Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE TAAK VAN DE KERK TEN OPZICHTE VAN DE WERELD VOLGENS DE REFORMATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE TAAK VAN DE KERK TEN OPZICHTE VAN DE WERELD VOLGENS DE REFORMATIE

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

(1)

Door dat te doen geeft de kerk te kennen, laat ik het gaan. Philippus (Melanchthon) dat zij de wereld als wereld heeft afgeschreven en dat er van die wereld alleen nog iets te verwachten is, wanneer zij wereld-af wordt, wanneer zij vernieuwd wordt, veranderd naar Gods wil. Men kan zelfs zo ver gaan dat men stelt, dat de taak van de kerk ten opzichte van de wereld grotendeels hierin opgaat. Maar er zit ook een andere kant aan de zaak. Wie uit de wereld geroepen is tot de kerk, bemerkt dat Paulus gelijk had toen hij schreef : het is duidelijk, dat wij niet uit de wereld kunnen uitgaan. Hij staat dan voor de roe-ping van de gelovige in dit leven en in deze tegenwoordige wereld en daarmee komt hij ook voor de vraag te staan wat de taak van de kerk ten opzichte van de wereld is.

Nu kan de Reformatie ons hierin veel leren. Van Luther leren we dat het in het leven gaat om religieuze vragen. Centraal staat de kwestie van de verhouding tot God. Dat was Luthers geweidige kracht. En alleen vandaaruit is de Reformatie als een machtige beweging te verstaan die de kerk, de Staat, de samenleving in Europa veranderd heeft. De vraag: hoe krijg ik een genadige God? blijkt voor Luther zo belangrijk te zijn dat hij erbij is blijven stilstaan. Hij had er genoeg aan. Luther zelf heeft zijn beperktheid in dit opzicht ook erkend. In een van zijn bekende tafelgesprekken liet hij zich als volgt uit: „Kleine en geringe zaken houden mij zeer bezig. De grote echter brengen me niet in beweging, omdat ik denk: dit gaat boven mijn vermogen, ik kan het niet aan en dus echter is heel anders. Hij wordt niet bewogen door de zaken die mij bezig houden. Hern bewegen de grote problemen van de staat en van de religie. Mij drukken slechts private zorgen. Zo zijn de gaven verschillend”.

In dit woord ziet Luther zichzelf heel scherp als een man die slechts door persoonlijke vragen wordt gemotiveerd, terwijl Melanchthon een veel bredere belangstelling heeft. En hij heeft daarin wel gelijk gehad. Inderdaad kàn de diep-religieuze vraag van Luther ook wel eens al te individualistisch opgevat worden en in de geschiedenis heeft dit geleid tot een opsplitsen van het leven in twee afzonderlijke gebieden. Hier ligt de oorsprong van de Lutherse opvatting van de twee rijken. Deze is van grote betekenis geweest voor de kwestie van de taak der kerk in deze wereld. Christus is koning in de kerk. Dat is het rijk van Gods rechterhand. Maar er is ook een rijk van Gods linkerhand, waar-in de vorsten hebben te regeren. Daar staat de kerk buiten. Het is wel duidelijk dat dit standpunt grote consequenties heeft voor de houding van de kerk in de wereld. De rooms-katholieke eenheidsopvatting waarbij heel de samenleving onder supervisie van de kerk kwam te staan, is bij Luther radicaal verbroken. Er zijn twee rijken die naast, soms tegenover elkaar staan.

Men mag nimmer de religieuze diepte van Luthers vraagstelling uit het oog verliezen. Zodra wij de rechtvaardiging uit het geloof alleen gaan beschouwen als een leer die uit de tijd is, zijn we de kracht van het leven der genade kwijt. Maar wij mogen ook niet vergeten dat Luthers standpunt in de gereformeerde Reformatie is overgenomen en breder is toegepast dan bij Luther zelf.

Allerlei factoren hebben daarbij een rol gespeeld, sociale, politieke, religieuze en theologische factoren. De Reformatie naar gereformeerde signatuur vond voor het merendeel plaats in rijkssteden, met een sterke, zelfstandige en bewust op saamhorigheid aangewezen bevolking. Het democratisch element speelde in Zwitserland en in Boven-Duitsland een grote rol. De beleving van de religie kreeg door dit alles ook een ander accent. Maar vooral heeft de theologie der gereformeerden die mede door deze factoren bepaald was, hierin een belangrijke bijdrage geleverd. Ook Calvijn kent de vraag: wat moet ik doen om zalig te worden, maar hij maakt deze ondergeschikt aan die andere: „in ieder geval is het heel on-theologisch om de mensen zo uitsluitend heen te leiden naar het bezig zijn met zichzelf, zodat men bij alles niet de ijver voor Gods eer als fundament voor het leven voorschrijft; want in de eerste plaats zijn wij voor God en niet voor onszelf geboren... Een christenhart moet derhalve hoger streven dan het zoeken en worstelen om de zaligheid van de eigen ziel”. Zo voegt Calvijn Sado-letus toe. En hier staan wij voor de achtergrond van de brede visie die in de gereformeerde traditie ontwikkeid werd in de vragen van kerk en wereld.

