Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE PASTOR EN HET ZIEKENHUIS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE PASTOR EN HET ZIEKENHUIS

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

De inzet

(In het vervolg spreek ik over pastor of pastores. Daarmee heb ik op het oog allen die als ambtsdrager van de kerken de zieken bezoeken.) Stel u voor dat de patient zich niet zo goed voelt. Hij zal dan niet direct antwoorden met: Het gaat siecht met me. Niemand wil dat graag zeggen, of het moet wel zo hopeloos zijn, dat ieder de siechte situatie van het gezicht afleest. In dat geval behoeft men echter niet meer te vragen, hoe het met de patient gaat. Wie als pastor zo begint, blokkeert het gesprek eigenlijk al met de eerste woorden. Er wordt dan immers een drempel opgericht, waar het moeilijk is over heen te komen. Hiermee heb ik, hoop ik, een goede invalspoort tot datgene wat ons vanmiddag zal bezighouden. De wat vreemde vraag moge blijken ons naar het hart van het thema te leiden in plaats daarvan dat deze vraag een drempel opwerpt, die eerst nog weer gesiecht moet worden.

Graag maak ik na deze korte inleiding enkele opmerkingen vooraf, opdat u weet wat u verwachten kunt en wat u niet te verwachten hebt. Dit is de eerste keer dat er zulk een bijeenkomst plaats vindt. Het thema is juist daarom erg algemeen gehouden. Bij zo’n eerste ontmoeting tussen Raad van Toezicht, ziekenhuispredikanten - met dankbaarheid zij vermeld dat ook de verpleegkundig directrice en de economisch directeur aanwezig zijn - en de pastores, moet men geen speciaal onderwerp behandelen. Het kan zijn dat mijn voordracht bij sommigen uwer enige teleurstelling teweegbrengt, omdat ze naar uw oordeel niet genoeg op details ingaat, of geen specifiek onderwerp behandelt. Het kan zijn dat u er wat anders van verwacht hebt. Het lijkt me goed dat er in de discussie alle gelegenheid is om ook die vragen ter sprake te brengen waarop ik nu niet in ga. Discussie over details is mogelijk na de pauze.

Het is mij niet bekend hoe de ziekenhuispredikanten het contact tussen het ziekenhuis en de pastores of tussen henzelf en de pastores het meest gewenst achten. Ik wil me met name op dit punt bescheiden opstellen en niet in bestaande verhoudingen interfereren. Niettemin hoop ik voldoende duidelijk, direct en geprofileerd te spreken. Ik doe dat recht uit het hart en uit een pastorale ervaring van 13 jaar, waarin begrepen ook vrij intensief bezoek als pastor aan het ziekenhuis. Ook nu word ik nog herhaaldelijk betrokken bij pastoraal werk, tot in het ziekenhuis toe.

De pastor moet ook in het ziekenhuis komen

De pastor wordt verwacht in het ziekenhuis. U wordt ook geacht uw eigen gemeenteleden, die patiënt in het ziekenhuis zijn, te bezoeken. De ziekenhuispredikanten nemen uw werk niet over, al komen ze misschien wel eens bij uw zieke gemeenteleden. U bent de herder. Daarom behoort u zelf hen te bezoeken. Niet alleen met het oog op de patiënt, maar ook met het oog op zijn terugkeer naar huis, en met het oog op contacten met de familie, na een eventueel sterfgeval. Niemand kan die zorg of verantwoordelijkheid van u overnemen, tenzij u die verantwoordelijkheid bij voorbaat met een andere pastor deelt. In dat geval zult u het werk moeten verdelen.

Vertrouwen winnen

Hoe komt u in het ziekenhuis? Als een vreemde? Dat is niet helemaal waar. Deze bijeenkomst getuigt reeds van het feit dat u voor het ziekenhuis geen vreemde bent. Anders zou u niet voor deze vergadering uitgenodigd zijn. U komt hier intussen ook niet zoals de ziekenhuispredikant, die lid van het team geacht mag worden te zijn. Hij is hier thuis, vertrouwd met de gang van zaken en met allen die hier werken, medici en verpleegkundigen.

