Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ECHTSCHEIDING EN NIEUWE TESTAMENT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ECHTSCHEIDING EN NIEUWE TESTAMENT

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

INLEIDING VAN DE REDACTIE

Wie geroepen is om pastoraal bezig te zijn in de gemeente van Christus, staat voortdurend voor de vraag: Wat is nu in deze concrete situatie de wil van God? Die vraag wacht op een antwoord, vanuit het Woord van God. Wij hebben daartoe de Schrift te openen, een werk dat meer omvat dan een paar teksten opzoeken en (vrij willekeurig) aaneenrijgen. Zelf had ik, b.v. wanneer ik werd geconfronteerd met vragen inzake echtscheiding, er behoefte aan te weten: Bedoelt het N.T. nu ook werkelijk dat te zeggen wat ik beweer dat het zegt? En als ik dan weet hoe het gebod luidt, wat is dan het karakter van dat gebod? Hoe functioneert het gebod in het N.T. en hoe heeft het bij ons te functioneren? Daartoe las en exegetiseerde ik onder meer Matth. 5 : 31v, 19: 1-9, Marcus 10: 1-12, Luk. 16: 18 en 1 Cor. 7 : 10-16.

1. Marcus 10: 1-12

Wij richten onze blik allereerst op Marc. 10: 1-12. Vrij algemeen wordt immers aangenomen dat Marcus het oudste evangelie is. Farizeeën komen tot Jezus met de strikvraag: Is het een man geoorloofd zijn vrouw weg te zenden? In vs. 9 zal deze vraag definitief antwoord ontvangen. Eerst vraagt Jezus - tegenover het wat-is-geoorloofd uit vs. 2 - Wat heeft Mozes u gebóden? Jezus vraagt naar wat Gòd wil, naar wat zïjn gebod is in deze, de tegenstanders vragen naar wat hùn toekomt, naar wat zij eruit kunnen slaan. Met zo’n instelling is het huwelijk al verwoest nog voor het begonnen is!

Zij verwijzen eenvoudigweg naar Deut. 24 : 1vv. Deze verzen nemen immers bij de rabbijnse discussies over welke redenen geldig zijn om een vrouw te verstoten een belangrijke plaats in. Daarbij draait de discussie vooral om het „iets onbehoorlijks” uit vs. 1. De strengere school van Sjammai dacht daarbij aan ontuchtszonden, de school van Hillel vatte de uitdrukking veel ruimer op en achtte het laten aanbranden van het eten, het zonder eerbied spreken over de ouders van de man of zelfs een slechte adem al voldoende reden om de vrouw te (mogen) verstoten.

Het antwoord van Jezus op de verwijzing naar Deut. 24 moet de tegenstanders wel bijzonder vreemd èn fel in de oren hebben geklonken: Met het oog op de hardheid uwer harten heeft hij u dat gebod geschreven. Jezus stoot heel het Joodse echtscheidingsrecht ondersteboven en stelt zijn verzoekers die zich met Deut. 24: 1 achter zich volkomen veilig waanden, in staat van beschuldiging: Het gebod uit Deut. 24 onthult de verstoktheid van de Joden! Daartegenover onthult Jezus wat sinds de schepping geldt. Twee citaten volgen: Gen. 1 : 27 en 2 : 24. Geen van beide heeft oorspronkelijk iets met echtscheiding te maken, maar - in elk geval het tweede - handelen wel over het huwelijk. Jezus wil over het probleem van de echtscheiding spreken op het enige niveau waarop daarover te spreken is, nl. vanuit Gods wil, Gods bedoeling met het huwelijk en dan zoals Hij die in den beginne heeft geopenbaard. Met name de gedachte van het „één vlees zijn” (Gen. 2:24) blijkt in heel het nieuwtestamentische spreken over het huwelijk fundamenteel te zijn. Het duidt de totale eenheid welke lichaam en ziel omvat, aan zoals God die bedoelde (en bedoelt) tussen man en vrouw in het huwelijk. Door de combinatie met Gen. 1 : 27 wordt die eenheid van man en vrouw herleid tot een scheppingsdaad van God: Zo zijn die twee nu - door Gods hand - één vlees. God sticht niet slechts het huwelijk, maar elk huwelijk, doordat Hij de vrouw aan de man geeft. De conclusie kan dan slechts zijn: hetgeen God samengevoegd heeft, scheide de mens niet. Uiteraard staat hier het werkwoord (scheide) in de gebiedende wijs: De mens mèg niet scheiden wat God samenvoegde. Het eerder door Jezus gezegde leidt er echter toe te zeggen: Hij kàn dat ook niet. „Gezien in het licht van Gods bedoeling met het huwelijk is echtscheiding een onmogelijkheid” (van Hartingsveld).

