Ter overweging
Dr. W.C. van Dam, Stanger en Buchmann. Twee modelten van strijdbare zielszorg. 216 blz. f. 27,50, Kok, Kampen 1977.
De auteur heeft zich verdiept in de charismatische beweging en is zelf als predikant betrokken geweest bij het uitwerpen van duivelen. Dit proefschrift handelt over twee geheel verschillende figuren, wier werk hij — zoals de ondertitel zegt — beschouwt als voorbeelden en voormannen van strijdbare zielszorg.
Stanger heeft lange tijd gewerkt in Möttlingen, de plaats waar ook Blumhardt zijn werk heeft verricht. Er wordt tussen beiden wel eens een parallel getrokken. Het werk van Stanger wordt na het verhaal over zijn leven uitvoerig geschilderd. Hetzelfde gebeurt met het werk van Buchmann. Duidelijk komt uit welke verandering er zich in Buchmanns boodschap voltrekt, nadat hij Morele Herbewapening als zijn levenstaak is gaan zien. Het werk van Christus tot verzoening komt op de achtergrond.
Hun beider wijzen van zielszorg, zo geheel verschillend mede door afkomst en levensloop, worden in het derde deel met elkaar vergeleken. Overeenkomsten en verschillen komen naar voren.
In het derde hoofdstuk van dit laatste deel volgt dan een confrontatie van deze zielszorg met de kerygmatische zielszorg van Thurneysen en Adams èn met de therapeutische zielszorg van Hiltner en Clinebell.
Tegen beide vertegenwoordigers van beide modelten heeft de schrijver bezwaren. Hij pleit vanuit de besproken figuren Buchmann en Stanger voor een centrum-model van zielszorg, die dan het karakter van charismatische zielszorg krijgt. Hier zien we de invloed van de charismatische beweging waaraan de schrijver meewerkt. Hij noemt deze vorm van zielszorg de pneumatherapie. Een voor ons besef wat merkwaardige naam, alsof je de Heilige Geest met een therapie kunt verbinden. Dan is het toch alsof de therapie bestaat in de Heilige Geest zelf. Naar onze gedachten is het juist zo dat de Heilige Geest zich van een therapie bedient. En welke therapie zal doeltreffender zijn dan die van het Woord dat verkondigend gebracht wordt en met gebed omringd wordt? We waarderen dat de schrijver het kruis en de vergeving, de schuldbelijdenis en de verzoening door Christus’ bloed centraal stelt.
De gaven van de Geest vormen eigenlijk het uitgangspunt van deze pneumatherapie. Vandaar dat deze therapie ook in een gemeenschap beoefend moet worden. Niet elke zielszorger heeft alte charismata. Men zal er elkaar mee moeten helpen. Duiveluitwerping en handoplegging zijn belangrijke gestalten van deze pneumatherapie.
De relatie pneuma—woord liikt ons afgezwakt ten gunste van die van charismatie en Geest. Op dat punt heeft Thurneysen ons veel te zeggen. Wij menen dat juist Thurneysens aanpak de term pneumatherapie onmogelijk maakt.
Er is tussen het Woord en charismata geen tegenstelling. Maar men moet de charismata niet los van het Woord bespreken.
Juist waar het Woord gebracht wordt, indringend en met persoonlijk gebed, daar zal de Geest zich van het Woord bedienen. De therapie waarvan de Geest gebruik maakt is ons inziens die van het Woord. Een centrummodel van zielszorg moet wijken voor de centrale plaats van het Woord.
Prof.Dr. M.H. Bolkestein, Zo wordt er gepreekt. Verslag van een onderzoek naar de communicatievormen in 89 preken, 138 blz., f., Boekencentrum, ’s-Gravenhage 1977.
Dit is nr. 43 in de serie praktische theologische handboeken.
De auteur heeft met een werkgroep van studenten preken uit een tiental verschillende series en onderscheiden gemeentevormen onderzocht.
Hij doet in dit boek verslag van de resultaten. Laat ons direkt mogen zeggen: Hij is niet optimistisch over hoe er gepreekt wordt. Hij meent op grond van het materiaal te moeten zeggen dat er tamelijk siecht gepreekt wordt. Hij heeft zowel taalgebruik als inleiding, het begin en de aanspreekvorm onder de loupe genomen. Ook met betrekking tot de hoorders en hun situatie werd een onderzoek ingesteld. Er worden wel actuele zaken aangesneden, maar er wordt niet diep op de zaken ingegaan in de conclusie.