De pastor valt tussen de wal en het schip. Hier ligt, denk ik, het probleem. Men Staat niet zonder meer afwijzend tegenover u. Toch ook niet altijd zo dat u bij voorbaat een ruim vertrouwen geniet. Veel hangt ervan af hoe u zelf het doet; of u zelf een vertrouwensrelatie weet op te bouwen met de werkers in het huis, op elke afdeling. U hoort erbij, maar bent u ook functioneel in dit geheel? Of u in dit huis functioneert blijkt uit een aantal dingen.

In de eerste plaats wijs ik erop dat de pastor zich bij de hoofdzuster of haar plaatsvervangster dient te melden. Zij is hoofd van de afdeling. Zij is de gastvrouw in dit deel van het huis. Het ziekenhuis is een noodhuis, maar geen thuis. Niettemin is het toch een huis. Zij wil als hoofd erkend worden en heeft het volste recht daarop. Men mag als pastor niet zo maar een afdeling binnendringen. Trouwens men kent u ook niet zo maar. Ik heb meer dan eens van hoofden van afdelingen gehoord hoe er gesproken wordt over pastores die zich ongemeld op een afdeling bevinden. Ik zal u de kwalificaties besparen. Ze zijn niet altijd zo fraai. Dat is heel begrijpelijk. U hebt zich ook te melden en te vragen of uw bezoek gelegen komt. Er zijn immers ook in een ziekenhuis wel eens situaties waarin de predikant niet welkom geheten kan worden. Visite van de arts op de zaal, medicamenteuze handelingen of de po - allemaal gebeurtenissen waarbij de pastor niet aanwezig kan zijn.

Het contact met de hoofdzuster vooraf is ook van belang met het oog op een eventueel gesprek over de patient. Niet dat u van haar te weten moet willen komen, wat zij niet mag verteilen. U kunt er als pastor soms behoefte aan hebben eens even over uw indrukken tijdens het bezoek opgedaan met haar te spreken.

Hoe lang kan de pastor blijven?

In de tweede plaats wekt u vertrouwen door niet te lang te blijven. Er zijn predikanten die hun bezoek eindeloos rekken. Ze worden zonder dat op te merken door de zusters weggekeken. Soms doen dezen dat zo opvallend dat een pastor wel blind moet zijn om het niet te merken. Er zijn zulke (ver)blinde pastores.

In het algemeen mag van de pastor gevraagd worden: flexibiliteit en inventiviteit. Daarmee bedoel ik dat de pastor zich snel moet kunnen aanpassen. Hij moet soepel van geest en in zijn optreden zijn. Hij moet op situaties snel kunnen inspelen. Dat betekent ook dat hij er begrip voor moet hebben, als een bezoek wel wordt toegestaan maar toch niet lang kan duren. Gedraagt hij zich niet dienovereenkomstig, dan is hij in het ziekenhuis disfunctioneel. Dat komt noch hemzelf noch de patiënt ten goede. In het algemeen is het goed te trachten een bezoek niet langer dan een kwartier te doen duren. Natuurlijk, er is geen regel zonder uitzonderingen. Er zijn gevallen waarin het bezoek niet langer dan vijf minuten kan duren vanwege de ernstige situatie van de patiënt. Er zijn ook gevallen waarin men het bezoek - indien mogelijk - langer moet maken, juist omdat pastor en patiënt op dat moment echt contact hebben. Ik zou willen zeggen: Het is een voorrecht als een bezoek langer dan een kwartier kan duren. Van dat langer mag men niet bijvoorbaat uitgaan.

Er moet niet drie keer achter elkaar binnen het tijdsbestek van goed een uur op een zaal gebeden worden. Als er kort na, of zelfs tegelijk met elkaar enkele pastores komen, dan moet er overleg tussen hen zijn wie het gebed zal doen. De een kan dan op de ene, en de ander op de andere zaal voorgaan.