Calvijn heeft hier baanbrekend werk ge-daan. Maar hij was daarin niet de eerste. Heel veel van wat hij heeft kunnen doen, heeft hij geleerd van Martin Bucer, de reformator van Straatsburg. Bij deze laatste vinden we voor het eerst een visie op kerk en wereld in hun onderlinge relatie, die in heel de gereformeerde traditie zou doorwerken. Bucer zelf heeft daarin ook zijn voorgangers gehad. Van hen dient vooral de reformator van Bazel genoemd te worden: Oecolampadius die de zelfstandigheid van de kerk ten opzichte van de Staat sterk bepleit heeft en die daardoor de va-der genoemd kan worden van de gereformeerde opvatting van de kerkelijke tucht, d.w.z. een kerkelijke discipline waarin tot uitdrukking wordt gebracht dat de kerk beschikt over een andere macht dan de Staat of de overheid.

Bucer heeft dit alles overgenomen en in praktijk willen brengen in Straatsburg, hetgeen hem slechts ten dele gelukt is. Maar in talloze geschriften heeft hij zijn gedachten ontwikkeid. Ik wijs hier alleen op twee boeken, één uit het jaar 1538, „De ware zielzorg” en één uit het jaar 1550, „Het rijk van Christus”.

Het eerste geschrift is een doorlopend pleidooi voor een zelfstandig functione-rend kerkelijk leven. De kerk is het lichaam van Christus en tegelijk is zij de gemeenschap der heiligen. Op deze gemeen-schapsgedachte valt het volle accent. Bucer heeft hier blijk gegeven een leerling te zijn van Paulus in Ef. 4, Rom. 12 en 1 Cor. 12. Het wezen van de gemeenschap wordt gevormd door de Geest en zijn werk. Christus oefent zijn koningschap uit door zijn Geest in zijn kerk.

En binnen die gemeenschap ontvangt ieder een plaats die lid van Christus is. Ieder heeft daar zijn gaven en krachten te besteden. Binnen dit geheel functioneert het pastorale ambt. De kracht ervan ligt in de kerkelijke macht. En deze is geen andere dan de sleutelmacht. Echte zielzorg is daarom beoefenen van deze sleutelmacht van de kerk. Zij bestaat in de vergeving der zonden òf in het binden onder het oordeel Gods. Zo verklaart het ambt in de bediening van het Woord van God wie vrij voor God is en wie onder het oordeel is. Het ambt verklaart dit niet alleen, maar effectueert het ook. God werkt door middel van mensen zijn heil. Bucer heeft hier de religieuze motivatie van Luther geheel overgenomen. Maar hij heeft haar verbreed. Het geloof werkt niet alleen bevrijdend, het werkt niet alleen declaratief. Het poneert en effectueert ook, d.w.z. het werkt gemeenschap-stich-tend. En voor Bucer is dit typisch kerkelijk. Zaak van de gemeente van Christus in de wereld. Daarom kan Bucer ook het eigenlijke kerkewerk formuleren als: zo velen als maar mogelijk is toebrengen tot de gemeente en hen die toegebracht zijn, zo veel als maar mogelijk is laten groeien in de genade. Het zijn de twee motieven voor alle kerkewerk, die gelden tot op he-den: mensen naar de kerk brengen, hen als levende leden laten participeren, èn deze leden zo veel als maar mogelijk is doen groeien in Christus. Bucer sluit zich in zijn geschrift aan bij de beschrijving van de goede herder uit Ezechiel 34. Deze zoekt het verlorene, hij verbindt en geneest. Dit is een beeld van de Goede Herder Christus, die aan zijn schapen zelf verleent door middel van de ambtsdragers, wat Hij beloofd heeft. Tegen deze achtergrond pleit Bucer voor de kerkelijke tucht. En in het laatste deel van zijn boek zet hij uiteen wat het verschil is tussen de kerkelijke tucht en de straf van de overheid. Want ook deze laatste heeft een taak. Zij heeft de voorwaarden te scheppen, waar-onder de kerk zich kan ontplooien.

Opmerkelijk is dat Bucer zo de zielzorg ziet als het wezen van alle kerkelijke arbeid, en dat hij deze laatste ondergeschikt maakt van de eenheid van de kerk. Tegen-over het sektarisch streven der dopersen stelt Bucer het pastoraat, waardoor de ware eenheid der kerk hersteld kan worden. Bucer bepleit daarbij de zelfstandigheid van de kerk ten overstaan van de overheid. Deze laatste doet iets principieel anders, wanneer zij de zondaren bestraft, dan wat de kerk doet. In de kerk is het de genade die geneest. Bij de overheid is het ’t zwaard dat straft. Dat zijn twee dingen. Maar beide staan onder de heerschappij van de ene Christus, de overheid en de kerk. De laatste kan zelfs de eerste aan haar roeping herinneren. En de eerste kan de laatste vermanen om alleen het evangelie te prediken. Twee rijken, één Heer.