Mijns inziens merkwaardig is het opschrift boven het hoofdstuk 8 dat luidt: Typologieën. Juist in de homiletiek draagt deze term een eigen karakter. In dit verband wordt er niet mee bedoeld of iets type van Christus is, maar verschillende typen van prediking, met een poging deze typen nader te omschrijven.
Het centrale bezwaar van schrijver tegen veel preken is haar monotonie. De vraag die steeds weer gesteld wordt is: hoe krijg ik een genadige God? De schrijver wil naar een bredere scopus. Hij zoekt het in de verkondiging van het Rijk. In het Rijk gaat het om de werkelijkheid van ons leven, maar dan vernieuwd en verlost. Er zijn veel te veel geboden in de prediking, die als even zovele wetsvoorschriften bij de mensen overkomen, stelt hij. De auteur verliest mijns inziens uit het oog dat het Rijk zich nog maar zeer voorlopig openbaart. Wij hebben daaraan enkel deel door het geloof. Daarom is de vraag naar de rechtvaardiging en naar de rechte verhouding tot God een centrale vraag die steeds weer aan de orde moet komen. De breedheid van het Rijk maakt deze vraag niet overbodig. Deze vraag mag achter die breedheid niet schuilgaan, ook niet erin ondergaan.
Wie preken beoordeelt, heeft niet alleen een homiletiek, maar ook een dogmatiek achter de hand. Welnu, van die beide zou men meer moeten weten om het oordeel van de schrijver te kunnen doormeten. Natuurlijk stuiten we wel steeds op punten uit zijn homiletiek en dogmatiek. Het moet gezegd worden dat de auteur door zijn betoog allerlei homiletische opmerkingen heenvlecht en naar heel wat literatuur verwijst. Ook dat maakt dit boekje waardevol. Maar het ontbreken van een duidelijk omschreven maatstaf maakt het geheel voor ons weinig scherp omlijnd. Iedere prediker zal niettemin als in een spiegel zijn eigen werk kunnen zien bij het lezen van dit boek.
Ir. J.v.d.Graaf en anderen: Met het oog op ons welzijn. Uitg. J.H. Kok, Kampen.
„Met het oog op ons welzijn” bevat de artikelen van zes schrijvers, te weten ds. C. den Boer, prof.dr. W.H. Velema, prof. C. Veenhof, W. Huizer, drs. B.J. Wiegeraad en ir. J. v.d. Graaf (eindredacteur). Alle zijn ze nauw betrokken bij de gereformeerde sociale academie „De Vijverberg” en kennelijk vanuit deze betrokkenheid behandelen ze een aantal aspecten van het bezig zijn in het sociale leven, daarbij de achtergronden belichtend welke velen tot maatschappelijke actie drijven.
Met name de opstellen van ds. C. den Boer (sociaal besef in het licht van het evangelie), prof. C. Veenhof (de leninistisch-marxistische mens) en prof.dr. W.H. Velema (heil en herstel van relaties) bieden een goed stuk informatie. De bundel kan zeer wel worden gezien als een poging het sociale leven van deze tijd en de „attitude” van allen die daarin of daaraan werken te analyseren en vervolgens enkele indicaties te geven voor bijbelsgefundeerd maatschappelijk werk.
Met die indicaties moet de lezer dan wel zelf verder en dan lijkt het mij niet onmogelijk, dat hij zich wat eenzaam en hulpeloos gaat voelen. Er is besef gewekt, dat het geheel-anders zou kunnen en zou moeten. Er is wat distantie gecreëerd: zò niet.
Maar hoe dan wel? Velema geeft op pagina 127/128 een uitgangspositie aan, die je bijblijft. Tussen de regels door lees je daar toch de opdracht verantwoordelijkheid te aanvaarden, te participeren. Jammer dat die lijn niet ergens in de bundel duidelijk en concreet, wordt doorgetrokken van de min of meer particuliere intermenselijke relatie, naar het betrokken — behoren te — zijn bij heel de samenleving.
Men mag enige hoop hebben, dat zo’n vervolg nog komt. In zijn voorwoord zegt de eind-redacteur, dat er van „De Vijverberg” meer publikaties komen, die de sociale arbeid in deze tijd raken. We wachten af — met grote belangstelling!
Evert Kuijt, Kinderbijbel O.T., met 110 prachtige vierkleurentekeningen van Reint de Jonge, uitgegeven door Boekencentrum ’s-Gravenhage 1977, f. 54,90.
