LEVEN MET DE TWIJFEL?
In het pastoraat - en daaronder verstaan wij ook het huisbezoek dat door de ouderlingen wordt gebracht - komen we een betrekkelijk nieuw verschijnsel tegen, dat we (voorlopig) de moderne twijfel zouden willen noemen.
We hebben met mensen, niet met verschijnselen zonder meer te doen!
Wanneer we gaan nadenken over een bepaalde vorm van twijfel, moeten we wel in gedachten houden dat we willen trachten elkaar iets te leren in verband met de zielzorg aan mensen. Voorheen waarschuwde men de artsen wel eens, dat ze te maken hadden met mensen, niet met magen e.d. Nu er zoveel aandacht besteed wordt aan allerlei zaken, die betrekking hebben op het pastoraat, mogen we wel voortdurend tegen elkaar zeggen, dat het niet gaat om een theoretische discussie maar om de manier waarop we omgaan met mensen. Dat ik nog eens de nadruk leg op dit feit, dat voor de meesten van ons wel een vanzelfsprekende zaak zal zijn, vindt zijn oorzaak in het feit, dat we - om de zaak bespreekbaar te maken - die twijfel toch wel tijdelijk enigszins los moeten maken van de mens, die twijfelt. Immers elk mens is weer anders. Ook in zijn geloof, ook in zijn twijfel. Een middelbare scholier zal het er op een andere manier moeilijk mee hebben dan zijn grootvader (zo die grootvader het er al moeilijk mee heeft). En alle middelbare scholieren zijn ook niet gelijk. Het maakt een groot verschil uit wat voor gezin ze komen, welk karakter ze hebben etc.
U begrijpt wat ik bedoel: DE twijfel bestaat niet. Ook DE moderne twijfel niet. U kunt die twijfel niet ergens op straat vinden, in een kast opbergen of in een laboratorium onder een microscoop bekijken. Tòch moeten we wel doen wat eigenlijk niet kan, DE twijfel even losmaken van die bepaalde mensen, omdat het eenvoudigweg ondoenlijk is alle twijfelende mensen te bespreken.
Dit abstraheren doen we ook, wanneer we spreken over HET geloof, DE liefde enz. Het is mooi, dat we dit geleerd hebben (zo met elkaar na te denken over bepaalde dingen), maar er zit altijd het gevaar aan verbonden dat we niet meer beseffen, dat we theoretiseren. Vooral omdat die twijfel bij velen op een erg gevoelige plek zit, meen ik deze bekende zaak nog eens weer vooraf onder uw aandacht te moeten brengen.
Het gaat om een bepaald facet van de twijfel.
Er is over de twijfel - en over de tegenpool ervan: de zekerheid (van het geloof) - in vroeger tijden maar ook tegenwoordig al heel wat geschreven. Het is niet de bedoeling - en ook niet mogelijk - dit alles in een enkel artikel weer naar voren te brengen. Wel wil ik terloops de opmerking maken, dat in kringen, waarin vroeger de twijfel - om het zacht te zeggen - niet zo heel erg scherp veroordeeld werd, nu zo sterk de nadruk gelegd wordt op de „altijd beleden zekerheid van het geloof”, terwijl thans in kringen, waar men vroeger de twijfel sterk en scherp veroordeelde momenteel op zijn minst een lans breekt voor de twijfelende mens. Nadenken over dit merkwaardige verschijnsel zou interessante zaken aan het licht kunnen brengen maar is niet de opdracht van de schrijver van dit artikel.
Wel wil ik er de nadruk op leggen dat het in de moderne twijfel om een „andere soort twijfel” gaat dan bij de vroeger veel besproken twijfel.
Ter onderscheiding even een paar regels over de „bekende” twijfel. In allerlei boeken op het terrein van de zielszorg kan men de onderscheiding tegenkomen tussen objectieve twijfel en subjectieve twijfel. Met „objectieve twijfel” werd dan bedoeld twijfel aan de objectieve waarheid van het Woord van God, of zelfs aan het bestaan van God, terwijl met „subjectieve twijfel” meer bedoeld werd dat men beslist niet twijfelde aan de waarheid van Gods Woord, maar wel aan het feit of men er deel aan had.
Om het laatste even concreet te maken: dat de Here zondaren redt, was geen vraag; meestal was het ook geen vraag of Hij zondaren wilde redden; de grote vraag was (en is) echter wel bij velen of óók zij een geredde zondaar waren (zijn).
Men kan zijn twijfels hebben over de juistheid van deze onderscheiding, men kan vraagtekens plaatsen bij de termen „subjectief” en „objectief” in dit verband, men kan zelfs gevaar in deze onderscheiding zien we herkennen waarschijnlijk alien deze twee vormen van twijfel wel.
En we zullen ook wel begrijpen dat juist onder ons de tweede vorm van twijfel nogal eens voorkwam en voorkomt. „under ons”. Daarmee bedoelen we dat deze twijfel groeit in een bepaald geestelijk klimaat. En dat is ook zo.