De vss. 11 en 12 stellen de consequenties van deze gedachtengang in het licht. Een bij de Joden heel gebruikelijke en zeker geoorloofd geachte gang van zaken: „zijn vrouw wegzenden en een andere trouwen” wordt niet minder dan echt-breuk genoemd, zonde tegen het zevende gebod! Daarbij bedenke men, dat in Israël scheiding juist diende om echtbreuk tegen te gaan. De man stuurde zijn vrouw weg met een „ontvang van mij een scheidingsdocument, een verstotingsbrief, een oorkonde waarin je vrijheid ge(her)geven wordt, zodat je je kunt verbinden aan wie je wilt”. Het huwelijk was daarmee opgelost. Hij en zij waren vrij te gaan en te staan waar en te huwen met wie zij maar wilden. Echtbreuk - alleen mogelijk bij een bestaand huwelijk - kòn dan niet meer aan de orde zijn. Daartegenover stelt Jezus: leder die zijn vrouw wegzendt en een andere trouwt, pleegt echtbreuk ten opzichte van haar, want - vullen wij vanuit het voorafgaande, het in vss. 6-9 gestelde, aan - het vroegere huwelijk is (voor God die het gaf) niet opgelost, ook al scheidde men wettig. Man en vrouw zijn tot één vlees geworden. Een scheiding wist dat niet uit. Een en ander is uiteraard ook vanuit de gezichtshoek van de vrouw te benaderen (vs. 12).

Enkele conclusies vanuit Marcus 10 : 1 - 12:

a. Vanuit de gedachte van het één vlees worden van man en vrouw in het huwelijk wordt echtscheiding niet alleen getypeerd als tegen de wil van God ingaande, maar ook als principieel onmogelijk.

b. Man en vrouw wordt beiden en gelijkelijk de volle verantwoordelijkheid voor het huwelijk gegeven. Echtscheiding, bij de Joden voor de man, in de heidense wereld ook voor de vrouw als mogelijk aanvaard, wordt gekarakteriseerd als echtbreuk, d.i. als zonde tegen het zevende gebod.

2. Mattheüs 19 : 1-9

Veel van wat wij in de weergave van het twistgesprek met de Farizeeërs tegenkwamen bij Marcus, vinden wij ook in de weergave door Mattheüs. Klinken in de vraagstelling, zoals wij die bij Mattheüs aantreffen - Is het geoorloofd zijn vrouw weg te zenden „om allerlei redenen”? -, wellicht de al eerder genoemde debatten tussen de scholen van Sjammai en Hillel door? In de beantwoording blijkt, dat Jezus tenslotte tegenover beide scholen staat, met name tegenover beider uitgangspunt. Vragen zij naar de toereikende grond voor de echtscheiding, Jezus vraagt naar de wil van God met betrekking tot (het) huwelijk (en echtscheiding). Oók in Matth. 19 is Hij bezig de wet te vervullen (vgl. Matth. 5 : 17).