Ik zou er voor willen pleiten dat de pastor indien maar enigszins mogelijk elke patient op de zaal of in de kamer een hand geeft. Hij kan zich dan voorstellen en vragen of de patient er al lang is. Dat is een vrij neutrale vraag. Men kan in het antwoord wel voelen of, en hoe men verder moet. Deze handdruk is niet bedoeld om de patiënt ongewenst bezoek op te dringen. Zij is bedoeld als een teken van hartelijkheid en meeleven. Elke zieke is gevoelig voor meeleven. Ik zou er ook voor willen pleiten om met de andere patiënten samen een stukje te lezen en met hen te bidden. Uit ervaring weet ik dat dit dikwijls gewaardeerd wordt. Er zijn soms omstandigheden die het onmogelijk maken om alle patië’nten te groeten. De pastor kan er op een bepaalde morgen gewoon geen tijd voor hebben. Het kan vanwege de interne situatie in het ziekenhuis onmogelijk zijn. Dan moet men het nalaten. Het kan ook zijn dat het gesprek met het gemeentelid zo persoonlijk en intiem is geweest dat daarop ook een persoonlijk gebed moet volgen, waarin geen ander betrokken kan worden. Geen enkele pastor moet zich bezwaard gevoelen door een andere praktijk dan welke ik hier voorsta. Ik voer slechts het pleit ervoor. Wie om welke reden daaraan niet toekomt, zij in zijn gemoed ten volle gerust. Het gaat er alleen maar om dat we als pastores ook voor nog meer mensen dan onze eigen gemeenteleden ten zegen kunnen zijn.

Onlangs zei iemand in een bejaardenhuis eens tegen me: ik wilde dat er eens iemand met mij een gebed deed. Dat kan ook in het ziekenhuis wel het geval zijn. We moeten bij dat gebed ook de familie thuis en eventueel de zorgen die de patient over hen heeft, betrekken.

Wat is een gesprek?

Laat ik nu enkele opmerkingen mogen maken over wat een gesprek eigenlijk is, Ik knoop aan bij enkele trekken die prof. dr. P.J. Roscam Abbing als karakteristiek voor het gesprek heeft beschreven. In de eerste plaats is er het gemeenschappelijke. Beiden zijn bij eenzelfde zaak. In dit geval is dat de ziekte van de zieke en de verwerking daarvan. Vervolgens is er het veldwinnende. In een gesprek moet voortgang zitten. Als dat gemist wordt, draaien de gesprekspartners in een kringetje rond. Dan is het echter geen gesprek meer. Dan wordt het een koffiepraatje, dat vermoeit. Men moet in een gesprek verder komen. Wie in een kringetje ronddraait, voert geen gesprek. Hij zal merken dat het verzandt. Het gaat immers nergens naar toe. In de derde plaats is er het dialogische in het gesprek. Dat betekent er is afwisseling. Degene die de leiding nam, hoeft de leiding niet te houden. De ander kan de leiding overnemen. Even later kan deze de leiding weer afstaan. Het dialogische ziet op het heen en weer: en de een en de ander. Wie het initiatief nam, kan dat ook weer aan de ander laten. Dat bewaart het gesprek ervoor het karakter van een verhoor of ondervraging of van een examen te krijgen. In de vierde plaats is er het feit dat een echt gesprek uit luisteren geboren wordt. Waar bevindt zich de ander? Wat wil hij zeggen, zelfs als hij het niet helemaal verwoorden kan? Het gesprek vraagt de bereidheid om naar de ander te luisteren. Wie dat niet doet, kan geen gesprek voeren. Daarom dient men in het gesprek in te gaan op wat de ander zegt. Er zijn gesprekken die bestaan uit twee monologen. De een zit op zijn eigen spoor en volgt dat. De ander doet precies hetzelfde. Het is triest soms een dergelijk gesprek te moeten volgen. Het is geen gesprek. Er is geen heen en weer. leder gaat op zijn eigen spoor verder. De banen kruisen elkaar nergens. In de laatste plaats valt te wijzen op het meer-dimensionale van het gesprek. Dat betekent: het gesprek omvat meer dan de woorden die gewisseld worden. Daar is bijvoorbeeld de gelaatsuitdrukking. Zij is de Spiegel van de ziel. Wat is er op het gezicht van iemand al niet te lezen. De uitdrukking van de ogen, maar ook de gebaren, soms teder en vriendelijk, dan weer hard of afstotend. Hieronder versta ik ook de vraag achter de vraag, zoals men dat tegenwoordig uitdrukt. Soms wordt er een vraag gesteld die de eigenlijke vraag nog verhult. Dat komt bij kinderen ook wel voor. Wat ze vragen is eigenlijk slechts aanleiding voor een andere vraag. Soms hopen ze dat de ander naar die andere vraag zal doorstoten. Bij het meer-dimensionale behoort ook de manier waarop men zich bij het gesprek opstelt. Een patiënt op een bed kan niet uitwijken als de pastor te dicht bij hem komt. Hij kan niet wat gaan verzitten. Hij kan er ook weinig tegen doen, als jas en hoed aan het voeteneind op het bed gelegd worden. Toch kan het storend zijn: een inbreuk op de privacy van het bed van de patient. Een bepaalde manier van staande het gesprek voeren kan uitdrukking zijn van de haast of van het gebrek aan bereidheid om zich te geven in het gesprek. Dat alles vatten we onder het meer-dimensionale van het gesprek. Graag geef ik door wat prof. J.H. van den Berg schreef : Er moet een maximum aan vertrouwdheid en een minimum aan vertrouwelijkheid in het gesprek zijn. Men moet met zijn hart vlakbij de ander zijn, maar niet te persoonlijk en vertrouwelijk worden. Het echte gesprek kent de nabijheid van de vertrouwdheid en de afstand in vertrouwelijkheid.

