Peremptoir examen
Veel gemeenteleden, waaronder soms ook ouderlingen of diakenen, moeten bij het lezen van deze twee woorden eerst eens nadenken welk examen hier wordt bedoeld.
Wanneer gesproken wordt over „classicaal examen” dan behoeft dat meestal geen toelichting. Men weet dan dat het gaat over het examen dat een kandidaat moet afleggen nadat hij het beroep van een gemeente in die classis heeft aangenomen.
Op de agenda van de classisvergadering staat vermeld dat een verzoek is binnengekomen van de kerkeraad te A. met het verzoek kandidaat B. te willen examineren naar art. 4 K.O. Dat is dan het peremptoir examen.
De regels voor dit examen zijn bekend en zeker zal elke amtsdrager die als afgevaardigde daarbij aanwezig moet zijn, eerst nog eens nalezen wat in de K.O. over dit examen wordt vermeld.
Over het „waarom” van dit examen zal ik het nu niet hebben.
’t Is wél zo dat vaak wordt gevraagd, zelfs door predikanten, of dit nu echt wel nodig is. De kandidaat heeft immers nog maar kort geleden eindexamen gedaan aan de Theol. Hogeschool en waarom moet dat nu op een classisvergadering nog eens herhaald worden?
Ik wil deze vraag echter laten rusten in de hoop dat een meer bevoegde t.z.t. eens duidelijk zal maken waarom dit examen, i.v.m. de uitreiking van de lastbrief door de classis nodig is.
In de bestaande situatie is het nu zó, dat ouderlingen met de predikanten mee hebben te beslissen of aan de kandidaat de lastbrief al dan niet zal worden uitgereikt.
Het wil mij voorkomen dat, om dit enigermate verantwoord te kunnen doen, elke afgevaardigde zal moeten weten wat op het examen aan de orde komt, zodat men zich daar op kan bezinnen. Vergis ik mij niet dan komt het nu maar al te vaak voor dat men zijn oordeel baseert op het gehouden preekvoorstel en/ of het persoonlijk gesprek.
Natuurlijk zal elke afgevaardigde wel kunnen constateren of de kandidaat op de hem gestelde vragen vlot of minder vlot antwoord geeft. Of het gegeven antwoord juist was is wellicht moeilijker te bepalen en dat vooral wanneer aanwezige predikanten over het aan de orde zijnde onderwerp of antwoord van mening verschillen.
Het is dan ook niet zo onbegrijpelijk dat van de gelegenheid tot „navragen” door ouderlingen maar weinig gebruik wordt gemaakt, of alleen bij de twee genoemde punten.
De vraag moet gesteld worden of dit allemaal wel juist is, en dan kom ik terug op de mogelijkheid van voorbereiding door de afgevaardigden. Deze mogelijkheid kan er m.i. alleen zijn wanneer afgevaardigden b.v. via de agenda wordt meegedeeld over welke tekst zal worden gepreekt, welke Schriftgedeelten voor exegese zijn opgegeven, wat er bij kerkrecht aan de orde komt enz.
De afgevaardigden zullen zich dan meer bij het examen betrokken weten, zij zullen het beter kunnen volgen, misschien wat meer inbreng hebben en mogelijk zal dit leiden tot een objectievere en meer verantwoorde stemming.
Elke examinandus heeft er, dacht ik, recht op dat degenen die hebben te beslissen of hij al of niet tot het ambt van dienaar des Woords zal worden toegelaten zich daarop terdege voorbereiden, zowel ouderlingen als predikanten. Doet men dit niet dan bestaat de kans dat vragen gesteld worden over zaken die niet aan de orde zijn. Vragen die een te sterk persoonlijk karakter hebben, het de praeses of kandidaat onnodig moeilijk maken en van de vergadering veel te veel tijd vragen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juli 1974
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's