Wie nu Mattheüs en Marcus met elkaar vergelijkt ontdekt, dat de lijn die getrokken wordt, principieel dezelfde is: 1. God heeft in den beginne beiden als man en vrouw geschapen (vs. 4); 2. Man en vrouw horen bijeen en worden tot één vlees (vs. 5, 6a); 3. Gods ordening mag door de mens niet worden verstoord (vs. 6b); 4. Oók hier, zelfs tot twee maal toe (vs. 4, vs. 8b) tegenover de Joodse praktijk met z’n ruime visie op de echtscheiding, Gods wil geopenbaard bij de schepping; 5. Oók hier: Géén echtscheiding (vs. 6); echtscheiding is echtbreuk (vs. 9).

Des te meer verbaast het ons, dat bij Mattheüs, anders dan bij Marcus, een uitzondering wordt gemaakt. Hier heet het immers: Wie zijn vrouw wegzendt om een andere reden dan hoererij en een ander trouwt, pleegt echtbreuk. Wordt hier het principiële betoog, waarin echtscheiding wordt veroordeeld, ja zelfs voor onmogelijk gehouden wordt, opeens losgelaten? Nee. Maar hier wordt ook iets anders mee in rekening gebracht: de hardheid van het hart van de mens. Deze verontschuldigt de mens geen moment, maar men zal er niet altijd omheen kunnen. Mozes had er mee te maken. Jezus had er mee te maken. In de gemeente waarvoor Mattheüs schreef, was dat een realiteit en door alle latere geslachten zal ermee gerekend dienen te worden. Altijd weer klinkt het gebod van God in een situatie, waarin zowel het „alreeds” van het in Christus verschenen heil alsook het „nog niet” van deze (nog niet ten volle van de macht der zonde verloste) bedeling in het oog gehouden moet worden. Er zijn situaties, waarin wij onmachtig zijn het gebod van Christus te realiseren. Bij het „wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God” zullen wij dit - helaas - hebben te aanvaarden. Zo’n situatie was voor Mattheüs gegeven in de hoererij, buitenechtelijk geslachtsverkeer van een gehuwde.

Hier wordt enerzijds duidelijk vastgehouden aan Jezus’ veroordeling van de echtscheiding als tegen de eigenlijke wil van God ingaande, anderzijds de (onmogelijke) mogelijkheid van echtscheiding in bepaalde gevallen erkend. Typisch voor de nieuwe bedeling lijkt het mij daarbij dat die bepaalde gevallen niet nader bepaald worden.

3. Mattheüs 5 : 31v en Lucas 16 :18 leveren na het voorafgaande geen nieuwe bijdragen tot de bezinning op het thema. Wel lijkt het mij goed een tussentijdse balans op te maken, met name vanuit wat wij nu bij Mattheüs vonden.

a. Oók bij Mattheüs is echtscheiding principieel onmogelijk. Verstoting is (19:9), resp. drijft tot (5 : 32) echtbreuk en is dus zonde tegen het zevende gebod.

b. Mattheüs weet echter ook van de „hardheid des harten”. Zolang deze bedeling duurt zal die zich (helaas) altijd weer manifesteren en zullen wij daarmee (heiaas) ook rekening hebben te houden.

c. Beide - ons in het evangelie naar Mattheüs aangereikte - elementen staan tot elkaar in een wederzijdse spanning. Deze spanning zal bij en in ons, wanneer wij ons hebben bezig te houden met vragen inzake echtscheiding, nooit mogen en kunnen ontbreken, wil ons bezig zijn met deze vragen inderdaad schriftgetrouw zijn.