We zullen de aandrang om allerlei vragen, die hiermee samenhangen en die ook weer in nauw verband staan met de moeiten en zorgen van ons kerkelijk leven, te bespreken, weerstaan. Niet alleen omdat het ons te ver van ons onderwerp af zou brengen, maar datgene waar ik op doel, wordt al regelmatig besproken, met name in dit blad.
Maar dat woordje „klimaat” moeten we wel even vasthouden. Het geestelijk klimaat waarin we leven, schijnt gunstig te zijn voor het bevorderen van de groei van die moderne twijfel.
Eén van de weinige dingen waarover men het nog eens schijnt te zijn is het feit, dat de zekerheden wegvallen, terwijl velen daaruit de conclusie trekken, dat we met de twijfel moeten leren leven.
Met een paar min of meer lukraak gekozen citaten uit heel verschillende bladen wil ik dit illustreren.
„.....dan valt het op dat met name in de eerste helft van deze eeuw men zo’n duidelijk beeld had van de maatschappij zoals die er uit zou moeten zien..... Het was een tijd van zekerheden..... maar de zekerheid van weleer heeft plaats gemaakt voor onzekerheid; niet een onzekerheid uit arren moede, maar een overtuigde, bewuste onzekerheid. (citaat uit Nederlandse Gedachten van 10 maart 1979).
Uit „Wending” van dr. H. Wijngaarden: „voor mij is God de volstrekte onzekerheid, met God weet je nooit waar je aan toe bent. Het leven met onzekerheden vind ik een bijbels gegeven” (geciteerd in „Kerknieuws” d.d. 16 januari jl.).
Na betrekkelijk korte tijd (na de eerste uitgave) verscheen de tweede druk van het boek van dr. Okke Jager, getiteld: „Een tijd van twijfel” met als ondertitel „preken over levensvragen”. Een gelijkstelling van de gedachten van de schrijver met die van de hierboven genoemde emeritus-hoogleraar is niet mijn bedoeling; een bespreking van dit boek evenmin. Het gaat er mij slechts om er de aandacht op te vestigen dat de vraag naar dit boek bewijst dat die twijfels en onzekerheden bij de mensen leven.
De vraag is echter:
Moeten we er mee blijven leven?
Moeten we er dus mee leren leven?
Dàt ook onder ons deze vorm van twijfel te vinden is, is geen vraag voor wie zijn oor te luisteren legt. Op catechisatie, tijdens het huisbezoek, op gespreksavonden en niet te vergeten bij het ziekenbezoek krijgen we niet alleen te maken met de vraag: „zou de Here ook MIJN God zijn?”, dus de onzekerheid aangaande het persoonlijk deel hebben aan Gods heil, maar we stuiten ook op wat we voorlopig nog maar blijven aanduiden als de „moderne twijfel”.
Ook hier dienen we er voor te waken, dat we van onderscheidingen geen scheidingen maken. Zo in de trant van: de twijfelaars zijn nu in drie groepen te verdelen: de mensen met objectieve twijfel, de mensen met subjectieve twijfel en dan de nieuwe derde groep: de mensen met de moderne twijfel.
Je kunt zelfs de vraag stellen, of de twijfel, die we overal opmerken,wel zo nieuw, zo modern is als hij lijkt te zijn. Wie de vragen beziet, waar de „moderne twijfelaar” mee zit, bemerkt al spoedig dat de meeste van die vragen niet nieuw zijn.
Wie al de twijfels en de mensen, die twijfelen, nauwkeurig van elkaar onderscheiden en op een rijtje zetten wil, merkt al spoedig dat hij er niet uit komt.
Ik schrijf dit niet als bladvulling of om u onnodig lang op te houden eer we komen tot de zaak waar het uiteindelijk om begonnen is. Maar wel om u er voor te waarschuwen, dat u niet te spoedig zegt: „Er is niets aan de hand” of: „dat is niets nieuws, die vragen zijn er altijd geweest”.
Het zij toegegeven, de vragen die velen bezig houden zijn niet nieuw. Onzekerheid en twijfel is er altijd wel geweest. Maar opvallend en verontrustend is wel de indringendheid waarmee allerlei vragen aan de orde gesteld worden.
De geestelijke crisis, die bij velen waar te nemen valt, is te ernstig dan dat we ons er met een schouderophalen van af zouden mogen maken. Maar het ergste is misschien nog wel de manier waarop men deze als een epidemie om zich heen grijpende twijfelziekte en onzekerheid meent te moeten opvangen en begeleiden.
De uitspraken, die ik hierboven citeerde, zijn geen randverschijnselen maar uitingen van een bepaalde mentaliteit, die als een epidemie om zich heen grijpt endieernstige gevolgen kan hebben voor het kerkelijk leven en voor het geloofsleven van de gemeente.
Vandaar dat ik niet wil volstaan met het kortweg signaleren van het opkomen van dëze „nieuwe twijfel”, maar wat dieper wil ingaan op de oorzaak (of de oorzaken) er van en ook iets wil zeggen over de manier, waarop wij - naar ik meen - er tegenover moeten staan.
Om niet een heel nummer van A. C. hiermee te vullen D. V. de volgende maal meer hierover.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 mei 1979
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's