Twee misvattingen

Wat is nu het karakteristieke van het pastorale gesprek? Ik wil twee misvattingen direct van de hand wijzen. De pastor moet niet denken dat hij zijn thuis bedachte woorden toch vooral bij de patiënt moet achterlaten. Men noemt dit wel: hij moet niet denken dat hij vooral zijn pastorale ei kwijt moet. Het is niet zo’n fraaie uitdrukking. Niettemin wordt er duidelijk in uitgedrukt wat bedoeld wordt. Er zijn veel pastores, vooral in het begin van hun pastoraat, die zich aan deze fout schuldig maken. Daardoor vertaten ze vaak teleurgesteld, soms zelfs gefrustreerd het ziekenhuis. Het kan niet de bedoeling zijn om dat ene toch vooral te zeggen of het overkomt of niet, of er plaats voor is of niet. Immers wat gezegd moet worden, wordt in de loop van het gesprek bepaald. Aan de andere kant wijs ik de gedachte radicaal af, dat de pastor er alleen maar zou zijn om de patiënt te helpen zichzelf te helpen. Dit is een gedachte die door de Amerikaan Carl Rogers is opgeworpen en veel navolging heeft gevonden. Men is pastor en heeft als zodanig het Woord van God te brengen. Om het met een woord over degenen die tot het ambt van herder geroepen zijn van Martin Bucer te zeggen (dat in vertaling ongeveer aldus luidt): dat door hun dienst aan de schapen van de kudden al datgene bewezen en betoond wordt wat onze Here Jezus in zijn Herdersambt beloofd heeft.

Ik kan ook de woorden van prof. E. Smelik gebruiken uit zijn inaugurele oratie: Het pastoraal gesprek is een van de vormen - niet meer en niet minder - waarin Christus zijn gesprek met de wereld voortzet tot aan het einde der tijden. Ik zou in dit verband niet de term wereld willen gebruiken. Maar de essentie deel ik. In het pastoraal gesprek gaat het er om dat Christus Subject is. Hij voert door middel van zijn dienaar het gesprek. Het wordt dan ook in opdracht van Christus gevoerd. Het wil ook naar Hem heenvoeren.