Deze kinderbijbel is een pracht stuk werk. Verkwikkend is het dat de auteur zo dicht bij de Bijbeltekst is gebleven. Dat kan men niet van veel kinderbijbels uit de laatste jaren zeggen. Het verhaal wordt duidelijk en eenvoudig naverteld, zonder dat er omheen gefantaseerd wordt. Zo raakt het kind vertrouwd met de Bijbel zelf. Dat is de grote waarde van deze kinderbijbel. De tekeningen zijn prachtig. De vragen aan het eind van elk hoofdstuk willen beantwoord worden. Ook treft men kaartjes aan waarop men de reizen van Abraham en zijn zonen of die van het volk Israël kan nagaan.
Een begeleidingskommissie bestaande uit de heren ir. J. van der Graaf, I.A. Kole, ds. M.C. Tanis en H.H.J. van As hebben de tekst bekeken. Het geheel is een boek dat ik graag wil aanbevelen. Ik hoorde dat de eerste druk die een flinke omvang had, reeds bijna is uitverkocht. Dat is een bemoedigend teken. Voor een gezin met kinderen acht ik dit een waardevol bezit, eigenlijk onmisbaar naast de Bijbel.
Dr. J. Rinzema, Over liefde gesproken. Vragen rond de huwelijks- en gezinsmoraal, 128 blz.,f. 12,50, J.N. Voorhoeve Den Haag 1977.
De auteur heeft reeds verscheidene publikaties aan huwelijks- en sexuele ethiek gewijd. Dit boekje verschijnt in de serie Partorale Handreiking. Binnen dat kader wordt veel wat eerder geschreven was, nog eens samengevat. Het geschrift draagt een sympathiek karakter. Nergens is de auteur opdringerig. Toch schaamt hij zich er niet voor te zeggen waar hij staat. In onderscheiding van moderne ethici is zijn standpunt gematigd, echter niet behoudend: op het punt van voorechtelijk geslachtsverkeer geeft hij het licht op groen „waar er een perspektief van een huwelijk is”. De nieuwe echtscheidingswet aanvaardt hij ook als richtsnoer voor kerkelijk handelen. Met bijbelse gegevens terzake van de echtscheiding kunnen wij volgens hem weinig meer beginnen. Onze situatie is geheel verschillend van die van de tijd waarin de Bijbel werd geschreven. Het burgerlijk huwelijk acht hij te behoren tot het welzijn, niet tot het zijn van het huwelijk. Hij wil de betekenis ervan niet onderschatten. Hij acht het wezen van het huwelijk echter gelegen in de belofte van trouw. Wel is het nodig in de trouw te groeien. Derhalve is niet direct alles geoorloofd.
Een gematigd standpunt vergeleken met wat anderen schrijven. Niettemin een duidelijke verschuiving vergeleken met wat in de gereformeerde ethiek tot heden over deze dingen gezegd werd. Ik zoek de oorzaak daarvan in de gedachte dat je met de Schrift op dit punt niet zoveel meer kunt doen. Telkens wordt een direct beroep op de Schrift afgewezen. De argumentatie krijgt daardoor het karakter van: dit is het beste of het meest redelijke. Dat trof mij vooral waar het over het huwelijk ging. Is het geen instelling van God? Heeft de overheid als dienaresse van God er niets mee te maken?
Ds. K.D. van Kampen, Samen op weg leven tot op de grens. Omgaan met stervenden. Serie Pastorale Handreiking, 104 blz., f. 10,75, J.N. Voorhoeve, Den Haag 1977.
Dit boekje handelt op eenvoudige wijze over de omgang met en begeleiding van stervenden. Aan de eerste term geeft de schrijver de voorkeur. Dat typeert zijn aanpak: niet van op een afstand docerend of belerend, maar vanuit persoonlijke betrokkenheid. Uitgangspunten van de 8 hoofdstukken zijn de eenzaamheid en vereenzaming waarin de zieke terecht komt én de waarheid die een troost wil zijn, wanneer ze in waarachtigheid gebracht wordt.
Aan bestaande literatuur wordt niet zoveel nieuws toegevoegd. We vinden hier opnieuw het schema van Kübler-Ross met betrekking tot de fasen die een zieke doormaakt, wanneer hij hoort dat hij ongeneeslijk ziek is.
