Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WAT DOEN ZE EIGENLIJK, DIE DIAKENEN?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WAT DOEN ZE EIGENLIJK, DIE DIAKENEN?

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Niet uit wantrouwen - dat komt ook wel voor - maar uit belangstelling stelden wij ons deze vraag. Wij, dat zijn de leden van de commissie Ambt en Dienst van de classis Zwolle, eind 1977 geinstalleerd mede om de diaconale zaken van onze classis te behartigen middels instructie en informatie.

De ontvangen antwoorden zijn verwerkt in een rapport met commentaar en aanbevelingen, dat aan alle diaconieën van onze classis is toegezonden. Met het verzoek om verwerking in het plaatselijke diaconaat en om zo mogelijk te reageren. De gegevens worden door de commissie verder verwerkt tot een classicaal diaconaal beleid.

In dit blad willen we in verhaalvorm enkele gegevens verwerken, omdat ook meerderen - kerkeraden, diaconieën, classicale commissies - hier wat mee kunnen doen.

De vragen zijn in vieren onderverdeeld: I Interne organisatie; II Financiën; III Diaconale werkzaamheden; IV Diaconaal vormingswerk.

In dit artikel vindt u iets over het eerste onderdeel met een bijbehorende statistiek, in een volgend artikel de laatste onderdelen.

Interne organisatie

We wilden wel eens weten hoe georganiseerd de plaatselijke diaconieën te werk gaan. De antwoorden leverden interessante gegevens op.

Aantal diakenen: begrijpelijk dat dit afhankelijk is van de grootte van de gemeente. In onze classis zijn grote en kleine gemeenten: twee diakenen per gemeente wordt wel het minimum geacht in de kleinere en dat loopt dan op in de grotere gemeenten tot maximaal 10.

In die 14 gemeenten is er één diaken per gemiddeld 108 leden. Per gemeente zijn er natuurlijk afwijkingen van dit gemiddelde: minimaal één diaken op de 48 leden, maximaal één diaken op de 222 leden.

Belangrijker dan cijfers is natuurlijk het wáárom van de grote verschillen. Daar zijn geen vragen over gesteld. Opvallend is dat er duidelijke verschillen zijn tussen de kleinere en grote gemeenten. Dit is echter niet zo onverklaarbaar, want onafhankelijk van de grootte moet in elke gemeente een aantal diaconale werkzaamheden worden verricht. Opvallender zijn echter de afwijkingen bij de grotere gemeenten: bij de gemeenten van 400 t/m 1600 leden is er één diaken per minimaal 79 tot maximaal 222 leden.

Niet dat de statistiek of het gemiddelde van meerdere kerken het aantal diakenen in een gemeente moet bepalen. Toch zou het interessant zijn hier door te vragen. Ziet men in de ene gemeente meer diaconaal werk dan in de andere? Waarom hebben we dit aantal diakenen in onze gemeente? Blijkt hier al (verschil in) moeite met het diaconaat? De gegevens ontbreken ons echter om hier antwoorden te ge-ven.

Afzonderlijk vergaderen: art. 40 K.O. wil de diaconie apart doen vergaderen terbe-handeling van de diaconale aangelegenhe-den. Zes diaconieën blijken dit te doen, één soms, en zeven (!!!) nooit. Wel blijkt het al of niet apart vergaderen algemeen gesproken, afhankelijk te zijn van de grootte van de gemeente.

Maar, klein of groot, in elke gemeente zal apart vergaderen van de diaconie noodza-kelijk zijn. Want de opdracht „helpen wie geen helper heeft” vereist gewoon veel aandacht. En hoe kan dit beter dan op afzonderlijke vergaderingen? En zeker als dit niet gebeurt uit verlegenheid over de taak van de diaconie vandaag, is dit nog meer reden om apart samen te komen om zich dan op die taak te bezinnen.

Alle afzonderlijk vergaderende diaconieën rapporteren naar de bedoeling van art. 40 KO aan de „brede” kerkeraad. Dit is een goede zaak, omdat de ambten niet alleen niet los van elkaar moeten werken, maar ook, omdat de mens als eenheid om een totale bearbeiding vraagt. Deze rapportage gebeurt zowel mondeling als schriftelijk (via besluitenlijst).

De regelmaat van het afzonderlijk vergaderen varieert van 4 tot maximaal 15 maal per jaar: dit blijkt - begrijpelijk - afhankelijk te zijn van de grootte van de gemeente.

Niet-diaconale taken: onze angst, dat binnen de kerkeraad door diakenen taken uitgevoerd worden, die niet specifiek diaconaal te noemen zijn, bleek toch min of meer gegrond. Ja, wat is nu hun speciale taak? Het bevestigingsformulier noemt als hun taak „de dienst der barmhartigheid”. Door mij uitgelegd als het dienen van de leden van de gemeente in financiële, sociale en maatschappelijke aangelegenheden; zowel in de privésfeer van de eigen leden, als in de verantwoordelijkheid van deze leden naar buiten de gemeente. De uitvoering van deze taak kan zo veeleisend zijn, dat te veel niet-diaconale taken onze diakenen hierin onverantwoord belemmeren.

Natuurlijk dragen de diakenen met de andere leden van de kerkeraad gezamenlijk verantwoordelijkheid voor de gehele gemeente. Daarom mogen niet bij voorbaat andere taken binnen de kerkeraad door diakenen afgewezen worden. De opgedragen taken dienen desondanks tòch bezien te worden in het licht van de hun opgedragen dienst.

Zeven diaconieën antwoordden ons, dat zij deze niet-diaconale taken verrichten. Maar opvallend is, dat dit vooral voor-komt bij de gemeenten met meer dan 200 leden (vgl. de statistiek). Belangrijker is natuurlijk wèlke functies er dan verricht worden. Tweemaal blijkt een diaken scriba te zijn; tweemaal tweede scriba; eenmaal jeugdcontactpersoon; eenmaal lid van de zendingscommissie; eenmaal penningmeester (van de kerk); tweemaal lid commissie van beheer;een diaconie incas-seert de vrijwillige bijdragen.

Je kunt je hier zelfs afvragen of dit allemaal wel taken zijn die per se „des kerkeraads” zijn, en of deze diensten niet door gemeenteleden verricht kunnen worden.

Daarnaast zullen er ook de nodige contact-functies bij zijn tussen kerkeraad en de door hem ingestelde commissies.

Maar de conclusie op grond van deze gegevens gaat beslist niet te ver, dat een evenredige verdeling van noodzakelijke taken aan de hele kerkeraad zal moeten worden nagestreefd. Want ook de uitvoering van de diaconale taak - welke moeite men ook heeft met de vulling daarvan -mag niet tot een sluitpost van de moge-lijkheden worden.

Daar is de diaconale opdracht te groot voor en daarvoor zijn - na Studie en bezinning in een diaconale bewogenheid - de mogelijkheden te veel voor.

Dat laatste blijkt óók uit de verdere antwoorden van de enquête.

(Statistiek: zie blz. 294)

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1979

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

WAT DOEN ZE EIGENLIJK, DIE DIAKENEN?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1979

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's