De gemeente staat in de belangstelling (3)
Tot op heden hebben we die belangstelling gezien vanuit een tweeërlei gezichtspunt.
Enerzijds, omdat de gemeente ontstaat door het vergaderend werk van God de Heilige Geest, anderzijds, omdat het Nieuwe Testament duidelijk laat zien dat gemeenschap ook betekent: een ieder is betrokken op de ander. (Tot een hand en een voet).
Globaal gesproken gaat de hedendaagse belangstelling naar deze twee aspecten niet (meer) uit. Als deze twee aspecten worden gehonoreerd dan worden ze gebruikt om daardoor te komen tot de eigenlijke functie van de gemeente en dat is naar de samenleving toe.
Er is dus sprake van een duidelijke verschuiving.
Nu is die verschuiving in „denken” niet van vandaag of gisteren. Zij komt ondermeer op door de z.g. apostolaatstheologie. Het apostolaat zou dan de bestemming zijn van de christelijke gemeente.
Voor een goed verstaan van de huidige visies op de functie van de gemeente is het beslist noodzakelijk hiervan kennis te nemen.
Deze verschuiving in denken is nog verhaast door een aantal publikaties, waarin ook andere aspecten dan theologische aan de orde kwamen.
In dit verband wil ik u wijzen op het boek „Gaan en Staan” (plaats en taak van de christelijke gemeente). Dit betreff een bundeling van diverse lezingen, reeds gehouden in 1968 voor de N.C.R.V. microfoon in het kader van de z.g. theologische etherleergang.
Enkele jaren daarna, begin 1970. verscheen het rapport over „Gemeente-vormen en gemeente-opbouw” van de generale synode der Nederlandse Hervormde Kerk, alsmede het boek van R. Kaptein over „De gemeente en de toekomst”. Binnen de Gereformeerde Kerken deed veel opgang de brochure „Kerk in Perspectief”. Met opzet noem ik deze publikaties van een aantal jaren geleden omdat die m.i. een bijdrage waren om hetgeen theologisch reeds was uitgediept, nu in de praktijk te gaan brengen. We zouden kunnen zeggen, toen was men bezig met het bewustwordings-proces, nu is men, dacht ik, bezig om met enig ongeduld te werken aan de praktische realisering ervan.
De tot nu toe reeds aangeduide — verschuivingen — zouden in de sfeer van de belangstelling voor de christelijke gemeente te plaatsen zijn in het kader van:
àndere belangstelling.
Deze andere belangstelling is te groeperen rondom een tweetal aspecten.
Vanuit het Oude Testament — de roeping van het volk Israël, wordt de lijn doorgetrokken naar de geroepen Nieuw Testamentische gemeente.
„Hij schept en roept één volk, Israël, als zijn instrument om alle mensen met zijn heil te veroveren. Aan Israël bewijst Hij grote weldaden: Hij verlost het uit slavernij, leidt het naar het beloofde land, geeft het zijn woorden en redt het telkens weer. Alles vanwege de roeping „zegen” voor de wereld, „licht der heidenen” en een volk van koninklijke priesters te zijn”. Zo gezien wordt dan van de N.T.e gemeente — die ook moet luisteren naar de woorden van de Here gezegd;
„Alleen zó vertroosten en vermanen haar zijn belofte en geboden, zetten zij de gemeente in beweging om de wereld te dienen in de breedste zin des woords met haar prediking, gebeden en daden van barmhartigheid en gerechtigheid”.
Eén van de consequenties is dan ook: „Zó verschijnt in de menselijke samenleving de gemeente als een uniek fenomeen: uit de wereld geroepen, ten dienste van de wereld, maar levend uit bronnen die niet van de wereld zijn”.
Met deze citaten is het éne aspect aangewezen.
Het andere aspect is meer van sociologische aard.
De gemeente maakt als groepering deel uit van de samenleving. Nu ziet de samenleving van nu er totaal anders uit dan die van de periode van de eerste christengemeente. Maar ook heel anders dan van zo’n tien à vijftien jaar terug. De samenleving is in beweging, dus ook de gemeente van Jezus Christus.
Men stelt de vraag: wie zegt dat de vormen van toen, rondom de prediking en de ambten nu, gezien de veranderende samenleving, nog moeten gelden ?
Bij de constatering dat de onkerkelijkheid hand over hand toeneemt, de prediking het niet meer doet, wordt de vraag gesteld wat hieraan moet worden gedaan.
Voor velen is duidelijk dat de huidige boodschap van ae kerk niet meer aansluit bij de levens-situatie van nu.
„Voor het dagelijks leven richten wij ons naar andere normen en wetten”. Moet deze discrepantie worden geaccepteerd, of moet men zo spoedig mogelijk overgaan tot herstructurering ? Dat laatste wordt veelal als de oplossing aangegeven.
Het is duidelijk dat bij deze visie de verschuivingen in de maatschappij bepalend zijn voor het zijn van de christelijke gemeente in deze wereld. Dat dit dan weer aansluit op de theologische gedachte, dat de gemeente er is voor deze wereld, is dan ook duidelijk.
De vraag is gewettigd inhoeverre wij binnen onze kerken rekening moeten houden met deze twee aspecten.
Een wat voorbarige conclusie zou kunnen zijn, dat deze problematiek ons kerkelijk huis wel voorbij gaat. Wie echter oog en oor goed open zet constateert wel iets anders. Niet dat deze visie legitiem wordt gepropageerd. Ik denk echter in dit verband aan de sector van het onderwijs.
Wanneer er bepaalde acties worden gepropageerd, zoals b.v. rondom een vredesweek, dan komt het nog al eens voor dat de kerken bepaalde activiteiten ontplooien die dan in de week aansluiten bij een les-programma.
Op dat moment vindt de confrontatie plaats, worden er door de jongeren aan de ouders en ambtsdragers vragen gesteld. Op dat moment mag het niet voorkomen dat we met een mond vol tanden staan of ons ervan afmaken met een opmerking; „daar doen wij toch niet aan mee !”
Als eerste conclusie kan daarom met klem worden gesteld, dat wij binnen onze kerken kennis moeten nemen van deze zaken;
de ambtsdrager om de gemeente te kunnen toerusten, de ouders om hun kinderen voor te lichten.
Uit de reeds eerder genoemde publikaties, rondom het functioneren van de christelijke gemeente in deze samenleving gaat men er dus vanuit dat de gemeente er niet is voor zichzelf, maar voor de ander — de samenleving.
Twee structuren van de gemeente worden daarbij aangegeven, n.l. de „Kom” en „Ga” structuur. Bij de eerste gaat het dan om de binnen de gemeente bedoelde activiteiten en vormen van het gemeente-zijn, met het andere wordt bedoeld om de actieve dienst vanuit de collectieve gemeente in deze wereld te bevorderen.
Nu is het niet zo dat men binnen onze kerken heeft gezwegen. Ik denk in dit verband aan de bijdrage van prof. W. Kremer in het boek „Woord en Kerk” onder de titel van „De gemeente in de ambtelijke theologie” (uitgave 1969 — let u op de datum). Uitvoerig staat prof. Kremer stil bij de door mij reeds aangeduide twee aspecten binnen het nieuwe denken over de functie van de christelijke gemeente (blz. 264 vv.).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1975
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1975
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's