SLOTWOORD
Broeders en zusters,
Ik weet niet, hoe u deze dag beleefd hebt. Uw komst hierheen met zo velen heeft wel de grote interesse in dit onderwerp bewezen.
Het zou kunnen zijn, dat u nog met vragen hier vandaan gaat. Niet op alle vragen zult u zodanige antwoorden hebben gekregen, als u wellicht verwacht had.
Aan het begin van de conferentie is gezegd: Prof. Van ’t Spijker heeft zich tijdens de voorbereiding op de vergadering wel eens afgevraagd: waar ben ik eigenlijk aan begonnen? Terwijl hij zijn referaat hield, zult u gedacht hebben: waar heeft hij zich toch zo bezorgd over gemaakt? Het ging toch zo goed en het was toch zo duidelijk? Bij de middagpauze hoorde ik iemand zeggen: hij heeft alles zo duidelijk uitgelegd, wat zou je nog te vragen overhouden? Maar tijdens de bespreking bent u vanmiddag misschien in toenemende mate gaan voelen, dat er wel moeilijke vragen te stellen zijn. Misschien neemt u ook nog wel vragen mee naar huis.
Ik zou u dan willen vragen, daar niet teleurgesteld over te zijn. Want het is van groot belang, dat deze conferentie is gehouden. Ze heeft bedoeld om meningvormend te zijn, en gedurende het betoog hebt u, hoop ik, begrepen dat ze nog sterker de bedoeling had om gemeentevormend te zijn.
Niet alle vragen zijn tot volle beantwoording gekomen. Met name over de verhouding van ambt en dienst en charisma zou verder te denken en te spreken zijn. Hoe lag dit in de eerste christelijke gemeente nog tijdens het Nieuwe Testament en hoe mag of moet dit in de kerk van vandaag zijn volgens de Schrift? Misschien voelt ook iemand wel de behoefte om over de uitlegging van Schriftgedeelten als 1 Cor. 11 en 1 Cor. 14 en 1 Tim. 2 verder na te denken.
Wat die exegese, die uitlegging aangaat: het moet onder ons vaststaan, dat een verschillende kijk op hoe de Schrift ons leidt nooit mag teruggaan op Schriftkritische uitgangspunten. Argumenten als tijdgebondenheid of een verschillende taxatie van de aard en de kracht van het Paulinische spreken mogen onder ons geen plaats hebben, en ik heb ze vandaag ook niet gehoord.
Misschien hebt u ook opgemerkt, dat prof. Van ’t Spijker zich kwetsbaar heeft opgesteld. Enerzijds heeft hij duidelijk laten zien, hoe zijn inzicht in de Schrift is. Tegelijk heeft hij heel veel mogelijkheden willen openlaten om het werk in de gemeente te laten gebeuren. Met klem en aandrang heeft hij daartoe opgeroepen. Hij heeft gevraagd waar we als gemeente zijn en of we tot dienst aan elkaar en aan anderen bereid zijn. Daarom zei ik tegen u: een bijeenkomst als deze bedoelt gemeentevormend te zijn. En of u dan (om op zijn woorden terug te komen) een grote kerkeraad hebt met veel taken of een kleinere kerkeraad met veel commissies en vrouwenwerk, of u plaatselijk aan meer taakverdeling zoudt moeten doen of daarover spreken wilt, dat is aan u.
Laten we het echte, geestelijke welzijn van de gemeente op het oog hebben. Hoe we ook misschien verschillende accenten leggen, laten we dat accidentele (woord van vandaag) niet teveel klemtoon geven. Ik bedoel: vandaag is ons gezegd: het bijzondere ambt is niet het belangrijkste in de kerk. Het gaat er om, of wij allen tot dienst bereid willen zijn. Of de gemeente gebouwd zal worden en blijven. Dat is het, wat wij van elkaar nodig hebben, en dat ook, van binnen en van buiten uit, van ons verwacht mag worden.
In het woord, dat we van Paulus lazen, zei hij eigenlijk: laat de gemeente meer en meer worden, wat ze door genade mag zijn. Hij wekt op tot een eensgezindheid vanuit Christus. Tegelijk ziet hij, dat er veel is waarin de gemeente nog verder geleid moet worden. Maar een weg, een spoor is er. In hetgeen wij bereikt hebben, in dat spoor dan ook verder!
Als dat de winst van deze dag mag zijn, was het een welbestede dag. Als dragers van het bijzondere ambt waren we hier vandaag, ook als dragers en draagsters van het algemene ambt der gelovigen. Dat juist geeft grote perspectieven, voor vandaag en voor straks.
Namens u allen bedank ik het comité, dat het dit onderwerp vandaag aan de orde heeft willen en durven stellen. Als er Schriftuurlijke meningsvorming en doorgaande gemeentevorming mag zijn, mogen we in het spoor van Christus verder gaan. En het oog gericht houden op de toekomst, waarvan de tekst op de rouwkaart van br. K. Geleynse sprak: Hem, die op de troon gezeten is, en het Lam, zij de lof en de eer en de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1982
Ambtelijk Contact | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 1982
Ambtelijk Contact | 24 Pagina's