoeken van nieuwe wegen. De dynamiek van de kerk blijft door de rondvraag naar artikel 41 in de goede banen. We brengen aan elkaar over tot onderlinge opbouw wat we in onze plaatselijke kerken doen. We rekenen daarbij op de warme belangstelling der broeders en ook op hun kritische opmerkingen. Zo worden we opgescherpt in de liefde en gestimuleerd onze taak met ijver te doen.
Een vleugje geschiedenis
Kan de rondvraag naar artikel 41 K.O. terugzien op een lange historie?
Die vraag kan bevestigend beantwoord worden. Al in de Artikelen van Wezel (1568) wordt deze rondvraag genoemd en vanaf Wezel opgenomen in de kerkorden van de zich vormende jonge gereformeerde kerk in de Nederlanden.
Daarbij valt op dat in ons huidig artikel ontbreekt wat er toen wel was. Je proeft de dynamiek van een jonge kerk, die sterk in opbouw is en zich hecht wil organiseren. Het vacuüm, dat ontstaat door het ineenstorten van de strakke roomse hiërarchie, moet niet gevuld worden door de christelijke kerken vrij te laten in hun organisatie, zodat ieder zich op zijn plaats organiseert, zoals het het beste uitkomt. De rechte instelling van een kerk blijkt uit het feit van het vergaderen van de kerkeraad en niet uit het houden van onderonsjes, waarin belangrijke mensen in een stad of dorp hun kerkelijke zaken zelf regelen. In die tijd, waarin zoveel op losse schroeven kwam te staan, was het uitermate belangrijk, dat de jonge zich vormende gereformeerde kerk een scherp inzicht en toezicht had op de plaatselijke gemeente en haar ordening. Wilde er iets terechtkomen van de vrije prediking van Gods Woord en de rechte instelling van de kerk, dan moest men met elkaar en op elkaar kunnen rekenen in de hitte van het gevecht om de religie en de vrijheid. Men moet, het is overdreven gezegd, de kruitdamp van de Tachtigjarige oorlog ruiken in de formulering van ons artikel 41.
Wanneer er spanning en groot gevaar is voor de kerk, is het belangrijk, dat ieder in de kerk staat voor dezelfde zaak. En het is een voornaam deel van de taak van de classis om toezicht te houden op de kerken, die tot haar gebied behoren. Uit de geschiedenis van ons artikel 41 laat zich de conclusie formuleren, dat in de zinsnede die wij nu bespreken de eigenlijke taak van de classis is gelegen. De rondvraag naar artikel 41 is het belangrijkste werk, dat in de classis gebeuren kan. De rondvraag naar artikel 41 is daarom het belangrijkste agendapunt van de classisvergadering. Daaraan ontleent het feit, dat wij classes hebben, haar zin.
Vervolgens is uit de geschiedenis duidelijk, dat de rondvraag naar artikel 41 K.O. staat in het kader van de discipline, de tucht. In de Artikelen van Wezel wordt eerst gesproken van de tucht over ambtsdragers en gemeenteleden. Daarna wordt gehandeld over de tucht, die de gemeenten over elkaar hebben. Wezel stelt, dat er tucht over kerken bestaat. En zelfs, dat de classes ingesteld zijn tot oefening der tucht.
Door ons wordt dat vandaag ook nog aangevoeld, als we erop letten, dat in onze clas-sisvergaderingen die gemeenten worden vrijgesteld van de rondvraag naar artikel 41 K.O., die pas kerkvisitatie gehad hebben. Kerkvisitatie en rondvraag naar artikel 41 K.O. zijn parallel. Wij kennen beide. En de rondvraag naar artikel 41 K.O. èn de kerkvisitatie. Daarbij moet worden aangetekend, dat kerkvisitatie van later datum is en veel minder past bij gereformeerde kerkregering dan de rondvraag naar artikel 41. Men was zeer bedacht om de heerschappij van personen in de kerk tegen te houden. Het is beter om in vergadering bijeen op elkaar toe te zien, dan een soort superintendenten naar lutherse snit naar de gemeenten te laten gaan om visitatie te houden.
Toezicht door de classis
De rondvraag naar artikel 41 K.O. is het toezicht dat de classis houdt op de kerken in haar ressort. Het is wijs om bij dit toezicht op twee dingen te letten. Het eerste is, dat dit toezicht niet onbeperkt is en zich niet willekeurig over alles en nog wat uitstrekt. De classis mag zich niet gedragen als bemoeial. Daarom is de omschrijving van wat de praeses vragen zal heel beperkt gehouden. Hij zal onder meer vragen of er kerkeraads-vergaderingen gehouden worden, of de kerkelijke tucht wordt geoefend en of de armen verzorgd worden. Deze drie worden uitdrukkelijk genoemd. Het zijn natuurlijk wezenlijke punten van het kerk-zijn, maar het zijn er wel weinig. Zo weinig dat er best iets meer gevraagd en meegedeeld kan worden.
