IN MEMORIAM PROFESSOR J. HOVIUS 1900 - 1979
Prof. Hovius is op 7 april van dit jaar afgelost van zijn post in Gods kerk op aarde. Gedurende een reeks van jaren heeft hij, vooral op kerkrechtelijk gebied, leiding gegeven aan ons kerkelijk leven. Wij gedenken hem en zijn arbeid in ons maandblad met grote dankbaarheid.
Als hij de ambtsdragers wil wijzen op nun roeping, spreekt hij over de werking van zeer veel kerkontbindende krachten die waarlijk geen halt houden bij de poorten van onze Christelijke Gereformeerde Kerken. Dat was in 1962, maar het is nog actueel! „Tengevolge van allerlei factoren verflauwt de belangstelling voor de kerk en voor heel veel wat met de kerk in verband Staat. Zo wordt, om maar iets te noemen, de belijdenis van de kerk naar de achtergrond gedrongen, zij verliest haar functie, zij boet in aan gezag enz., en zo gaat het ook in veel opzichten met de regering van de kerk. En dat nu is om meer dan een reden zeer te betreuren”.
De ambtsdragers en speciaal de ouderlingen moeten volgens prof. Hovius Studie maken van de kerkregering. ledere ambtsdrager schaffe zich een Kerkorde aan en bestudere haar. Ook zouden cursussen voor ambtsdragers georganiseerd moeten worden. In de voor ons blad geschreven artikelen over kerkrechtelijke onderwerpen herkennen we sommige situaties. Bij een zgn. gemeentevergadering moet er geen algemene rondvraag op de agenda staan, want dat is principieel gezien bedenkelijk en in de praktijk blijkt meermalen, dat de vrede van de gemeente er niet door wordt bevorderd. De praktijk spreekt hier een woord mee. Wie geen avondmaal viert, mag niet tot ambtsdrager gekozen worden, want hij openbaart zich niet als een gelovige - waarmee niet gezegd is dat hij het niet is - en hij is geen voorbeeld voor de gemeente, terwijl dat toch een eis van Gods Woord is. Naast het principe is er de historie, waarbij o.a. verwezen wordt naar een uitspraak van de classis Rotterdam, gedaan in 1920. De plaatselijke kerken behoren regelingen te hebben voor de verkiezing van ambtsdragers, want anders komen er moeilijkheden.
We herkennen ook prof. Hovius in wat hij schreef. Onze kerken waarin hij sinds zijn bevestiging als predikant op 2 november 1924 ambtsdrager was, had hij lief met heel zijn hart. Het was voor hem een verdrietige zaak, als ergens verwarring en verdeeldheid ontstonden, omdat men tegen de orde van de kerk inging. Er zijn spanningen en conflicten geweest waaronder hij persoonlijk geleden heeft. Wat hij zei, was duidelijk en concreet. Zijn oordeel was altijd voorzichtig en weloverwogen.
De schriftelijke nalatenschap van prof. Hovius in „Ambtelijk Contact” is maar een fragment van zijn werk. Als wij hiervan uitgaan, blijft zijn betekenis als kerkhistoricus bijna geheel buiten beschouwing, al kan men zeggen, dat de nauwkeurigheid in het verwerken van de gegevens en het respect voor de gereformeerde traditie die hem als historicus kenmerken, in al zijn werk opvallen.
Wie op de verbanden let, ziet dat het hem erom ging, ook in de kleinere artikelen over allerlei kerkelijke vragen, dat de ware religie onderhouden zou worden. Daarover schreef hij in de bundel „Woord en Kerk” die bij de herdenking van het vijfenzeventigjarig bestaan van de Theologische Hogeschool verscheen.
Het is bekend, dat prof. Hovius veel werk heeft gedaan voor de herziening van onze kerkorde in 1947. Hij was voorzitter van het deputaatschap waardoor de nodigewijzigingen en aanvullingen van diverse artikelen en bepalingen werden voorbereid. Veel van wat na 1947 in onze kerkorde werd opgenomen, is door hem geredigeerd of atthans geadviseerd.
Als ambtsdragers kunnen wij niet anders dan uitermate dankbaar zijn voor al deze arbeid die onze kerken zeer ten goede is gekomen. Prof. Hovius maakte er geen ophef van en liet zich er niet op voorstaan. Hij deed het in alle eenvoud uit roepingsbesef. In kerkelijk denken en kerkelijk handelen was hij een voorbeeld voor ons allen.
Onze kerken hebben door zijn heengaan een groot verlies geleden. Het was niet in zijn geest, als er veel aandacht aan hem werd gegeven. Maar het is wel in de lijn van prof. Hovius om te wijzen op het werk van God waardoor de ware religie ook in de toekomst in stand gehouden zal worden. Hij gebruikt daarvoor, zegt onze nu ontslapen broeder, mensen die in Zijn hand een middel mogen zijn, niets meer maar ook niets minder, tot opbouw van het lichaam van Christus, Ef. 4 :12.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1979
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's