Verkondigend karakter

Het pastorale gesprek heeft dan ook een verkondigend karakter. Daarin is het één met de prediking. Het verschil bestaat in de wijze waarop. Zondags krijgt de prediker geen antwoord, al moet hij bezwaren, vragen en tegenwerpingen wel van te voren overdacht hebben en in zijn preek verwerken. In het gesprek gaat het er om dat de ander antwoordt en zelf ook sprekende meedoet. Dat betekent dat we moeten weten waar de patient is. We moeten luisteren en vragen, aanvoelen en opvangen om te zien waar we heen moeten. Essentieel in het pastoraal gesprek is dat het Woord Gods gesproken wordt. Hier wil ik graag herinneren aan Ezechiël 34. Een prachtig hoofdstuk voor een adventspreek. De Messias die als Koning komt is tegelijk de Herder. Wat Israëls herders hebben nagelaten, dat zal God Zelf ter hand nemen. Zie vers 15: Ik Zelf zal mijn schapen weiden. Ik Zelf zal ze doen neerliggen. Dan komt de verscheidenheid onder de schapen aan de orde: De verlorene zal Ik zoeken en de afgedwaalde terughalen, de gewonde zal Ik verbinden en de zieke versterken. Die Herder zal blijkens vers 23 zijn Mijn Knecht David. Johannes 10 is niet te verstaan zonder Ezechiël 34. Christus is de Herder, wiens werk hier getekend wordt.

Nu is de vraag: Hangt het dan van de pastor af wat we zeggen? Of hangt het van mijn invoelen af? Zo moet men het niet stellen. Men moet het woord toespitsen op de situatie waarin de patient verkeert. Dat is alleen mogelijk als men weet in welke situatie de patient verkeert. We raken hier het spanningsveld van de vrijheid van de Geest én de verantwoordelijkheid van de pastor. We moeten beseffen dat het eigene, het proprium van de zielzorg gelegen is in het Woord van God. Het heeft mij vaak getroffen dat mensen zeiden: Dominee, het stukje dat u met mij gelezen hebt, dat heeft me zoveel gezegd. Dat was belangrijker dat de woorden die ik als predikant sprak.

Het is goed om voordat de pastor op bezoek gaat in het ziekenhuis, zelf te bidden voor de patient en voor het gesprek met hem of haar. Daarin komt tot uitdrukking wat bij het echte pastoraat behoort: de beschikbaarheid, die niet zonder persoonlijke belangstelling kan. Het is ook goed om voor het bezoek een gedeelte uit te kiezen dat men lezen kan. Het gesprek neemt echter soms zulk een wending dat men tot de keus van een ander Schriftgedeelte komt. Men. moet openstaan voor de leiding van de Geest in het gesprek. Dit alles bewaart ons er ook voor als pastores een routine bezoek - zelfs zoveel op een morgen - te brengen. Dit betekent niet dat we op alle vragen een antwoord (moeten) hebben. Gelukkig wordt dat niet van ons gevraagd, al wordt het wel eens van ons verwacht. We mogen ook bepaalde dingen niet weten. Dan kunnen we evenzeer tillen aan bepaalde vragen of Problemen als de patient zelf. Wel hebben we te zeggen dat God in dat alles nabij wil zijn. Dat is het positieve van de pastorale opdracht. Wie als pastor niet positief weet te spreken kan beter wegblijven. Hij maakt het alleen maar erger. Het geweldige voorrecht is juist om als pastor het Evangelie van Gods genade voor schuldigen te brengen. Dat kan niet beter dan door het Woord zelf open te doen.

Men moet met een patient ook willen spreken over de gewone dingen die hem bezig houden. Men mag daarover spreken als voor Gods aangezicht. Men moet geen tegenstelling maken tussen vragen van het gewone leven en geestelijke vragen. De vragen van ziekte en gezin moet men juist bespreken voor Gods aangezicht. Dat is het inéén van verticaal en horizontaal.

Het gebed ter afsluiting

Ik wil ervoor pleiten om het gesprek met gebed af te sluiten. Dat gebed mag niet misbruikt worden om een mislukt gesprek toch nog een vrome wending te geven. Men kan echter ook aan het eind van een mislukt gesprek samen tot God gaan en zeggen dat men elkaar niet kon bereiken. Het is toch niet verkeerd om eerlijk in het gebed de onmacht die men bij het gesprek beleefde te belijden. Er zijn gesprekken die zo veel weerstand tegen het evangelie verraden, dat men ze niet met gebed kan beëindigen. Er zijn ook mensen aan wie men eerst moet vragen of men het gesprek met gebed beëindigen mag. In het algemeen zal dat bij meelevende gemeenteleden niet nodig zijn. Toch kan men niet met elk mens - ongeacht zijn instelling en opmerkingen - zomaar een gebed doen.