Die heel summiere opsomming laat de vrijheid van de plaatselijke kerk in de uitoefening van haar taak en roeping zien. Anderzijds is het een correctie om vooral deze drie punten niet te veronachtzamen. Ik weet uit de praktijk van een heel kleine gemeente, waar tot mijn grote verbazing, slechts eens in de vijf maanden kerkeraadsvergadering werd gehouden. Er was zo weinig te regelen en dat weinige kon wel onder eikaar geregeld worden.
En hoe zeer is vandaag de dag de uitoefening van de kerkelijke tucht niet een probleem, waar menige kerkeraad mee worstelt? Niemand vindt het fijn om daar intensief mee bezig te zijn. Het gezond blijven van het lichaam van Christus kan vragen om handelingen en beslissingen, waartoe een kerkeraad heel moeilijk komt. Het is goed dat in de kring der broeders op de classis de uitoefening van de kerkelijke tucht aan de orde wordt gesteld. We moeten daarom niet afwijzend staan tegenover dit toezicht en in de rondvraag naar artikel 41 K.O. de zaken in de gemeente niet rooskleuriger voorstellen dan ze zijn. Het is mij weieens overkomen, dat ik bij de behandeling van dit agendapunt de gedachte voelde opkomen: als het allemaal waar is, wat hier getuigd wordt, dan staat het er wel heel luisterrijk voor met de kerk en is er niets aan de hand. Maar die gedachte heb ik snel verworpen en er hoeft maar een vraag of een mededeling gedaan te worden en de onschatbare waarde van deze rondvraag blijkt zonneklaar in het samen zoeken en worstelen en elkaar bemoedigen in het leven der kerk van onze dagen.
Dat is het tweede ding, waarop gelet moet worden bij het toezicht van de classis. Dat toezicht geschiedt door de in die classis vertegenwoordigde kerken gezamenlijk. Het is een wederzijds toezicht van de kerken op elkaar.
Het gaat hier dus niet om het toezicht door een hogere instantie, die met een bepaalde macht is bekleed over de verschillende kerken.
Het is niet zonder belang aan deze gesteldheid aandacht te schenken.
In de grond van de zaak is de rondvraag naar artikel 41 K.O. een wederzijdse dienst, die de in de classis samengebrachte kerken aan elkaar bewijzen.
En daarin ligt een belangrijk onderscheid tussen de roomse en lutherse kerkregering enerzijds en de gereformeerde anderzijds.
Van dit toezicht op elkaar gaat vaak ook een preventieve werking uit. Allerlei moeilijkheden kunnen zo voorkomen worden.
Oordeel en hulp
Naast het element van het toezicht bevat de rondvraag naar artikel 41 K.O. het verkrijgen van een oordeel en hulp van de classis. Dat oordeel en die hulp kan van allerlei aard zijn. We kunnen denken aan stoffelijke en financiële hulp. Hulp bij een vacature. Kerkrechtelijke moeilijkheden of andere vragen, waarvoor de pastorale bearbeiding van de gemeente de ambtsdragers plaatst. Het is belangrijk dat door gezamenlijke en rustige bespreking een classis zich een oordeel vormt over een haar voorgelegde kwestie. Dat is dienstig voor de opbouw van de kerk en de eenheid van gevoelen, die in onze verscheidenheid zo nodig is.
Bij onze grote verscheidenheid in gevoelen dreigt het gevaar dat de rondvraag naar artikel 41 K.O. een lege vorm wordt. In het licht van het boven geschrevene komt het hele classicale samenkomen dan aan een zijden draad te hangen. De classis is er niet louter en alleen voor de administratie; ze is er om ons allen, verschillende mensen, tot overeenstemming te brengen en zo onze taak geheel te vervullen.
Het lijkt mij daarom in de praktijk belangrijk, dat de classes niet te groot zijn. Wanneer tien gemeenten in de rondvraag naar artikel 41 K.O. tot spreken komen, is dat beter en zinvoller dan dat er zeventien of achttien gemeenten aan het woord moeten komen. Deze laatste situatie doet zich in onze kerken meer voor dan de eerste.
Ten slotte: de rondvraag naar artikel 41 K.O. is een wezenlijke taak van de classis en vervult een nuttige functie in de opbouw en instandhouding van een gezond kerkelijk samenleven. Dat trooste alle broeders scribae van onze kerkeraden, die regelmatig zwoegen om een goed antwoord te geven bij de rondvraag naar artikel 41 K.O.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1983
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1983
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's