4. 1 Corinthe 7: 10-16

1 Corinthe 7 handelt over het huwelijk, en dat naar aanleiding van vragen dienaangaande vanuit de gemeente aan de apostel gesteld, vgl. vs. 1. Blijkbaar had men in de gemeente van Corinthe ook problemen met „echtscheiding”. Paulus gaat daarop in de vss. 10vv in. Wat opvalt is dat de apostel principieel dezelfde lijn trekt welke wij ook tegenkwamen bij Mattheüs, Marcus en Lucas: Echtscheiding is niet geoorloofd en zowel de man als de vrouw dienen dat te weten en daarnaar te handelen (vs. 10b en 11b). Lezen wij nu teveel in de tekst (in), als wij veronderstellen, dat ook hier weer - en ook in vs. 11a! - de gedachte van het „één vlees zijn” op de achtergrond een rol speelt? Paulus heeft daar weet van gehad (vgl. 1 Cor. 6 : 16, 17; Ef. 5 : 31).

En tóch…! Als zij toch gescheiden is, moet zij ongetrouwd blijven of zich met haar man verzoenen. De meest aangewezen weg is: Verzoening, terugkeer tot de volle beleving van het „één vlees zijn”. Dat is de principiële lijn. En toch laat Paulus het daar niet zonder meer bij. Indien dat onmogelijk is, laat zij dan ongehuwd blijven. Hij kent blijkbaar huwelijken, waar verzoening, óók tussen christenen!, onuitvoerbaar is. Daar komt nog iets bij. Paulus oefent in een situatie, die door de synoptische evangeliën niet anders dan echtbreuk wordt genoemd, geen tucht. In andere gevallen wist hij daar toch wèl van (1 Cor. 5 : 1v). Mijn conclusie kan dan ook geen andere zijn dan deze: De apostel weet van het gebod van de Here: Geen echtscheiding. Hij erkent dat ten volle. Maar hij weet ook van de weerbarstige werkelijkheid van deze bedeling. Daar kan het voorkomen dat wat niet kan en mag door ons toch - helaas! - aanvaard moet worden.

In de vss. 12-16 gaat het over de gemengd-gehuwden. Niet over de vraag, of een christen met iemand die géén christen is, mag trouwen. Ongetwijfeld zou de apostel dan geantwoord hebben in de zin van 2 Cor. 6 : 14 „geen ongelijk span vormen” en 1 Cor. 7 : 39 „mits in de Here”. Blijkbaar gaat het over een situatie, waarbij een van beide partners christen geworden is, de ander niet. De apostel zegt dan: Niet scheiden. In elk geval zal de gelovige het initiatief tot zo’n scheiding niet mogen nemen. Vs. 10 en 11 geldt ook hier. Ook het gemengde huwelijk is een huwelijk.

Maar hoe nu te handelen wanneer de ongelovige partner het huwelijk wil beëindigen? Hier schijnt de situatie anders te zijn: De zuster (of de broeder?) kan het in het gemengde huwelijk maar moeilijk meer uithouden. Het tot geloof gekomen zijn van de ene partner maakt de voortzetting van het huwelijk voor de ander tot een onverteerbare zaak. Als dan de ongelovige (!) een dergelijk huwelijk wil ontbinden, zal de gelovige dat niet ten koste van alles - de vrede - verhinderen.

Duidelijk is dat wij hier te maken hebben met een situatie die zó alleen op het zendingsveld speelt. Het is voor mij echter de vraag of wij hieruit nu de conclusie hebben te trekken, dat wij hier nu náást de in Matth. 5 : 32 en 19:9 genoemde „ontucht” een (het!) tweede uitzonderingsgeval hebben op de regel „niet scheiden”. Ik meen die vraag ontkennend te moeten beantwoorden.

De tijd waarin Paulus leefde - en wij met hem - en schreef, dient altijd gekarakteriseerd te worden zowel door het „alreeds” van het in Christus verschenen heil alsook door het „nog niet” van de voleinding bij zijn wederkomst. Het oude ís voorbijgegaan, het nieuwe ís gekomen (2 Cor. 5 : 17b) èn het uiterlijk van deze wereld is bézig te verdwijnen (1 Cor. 7 :31).

