OPENINGSWOORD AMBTSDRAGERSCONFERENTIE zaterdag 28 april 1979 in de Ichthuskerk in Amersfoort
Geachte broeders,
Ik zou mij kunnen voorstellen dat er mensen zijn die de vraag voelen opkomen of er in deze turbulente tijd, die de Kerk van Christus met een menigte externe Problemen confronteert, voor een ambtsdragersconferentie als deze niet een beter thema te bedenken valt dan „Gemeentebeschouwing”.
Binnen andere kerkgemeenschappen, die toch ook interne tegenstellingen kennen, neemt men een gestaag toenemende drang waar om bezig te zijn met net zoeken naar antwoorden op maatschappelijke vragen, met het uitdenken van oplossingen voor sociale problemen en met het doordenken van ethische vraagstukken.
Ik stem toe dat wij als Christelijke Gereformeerde Kerken nu niet direct streven naar het patent in het zoeken naar antwoorden op vragen die de samenleving van vandaag opwerpt. Maar al zouden wij daarin vooroplopen, dan nog zou dat niet mogen en ook niet kunnen betekenen dat wij geen aandacht geven aan binnenkerkelijke vragen, aan vragen die het wezen van de kerk raken. De vraag hoe een kerk in de hedendaagse vragen de samenleving tegemoet treedt wordt namelijk in niet geringe mate bepaald door de vraag hoe het bij haar er van binnen uitziet. Zij kan naar buiten alleen dan geloofwaardig overkomen wanneer naar binnen geestelijk orde op zaken bestaat.
Met de keuze van het onderwerp voor deze conferentie is bedoeld deze orde op zaken binnen eigen kring na te streven. Hoe moeten wij de gemeente van Christus zien? Hoe dient zij in prediking en pastorale zorg te worden benaderd? Waarin mag bij deze benadering uitgangspunt worden gekozen.
Over deze en andere vragen er omheen zijn in de afgelopen jaren binnen de kerken van gereformeerde signatuur eindeloze discussies gevoerd, brochures volgeschreven, kerken uiteengevallen, ambtsdragers geschorst, gezinnen en families van elkaar vervreemd en godsdienstige levens van individuen verwoest. En met name op deze vragen loopt er ook een scheidslijn door onze eigen kerken, Bij alle goede dingen die ons kerkverband in organisatorisch opzicht te zien geeft, is de geestelijke praktijk toch zo dat er in twee verscnillende werelden wordt geleefd, van waaruit de een maar moeilijk tot de ander kan overkomen.
Als kerkmensen zijn we met deze situatie min of meer vertrouwd geraakt. We hebben met de bestaande verhoudingen leren leven. We kennen de denkpatronen en we weten vrij nauwkeurig aan te geven wie in welke geestelijke rubriek thuishoort. Hoezeer voor veel gescheidenheid en verscheidenheid plausibele verklaringen te vinden zijn, mogen wij er toch wel eens over nadenken hoezeer zij met al onze interne kerkelijke tegenstellingen als gereformeerden de zaak van het Koninkrijk Gods in de wereld schade berokkenen. Houdt het u wel eens wakker broeders, dat ons kerkelijk leven naar buiten een ontzielde indruk maakt? Dat wij de geloofwaardigheid van het Evangelie tegenover de wereld bepaald niet vergroten, eenvoudig omdat zij uit ons kerkelijk gedrag niet valt af te lezen?
Weet u hoe wij als gemeenschap, die uit Christus zegt te leven, in de wereld overkomen? De kerk heeft de samenleving weinig meer te zeggen, aldus de plaatselijke predikant van onze kerk hier in Amersfoort. Ik vrees dat hij gelijk heeft. En het gaat niet aan de schuld in eerste instantie bij die samenleving te zoeken.
Er is in christelijke kringen opperste verbazing en hevige verontwaardiging wanneer in Paradiso in Amsterdam onder een verschrikkelijk laag bij de gronds verbaal geweld het einde van het Christendom wordt ingeluid, met als meest verfijnde en goed geihformeerde criticus de bekende vrijdenker Constandse.
In de pers komen de recensies los op het ergerniswekkende boek „De Kerk en haar kruis”, versehenen bij de Arbeiderspers in Amsterdam. Dit boek behandelt de sexuele geschiedenis van het Christendom, met als conclusie dat dat Christendom de mensheid door de onderdrukking op dit terrein meer frustratie dan geluk heeft opgeleverd. De nog kornende uitzendingen van de NOS onder de titel „58 miljoen Nederlanders en hun kerken” zullen ons imago naar buiten waarschijnlijk ook niet vergroten. Ik ga dan maar voorbij aan wat sociaal economisch management over een christelijke omroep naar buiten heeft gebracht.
Over dit alles zijn we misschien verontwaardigd en verdrietig, maar broeders, reiken wij de wereld vaak niet zelf de stokken aan om ons te slaan? Durft u te zeggen dat wij beantwoorden aan de hoge stand waartoe Christus Zijn gemeente verhief: het zout der aarde, het licht der wereld of, zo u wilt, de stad op de berg?
Binnen een werkgemeenschap van ongeveer 1500 mensen heb ik wel eens ontmoetingen waaruit een gesprekje over het geloof voortvloeit. Onlangs - en ik vond die opmerking tekenend voor het imago dat wij als geloofsgemeenschap naar buiten hebben - zei iemand tegen mij: „Maar Koole, bij wie zou ik mij dan het beste kunnen vervoegen? Wie bij jullie heeft nu eigenlijk het meeste verstand van God? Want de een weet het bij jullie nog beter dan de ander”.
Zo’n opmerking maakt mij beschaamd broeders. We hebben ons als kerken van gereformeerde signatuur in dit land te haasten om in de hoofdzaken van ons geloven en belijden op één spoor te komen en de verbrokkeling tegen te gaan. En dat geldt ook van de denkrichtingen binnen ons eigen kerkelijk leven. Er is voor dit alles nòg een klemmende reden broeders. Zonder de profetische futuroloog te willen uithangen, geloof ik dat het niet als een speculatieve opmerking kan worden aangemerkt wanneer ik zeg te menen dat wij hier in deze bezinningssamenkomst bijeen zijn, terwijl Christus achter de deur Staat. Wie de ontwikkelingen op deze planeet volgt en bij het licht van Gods Woord taxeert, die ontdekt in veel een escalatie die het vermoeden wettigt dat wij niet meer zo erg ver verwijderd zijn van het moment waarop het teken van de Zoon des Mensen aan de hemel te zien zal zijn. Zullen we in de verwachting daarvan dan vandaag maar bezig zijn? Bezig zijn, niet alleen met de vraag: hoe zien we ons zelf, hoe zien we elkaar en hoe zien we de kerk, maar vooral ook met de vraag: hoe ziet de Heere ons? Een vraag die ons vandaag in ons doen en laten bescheiden zal doen zijn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1979
Ambtelijk Contact | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1979
Ambtelijk Contact | 20 Pagina's