Duidelijk komt dit ook uit in Bucers laatste geschrift, na zijn dood uitgegeven, over het rijk van Christus. Het is opgedragen aan de toenmalige koning van Engeland, de zeer jeugdige Eduard VI. Bucer presenteert hier een programma voor de doorgaande Reformatie in Engeland. Het motief zou men eschatologisch kunnen noemen: wanneer Christus verschijnt, moet Hij in Engeland een samenleving aantreffen, die in alle opzichten naar Zijn Woord is gevormd. Hoe kan dit? Doordat de kerk waarlijk kerk is. En doordat de overheid werkelijk naar Gods Woord wil regeren. De heerschappij van Christus verwerkelijkt zich in de gemeente en van-daaruit doortrekt zij heel de samenleving in al haar delen.

Eerst is er de gemeente. Daar is het rijk van Christus door Zijn Woord en Geest in de ambtelijke bediening der verzoening. Dit rijk onderscheidt zich van de koninkrijken der wereld in velerlei opzicht. Het is het machtsgebied van onze zaligmaker Jezus Christus, waar Hij de bediening en verzorging uitoefent van het eeuwige heil der uitverkorenen Gods, die Hij zelf door zijn leer en tucht door middel van getrou-we dienaren bijeenvergadert en die Hij in zichzelf en in zijn gemeente inlijft en die Hij zó regeert dat zij door Hem gereinigd, van dag tot dag goed en gelukkig leven, nu en in de toekomst.

Dit rijk van Christus wordt samengebracht door de prediking van het Woord, de bediening van de sacramenten en de uitoefening van de tucht. Centraal Staat hier het wonder van de vergeving der zon-den, die geschiedt in prediking en zielzorg. Maar dit rijk van Christus vraagt om expansie in de wereld. En daartoe is de overheid aangesteld die door middel van aller lei wetten de doorwerking van het rijk van Christus moet bevorderen. Het twee-de deel van Bucers geschrift is gewijd aan allerlei soms heel concrete voorstellen met betrekking tot een wetgeving die gestalte geeft aan Christus’ heerschappij. In totaal stelt Bucer een veertiental wetten voor die heel het leven onder de tucht moeten brengen van het Woord van God. Het onderwijs, de zondagsheiliging, de armverzorging, de huwelijkswetgeving, de opvoeding van kinderen, de reformatie van de kunst en van de handel, de regeling van allerlei takken van handenarbeid, de-vestiging van industrieën, het strafrecht, het gevangeniswezen, kortom heel het leven wordt vanuit het Woord Gods geregeerd. Zo wil Bucer het. En dat het maar niet een ideaal was blijkt uit de opdracht van zijn geschrift aan de koning. Bucer hoopt op deze manier het rijk van Christus te bevorderen.

Centraal Staat de kerk. Maar vandaaruit gaat de invloed uit over heel het leven. De vraag is nu, hoe Bucer dit verwerkelijkt wil zien. Immers, niet door de kerk als zodanig. Ook niet door een rechtstreeks kerkelijk ingrijpen in de vragen van de samenleving, maar door een getrouwe prediking, ook tot de overheid, die naar Bucers gedachten voor de realisering van het rijk van Christus in de samenleving verantwoordelijk is.

De grondlijn is duidelijk. De kerk dient de samenleving, de wereld het beste, doordat zij alleen maar is, wat zij moet zijn: kerk d.i. gemeente van de levende God, lichaam van Christus. In Bucers gedachte is de overheid er om ook als dienares van God de vragen van de wereld waarin de kerk leeft, aan te vatten. Het is nog de tijd van de theocratische gedachte.

Bucer heeft Luthers gedachte overgenomen. Het Woord wekt het geloof. Daar is de gemeente. Maar hij heeft aan die gemeente in de eerste plaats een eigen structuur gegeven, die van het presbyteriale ambt en van de kerkelijke vergaderingen. En hij heeft veel sterker dan Luther de noodzakelijkheid bepleit om het geloof een gestalte te geven in deze wereld. Maar zulks geschiedt niet rechtstreeks door de kerk zelf. Het geschiedt door haar leden die elk een roeping hebben, en het geschiedt vooral door de overheid die zulk een hoge en heilige roeping heeft.

Het zijn deze gedachten die we ook bij Calvijn aantreffen, die grotendeels de visie op de taak van de kerk in de wereld hebben bepaald binnen de gereformeerde traditie. Reeds Bucer had bij de verwerkelij-king van zijn gedachten te maken met het tegenstreven van de wederdopers en met de tegenwerking van de libertinisten. Cal-vijns strijd lag in dezelfde frontlinie. Zo werd het bestek uitgezet voor de verdere ontwikkeling.

Een volgende maal hopen we iets meer nog te zeggen van Calvijns gedachten over kerk en wereld en over de toepasbaarheid ervan voor vandaag.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1979

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

DE TAAK VAN DE KERK TEN OPZICHTE VAN DE WERELD VOLGENS DE REFORMATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1979

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's