In die spanning staat ook de gelovige in zijn handelen met betrekking tot het huwelijk. Vanuit het „alreeds” van het in Christus verschenen heil zal de gelovige het gebod van de Here (1 Cor. 7 : 10, 11) ten vòlle willen gehoorzamen (zie de vss. 12vv). Er zijn echter situaties waarin dat niet (meer) mogelijk is. Daarin laat zich het „nog niet” gelden. Geen enkele ethiek die recht wil doen aan het functioneren van het gebod in het N.T. zal dat over het hoofd kunnen en mogen zien.

5. Enkele conclusies

a. Vanuit de centrale gedachte van het één vlees zijn van man en vrouw wordt in het N.T. fundamentele kritiek geoefend op de Joodse en Grieks-Romeinse echtscheidingspraktijk uit Jezus’ dagen. Echtscheiding, hoe legaal ook voltrokken, is echt-breuk. Hier scheidt de mens wat God heeft samengevoegd. Dat mag hij niet. Dat kàn hij - principieel gezien - ook niet.

Hierbij construere men geen tegenstelling tussen Marcus en Lucas die echtscheiding altijd zouden afwijzen, en Mattheüs en Paulus die ieder een „geval” zouden kennen, waarin echtscheiding wèl geoorloofd zou zijn, nl. overspel (Matth. 5 : 32; 19 :9) en het gemengde huwelijk, waarbij de ongelovige dat huwelijk per sé wil ontbinden (1 Cor. 7 : 12-16). Een dergelijke redenering lijkt mij te simpel. Ten aanzien van het gebod Gods in deze spreken alle vier nl. dezelfde taal. Twee schrijvers - Mattheüs en Paulus - vatten echter ook een ander aspect in het oog: Het gebod Gods klinkt in deze bedeling in een weerbarstige werkelijkheid. Die werkelijkheid is niet maatgevend; zij kan echter ook niet genegeerd worden. Hier bestaat geen tegenstelling, wèl een spanning. In deze spanning, die wij opmerken binnen de canon van het N.T., zullen wijzelf hebben te staan, wanneer wij in de praktijk bezig hebben te zijn met (de) vragen rondom huwelijk en echtscheiding.

b. Geven Matth. 5 : 32 en 19 :9 en 1 Cor. 7 : 12v nu de (enige) „uitzonderingen” op de regel „niet scheiden” of hebben wij hier te maken met voorbeelden, illustraties?

Ik meen het laatste. Wie van mening is dat Mattheüs in 5: 32 en 19 :9 en Paulus in 1 Cor. 7 : 12v de twee gevallen noemt, waarbij echtscheiding mag, gaat min of meer uit van de gedachte dat op die plaatsen „rechtsregels” gegeven worden, welke zo zonder meer als regels voor het burgerlijk, in èlk geval als regels voor het kèrkelijk recht gehanteerd kunnen worden. Alleen al het verband waarin Matth. 5 : 32 staat, sluit dit uit. In de zgn. antithesen van de Bergrede (Matth. 5 :21-47) worden geen rechtsregels gegeven. Zie voor het absurde van die gedachte alleen al Matth. 5 : 22; 28v; 37 en 39.

Wij kunnen de geboden van de Bergrede niet zomaar overschrijven in een wetboek en zonder meer van toepassing verklaren op alle situaties. Dat is de bedoeling er niet van. Zij vertegenwoordigen niet de hele wil van God noch ook vatten zij de gecompliceerdheid van de wet en van het leven. Zij geven dieptedoorsneden van de geopenbaarde wet van God - Jezus stelt er het liefdekarakter van de door de wet geëiste gehoorzaamheid op een weergaloze wijze in het licht. En dan liefde opgevat in de zin van totale allesomvattende zelfovergave. Maar geldt dit alleen van de geboden van de Bergrede? Ik dacht van niet. Veelzeggend is het, dat juist in Matth. 19 : 9 het uit de Bergrede zo bekende „maar Ik zeg u” terugkeert.