In dat gebed moet kort en krachtig voor de patient gebeden worden en voor de zijnen, voor de speciale dingen die in het gesprek aan de orde kwamen, ook voor de vragen waarmee hij worstelt. Bij het gebed op een zaal kan men dan overgaan tot het gebed voor allen. Laat men doktoren en verpleegkundigen daarbij niet vergeten. lk zou erop willen wijzen dat men de patiënt niet reeds voor zijn dood mag afgeschreven hebben. Dat komt wel voor. Een predikant denkt soms, als het sterven lang op zich laat wachten: is het nu nog niet afgelopen? Welnu, dat is verkeerd. Men moet de weg mee willen gaan, hoe lang die ook duurt. Men moet geduld hebben met levenden én met stervenden.

Het is goed aan een patient in een ziekenhuis iets te kunnen verteilen wat de mensen buiten het ziekenhuis niet weten. Dan kan de patient zelf vanaf zijn bed ook eens informatie geven in plaats daarvan dat hij alleen maar informatie moet ontvangen. Wat van een kerkeraadsvergadering na enkele dagen toch bekend mag worden, zou de patient in het ziekenhuis wel eens het eerst mogen horen.

Contact met arts en ziekenhuispastor

Het is ook goed in moeilijke gevallen met de arts contact te zoeken. Veel pastores zien daartegen op. Veel artsen staan voor dat contact tegenwoordig meer open dan vroeger. Natuurlijk moet men het alleen in dringende gevallen doen. lk pleit er ook niet voor dat de pastor alles direct maar van de dokter zal horen.

Het is goed dat ook hij met de patient in de fase van onwetendheid verkeert. Dan kan hij de patiënt het beste begeleiden. Toch kunnen er bij de pastor vragen zijn die hij graag met een arts zou willen bespreken. Laat hij niet schromen contact te zoeken. Datzelfde geldt van de ziekenhuispastor. Men moet niet tegenover elkaar staan als ziekenhuispastor en als gemeentepastor. Veeleer, waar nodig, moet men willen samenwerken. Dat zullen ziekenhuispastores ook op prijs stellen. Het is een voorrecht dat de pastor de patiënt in het ziekenhuis mag opzoeken. Laten we de gelegenheden die er zijn, gebruiken. Kansen zijn altijd gaven van God. Het kan ook met een patient door een crisis heen moeten. Dat is wel moeilijk, maar niet onoverkomelijk. Laat men toch zijn taak met blijdschap en toewijding vervullen. Men behoeft er niet zelf geweest te zijn om het te kunnen doen. Wel moet men zich steeds weer afvragen: Hoe zou ik mij zelf voelen, als ik dit hier moest doormaken. Laat die vraag maar door het hoofd van de pastor speien als hij de trappen van het ziekenhuis opgaat, voorzover hij daartoe tenminste de gelegenheid heeft, en in zijn overpeinzingen niet door de drukte op de trap gestoord wordt.

Het is een geweldig voorrecht dit werk te mogen doen. Er wordt op gewacht, er wordt om gevraagd. Pastores dienen het biddend te doen. Als het goed is, voordat ze op bezoek gaan, als het bezoek ten einde is, en ook nog weer thuis. Zo Staat er een muur van gebed rondom het gemeentelid dat in het ziekenhuis verblijft. Het is een geweldige opdracht, die we dankbaar hebben te vervullen. Zo klinkt het thema „De pastor en het ziekenhuis” positief, omdat het Evangelie positief is: Het Evangelie van Gods genade voor zondaren.

Dit is de bewerkte tekst van een lezing die door mij gehouden werd op uitnodiging van net Ikazia-ziekenhuis in Rotterdam en van net Prinses Beatrixziekenhuis in Gorinchem op resp. 8 februari en in enigszins gewijzigde vorm op 15 mei 1979 voor predikanten uit de regio van het ziekenhuis.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1979

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

DE PASTOR EN HET ZIEKENHUIS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1979

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's