Samenlevingsopbouw - vertrouwenszaak
Er is in onze kerken een discussie gaande over de vraag of het verantwoord kan worden geacht te participeren in instellingen die zich bewegen op het terrein van samenlevingsopbouw ten behoeve van levensbeschouwelijke groepen. Op dit terrein opereren reeds enkele jaren de zogenaamde samenwerkingsorganen (de voormalige stichtingen voor maatschappelijk werk) die hier taken zijn gaan zien nadat een groot deel van hun arbeid door gemeenschappelijke instellingen voor maatschappelijke dienstverlening was overgenomen. Met het deelnemen in de levensbeschouwelijke instellingen voor maatschappelijk werk oude-stijl hadden de kerken over het algemeen weinig moeite, omdat een duidelijke, praktische zowel als historische, relatie met het kerkelijke diaconaat viel aan te wijzen. Werken aan „de samenleving” echter, of liever nog het door voorlichting en documentatie toerusten van kerkleden tot dit werken aan de samenleving, wordt door velen als een taak beschouwd, die de grenzen van het kerkelijke diaconaat of zelfs die van de taak van de kerk en de gemeenten te buiten gaat.
Vooral in het vuur van kerkelijke discussies wil het nog al eens gebeuren dat men zich erg ver verwijdert van de zaken waarom het gesprek is begonnen. Daarom is het wellicht nuttig dit begin nog eens in alle nuchterheid te releveren. Reeds decennialang wordt, ook in Nederland, gedaan aan samenlevingsopbouw. Doel van samenlevingsopbouw is te bevorderen, dat de samenleving als geheel zo goed mogelijk functioneert. De ervaring heeft geleerd, dat telkens mensen of groepen van mensen de relatie met het totaal-gebeuren in de samenleving — waarvoor ze toch verantwoordelijkheid dragen — verliezen. Ze komen aan de kant te staan, ze raken uitgerangeerd en gaan zich verlaten, vergeten, soms zelfs verraden gevoelen. De ervaring heeft eveneens geleerd, dat het met gebruikmaking van methodieken en technieken waarover de samenlevingsopbouw beschikt mogelijk is voor die mensen of groepen van mensen de verstoorde relatie te herstellen. Ze gaan weer meedoen, ze aanvaarden opnieuw hun verantwoordelijkheid, ze gaan zelf werken aan de oplossing van de problematiek, waardoor ze „in de vernieling” waren geraakt.
Samenlevingsopbouw was aanvankelijk voor verreweg het grootste deel op territoriale eenheden gericht: in ontwikkeling achter-gebleven of achter-rakende gebieden, regio’s waarbinnen een bevolking in een kort tijdsbestek ingrijpende veranderingen te verwerken had gekregen, verouderende, verkrottende wijken en zo meer. Naast deze territoriale- is echter gaandeweg ook een categoriale aanpak ontstaan: werken met jongeren, met landbouwers en vrouwen van agrariërs, met buitenlandse werknemers enzovoorts. Waarbij het er steeds om ging een bevolking, dan wel specifieke bevolkingsgroepen informatie te verschaffen over de — moeilijke — situatie waarin men zich bevond en wegen te wijzen waarlangs men erin zou kunnen slagen iets aan deze bijzondere situatie te doen. Min of meer in het verlengde van de categoriale aanpak kan ook het werken met levensbeschouwelijke groepen worden gezien. Evengoed als men over „de” werkgevers en werknemers, de landbouwers, de bejaarden kan spreken kan men onderscheid maken tussen de rooms-katholieken, de humanisten, de protestanten al dan niet onderverdeeld. En ook met betrekking tot levensbeschouwelijke groepen zou kunnen worden verondersteld dat wellicht het specifieke, dat zij aan de samenleving behoren bij te dragen, niet of niet voldoende tot uiting komt. Zulk een achterblijven zou zowel een verschraling van de totale samenleving als een verarming in het verantwoordelijk-leven binnen de eigen groep kunnen betekenen. Met deze gedachte als achtergrond is door een aantal samenwerkingsorganen de samenlevingsopbouw binnen levensbeschouwelijke kaders ter hand genomen, hetgeen enigszins werd vergemakkelijkt, doordat deze werkvorm sinds enkele jaren door de rijksoverheid subsidiabel is verklaard, zij het dan ook voor wat de aantallen werkers betreft, voorlopig nog in bescheiden mate.
Een bevolkingsgroep kan het contact met de samenleving, het besef van medeverantwoordelijkheid jegens die samenleving verliezen door verschillende oorzaken. De voornaamste zijn wel
— gevoelens van machteloosheid Men ervaart dat zich ontwikkelingen in ongunstige richting voltrekken zonder dat men daar invloed op kan uitoefenen. Eerst heeft men nog wel geprobeerd zich te verzetten, maar het liep allemaal op niets uit. Het was alsof ongrijpbare machten gingen samenspannen, die alles ten kwade hebben gekeerd.
— gevoelens van onbehagen, meestal voortvloeiend uit ontwikkelingen als hiervoor geschetst. Niemand luistert meer naar ons — alles voltrekt zich op een manier, die wij niet hebben gewild. We tellen blijkbaar niet meer mee.
— gebrek aan inzicht in-, informatie over procedures en processen, die zich in eigen omgeving voltrekken. Wie zit er achter en waarom gebeurt dit alles …
— ontoegankelijkheid van de beleidvoerende en beslissende verbanden. Men zou graag zijn bezwaren kenbaar maken, maar men weet geen adres, men wordt van het kastje naar de muur verwezen.
Aandacht, een open oor, een helpende hand zijn in verreweg de meeste gevallen van verachtering het juiste middel om gebroken relaties te herstellen. De meesten willen wel weer mee-doen, als ze maar op weg geholpen worden. Welnu: hoofddoel van degenen, die zich met samenlevingsopbouw bezig houden is het bieden van zulk een helpende hand, het geven van de noodzakelijke informatie, het wijzen van wegen uit de misère, het attenderen op de verantwoordelijkheid van een ieder, niet alleen voor zijn eigen situatie, maar ook voor die van de ander.
Zo op het eerste gezicht biedt onze samenleving vele helpende handen. Maar helaas: lang niet alle hulp is even heilzaam. Om eens enkele voorbeelden te noemen: Elke politieke partij, die weet waar de winst te halen valt, zegt zich te richten op de achtergeblevenen, de achtergestelden, wie dat dan ook mogen zijn. Op elk terrein bewegen zich voorts wel actie-groepen, die belaagden en veronachtzaamden opwekken tot een gemeenschappelijke harde strijd tegen gevestigde structuren. Via boek, pamflet en krant presenteren zich medestanders, die de terzijde-geraakten in hun mokkend isolement versterken, waartegenover dan weer de STER-reclame poogt de miskende een betere weg aan te praten: consumeer, vegeteer, deodoreer en vergeet …
Bij aanwezgheid van een zo groot aanbod wordt herstel van verstoorde contacten onmogelijk zonder een vertrouwensrelatie. Door schade en schande begint men wijs te worden: een helpende hand is zelden onverdacht. Eenmaal teleurgestelde mensen zijn critisch en zij zijn dat veelal terecht. Zij vragen waarborgen van hoog gehalte. Een levensbeschouwelijke-, liever nog een geloofsrelatie kan zulk een waarborg zijn. Het is goed dit aspect niet te vergeten bij discussies over de vraag of participatie in samenlevingsopbouw voor kerken, c.q. kerk-leden verantwoord zou kunnen zijn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's