Wij dienen op onze hoede te zijn voor een legalistisch, fundamentalistisch en perfectionistisch gebruik van het ons gebodene. Waartoe dat kan leiden heeft de geschiedenis van de (oude) kerk wel duidelijk gemaakt. Aan de ene kant groeide vanuit het absolute scheidingsverbod wèl de praktijk, dat scheiding van tafel en bed wèl werd toegestaan.

Aan de andere kant werd de zgn. uitzonderingsclausule (Matth. 5 : 32; 19 : 9) zo opgevat, dat in geval van overspel scheiding gebóden was. Wie durft echter te beweren (met enig goed en christelijk fatsoen) dat wij dan nog enigermate in de buurt zijn van de gehoorzaamheid aan het gebod van God, zoals Jezus dat ons met een beroep op Gen. 2 : 24 heeft voorgehouden?

Is met het doen voortbestaan van een huwelijk waarvan niets, maar dan ook niets anders over is dan de formele band, de wil van God gedaan? En zal een huwelijk waarin alles stuk is, waar demonische toestanden heersen, maar waar nu net dat éne, overspel, niet aan de orde is, koste wat het kost in stand gehouden dienen te worden? En wanneer er wel overspel aan de orde is, zal dan onder christenen de eerst aangewezen weg zijn om dan maar uit elkaar te gaan? Er zijn situaties denkbaar, waarin zelfs overspel een huwelijk niet tot op de fundamenten verwoest. Wijst het feit, dat het N.T. heel de onderlinge verhouding van man en vrouw beziet in het licht van de verhouding van Christus en de gemeente niet een andere kant op? Gesteld eens dat Christus op onze ontrouw zo zou reageren! Dan zal toch ook in de situatie welke Mattheüs op het oog heeft in 5 :32 en 19 :9, eerst de weg van de vergeving en de verzoening gewezen dienen te worden, vanuit en met een beroep op het grote wonder van de vergeving en de verzoening in Christus (vgl. Matth. 19 : 26 en 18 : 21-35).

Wie zich formalistisch beroept op het zevende gebod in z’n nieuwtestamentische omvang èn scherpte òf op de zgn. „uitzonderingen”, komt tot absurditeiten, welke hem in strijd brengen èn met de bedoeling van God met het huwelijk èn met wat het gewichtigste is van de wet: het oordeel en de barmhartigheid en de trouw (Matth. 23 : 23), de liefde. Tegen zulk een gebruik - of misbruik! - van de wet heeft Jezus zich juist nogal eens moeten opstellen (zie Matth. 5 en 23).

Het zal er dan ook op neerkomen, dat de kerk aan de ene kant met grote kracht de onontbindbaarheid van het huwelijk predikt, en aan de andere kant zich scherp realiseert, dat in sommige gevallen echtscheiding moet worden toegestaan en dat deze gevallen niet rechtstreeks uit de Schrift kunnen worden afgeleid.

c. Het onder a. en b. genoemde worde op geen enkele manier uitgelegd als een poging om te marchanderen met wat ons in het N.T. duidelijk wordt voorgehouden als Gods wil inzake het huwelijk. Heel de spits van het spreken van het N.T. is juist tegen zulk een marchanderen gericht. Wij zullen dit gebod van God nooit te ernstig kunnen nemen. Evenmin zullen wij echter uit het oog mogen verliezen, dat elk gebod een verbijzondering is van het ene grote gebod, dat van de liefde. Nodig is hier de geestelijke fijngevoeligheid (Fil. 1 : 9, 10). Om de geboden van God op de juiste wijze te verklaren èn te gehoorzamen is het geleid worden door de Geest, het gebed en het geloof niet minder noodzakelijk dan het nauwkeurig achtgeven op de geboden en inzettingen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 oktober 1980

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

ECHTSCHEIDING EN NIEUWE TESTAMENT

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 oktober 1980

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's