Naarmate ik verder kwam in het boekje, stuitte ik steeds meer op een gedachtengang die bij mij bezwaren oproept. De troost met het hiernamaals heet een valse troost te zijn en alleen maar bedreigend, wanneer een stervende worstelt met de vraag naar Gods trouw of met eigen schuld (blz. 74). Dat de enige manier om te troosten zou zijn uit je eigen zekerheden te gaan en naast de ander te gaan staan, als typering van Jezus’ manier van troosten, lijkt me een merkwaardige vertolking van de kenosis naar Filippenzen 2. De schrijver zegt dat wij alleen maar kunnen troosten op de wijze van deze „ontlediging” (blz. 76 v.). Jezus’ vleeswording is toch iets zo eigens dat we die term m.i. op geen menselijke houding kunnen toepassen. Op blz. 82 wordt gezegd dat de instelling ten opzichte van een stervende moet zijn: trouw blijven aan je zelf. Op blz. 86 heet het onbarmhartig aan een stervende een geloofsvisie op te leggen, of hem een overtuiging af te nemen die hij door de jaren heen heeft opgebouwd. Het zal geen tegenspraak ontmoeten, wanneer een auteur zegt dat men niemand iets dwingends kan opleggen of mag opdringen. Maar moet het niet onbarmhartig heten, wanneer men aan een stervende de duidelijke boodschap van verzoening door het offer van Jezus Christus onthoudt? Het moge zijn dat hij in zijn eigen „geloof” rust vindt. Doch dat eigen geloof is toch niet de laatste maatstaf? Zo zijn er nogal wat uitspraken die tot tegenspraak prikkelen. De boodschap dat men stervenden niet in een isolement mag laten of dringen, is een te waarderen signaal voor ieder die met de ander tot op de grens mee moet gaan.
Vanwege de veelheid van binnengekomen boeken zien we ons genoodzaakt de bespreking korter te houden dan tot heden gebruikelijk was. We volstaan in deze rubriek voortaan met een korte karakterisering.
De redactie ontving:
Van de uitgeverij G. Kool, Veenendaal, de volgende herdrukken, gestoken in rood leren band met gouden letter: Simon Oomius, Satans vuistslagen, 94 blz.; H.F. Kohlbrügge, De Taal Kanaäns, 119 blz.; Jan Vader, Eenige brieven, 121 blz.
De prijs van elk van deze herdrukken is f. 13,90.
Van uitgeverij De Vuurbaak, Groningen: Smit, Opdat vervuld zou worden II, prijs f. 38,—; voor leden van de Vereniging Vrienden van de Vuurbaak f. 32,50.
Van uitgeverij Kok, Kampen: Ingrid Trobisch, Met vreugde vrouw zijn, f. 14,90; Walter Trobisch, Liefde moet je leren, f. 7,50; Arie en Joh. Verkuyl, Lijden en begeleiden, f. 10,90.
Van uitgeverij Wytse Benedictus, Hilversum: B. Telder, Als tot verstandigen gesproken. Pastorale notities over omgang met de bijbel, geloof en godsdienstigheid, kerk en gemeenschap, intermenselijke verhoudingen, christelijke levenswandel, de weg der verwachting. Paperback, f. 16,50; Hans Bouma, De hemel op aarde. Meedromen met Jesaja. Paperback, f. 13,50.
Van de uitgeverij Kok, Kampen,
Lewis B. Smedes, Ik, man, ik vrouw, 190 blz., f. 19,90. Dit is een prachtig boek over — zoals de ondertitel zegt — sexualiteit en christelijk leven. Op bijbelse en zeer pastorale wijze komen de vragen hier aan de orde en zoekt de auteur met zijn lezers naar een oplossing. Ik acht dit een van de beste geschritten over dit onderwerp uit de laatste tijd. De auteur is hoogleraar in Grand Rapids. Het werk verschijnt hier in nederlandse vertaling.
Dr. Gerben Heitink, Pastoraat en hulpverlening. Inleiding in de pastorale theologie en psychologie. 412 blz., f. 39,—. Dit lijvige boek diende de auteur als proefschrift aan de VU. Hij zelf is wetenschappelijk medewerker voor de poimeniek in Kampen. Het boek geeft een zeer informatief overzicht over de literatuur in Duitsland en Amerika met betrekking tot het pastoraat. Het is als zodanig een inventarisatie, gelijk we die in het Nederlandse taalgebied niet kennen. De schrijver sluit nauw aan bij de dogmatiek van H. Berkhof. Dat is in opzet en uitwerking van het boek goed te merken. Hij ziet een eigen taak voor de pastor. Tegelijk wijst hij op de relatie met andere vormen van hulpverlening. Het trof ons dat de antopologie van de hulpverlening (hoofdstuk III) voorafgaat aan het evangelisch karakter van de pastorale relatie (hoofdstuk IV). Een boek dat onmisbaar is voor wie wetenschappelijk met het pastoraat bezig wil zijn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 1978
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 1978
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's