Homofilie en Homosexualiteit
Het Centraal Consistorie van de kerkeraden van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Amsterdam heeft in het voorjaar van 1973 de volgende verklaring opgesteld, die een richtlijn inhoudt voor het pastoraal beleid ten aanzien van ambtelijke bearbeiding van homofile gemeenteleden.
”Allereerst moeten wij tussen deze twee onderscheiden. Het is nl. nog niet uitgemaakt in hoever homofilie aangeboren dan wel verworven is.
Indien de homofiele geaardheid al aangeboren is, moeten wij haar zien als een degeneratieverschijnsel van het menselijke geslacht. God schiep de mens mannelijk en vrouwelijk. De geslachtsdrift is gericht op het andere geslacht. In de voorkomende afwijkingen kunnen wij niet anders zien dan een verwording of gestoordheid tengevolge van de zondeval. Het homofiel geboren zijn moet dus gezien worden als een handicap in dezelfde zin als het geboren worden met een zwakke gezondheid of een gebrek of een gestoordheid. Wie weet welke erfelijkheidsfactoren daarbij een rol spelen ? De homofiel heeft zichzelf niet zo gemaakt. Hij leeft met een zwaar kruis.
Hetzelfde geldt in sommige gevallen voor een verworven homofilie. Ook deze kan door opvoeding of andere factoren van buitenaf opgedrongen zijn. Slechts de op latere leeftijd in de richting van de homofilie ontwikkelde persoonlijkheden kunnen voor die ontwikkeling zelf aansprakelijk geacht worden.
Doorgaans moeten wij iemand met een homofiele aanleg vanwege de voor hem uit die aanleg voortvloeiende problemen beklaagwaardig achten — wat niet hetzelfde is als beklagen. De betrokkene heeft soms een hysterisch aandoende neiging om zulk beklag op te roepen en het daarna op een verkeerde wijze uit te buiten.
De ambtelijke bearbeiding moet de homofiel proberen te leiden tot het zien, het aanvaarden en het dragen van het kruis dat voortvloeit uit het gebod van Christus inzake huwelijk en sexualiteit, nl. dat sexuele bevrediging niet gezocht behoort te worden buiten het huwelijk, een norm die uit het geheel van de Schrift duidelijk is af te lezen. Het niet mogen beleven, laat staan het uitleven van de homofiele aanleg kan op één lijn gezien worden met de situatie van allen die niet of nog niet tot een huwelijk konden komen, terwijl zij daar wel op aangelegd zijn en er ook naar verlangen. De weg van de onthouding moet in de kracht van Christus onder veel gebed en strijd als begaanbaar aangewezen worden.
Hierna doet zich het probleem van de homosexualiteit voor. Een homofiele aanleg of geaardheid wordt dan niet bedwongen maar gekoesterd. Men zoekt de sexuele bevrediging. Dit wordt meer en meer acceptabel geacht. De wettigheid ervan wordt verdedigd ondanks negatieve uitspraken van de Bijbel. Zowel de Levitische wetgeving (Lev. 18 : 22) als de Romeinenbrief spreken duidelijke taal (Rom. 1 : 26, 27). De moderne hermeneutiek die deze verboden en oordelen wegexegetiseerd is voor ons onaanvaardbaar. Homosexualiteit is duidelijk in strijd met de ordeningen van de Schepper. Ze is bovendien zinloos en vruchteloos. Als Paulus spreekt van tegennatuurlijke omgang dan betekent dat: in strijd met het geschapene.
Het openlijk beleven van een homosexuele verhouding, het wettig verklaren ervan, het vechten tegen de zedelijke veroordeling ervan, moet als zonde gezien en behandeld worden.
Hoe heeft nu de kerk te handelen ? In de eerste plaats overtuigend en overredend, met de Bijbel in de hand, vanuit de christelijke liefde die de dwalende zondaar probeert te behouden en terecht te brengen. Daarbij moet zoveel mogelijk hulp geboden worden aan de homofiele medechristen. In sommige gevallen moet de propaganda, in andere gevallen de leefwijze veroordeeld worden. Overigens en indien nodig zal de kerkeraad in uiterste gevallen moeten handelen volgens art. 76 D.K.O.”
Deze verklaring heeft uiteraard een voorgeschiedenis. Op meer dan een vergadering hebben de kerkeraden zich beziggehouden met de vraag hoe ze hadden te handelen ten opzichte van een gemeentelid die homosexuele praktijken beoefent.
Men heeft daarbij voorlichting gevraagd van de psychiatrische en de ethischpastorale kant. Uit die gespreksavond zijn verdere besprekingen voortgevloeid, die geleid hebben tot het standpunt, dat in deze verklaring onder woorden is gebracht.
De kerkeraden vroegen zich af, of het gewenst zou zijn dat ook andere kerkeraden van dit standpunt kennis konden nemen. Een publikatie in Ambtelijk Contact leek daarvoor de meest aangewezen weg. Op de laatste vergadering van de redactie werd deze gedachte met instemming begroet. Het leek zinvol een klein commentaar bij deze verklaring te geven.
In de eerste plaats valt het te waarderen dat kerkeraden, die met moeilijke vragen over de ambtelijke bearbeiding van de gemeente zitten, zich op hun beleid bezinnen. Dat daaraan een aantal extra vergaderingen worden gewijd laat zien, hoezeer deze kerkeraden ernst maken met hun ambtelijke verantwoordelijkheid. Er blijkt nog een tweede verlangen uit: de kerkeraadsleden dachten aanvankelijk, als ik het goed begrepen heb, niet allen in dezelfde richting, wat het beleid betreft. Door deze gemeenschappelijke bezinning en het spreken vanuit de gegevens van de Schrift, heeft men allen een weg gezien die egaan moet worden. Ik zou dat een voorbeeld willen noemen van goede broederlijke samenwerking en van verantwoord handelen als ambtsdragers.
Vervolgens mag erop gewezen worder dat het aangesneden onderwerp zeer controversieel is in onze samenleving. Het staat bijna achterlijk, wanneer je het waagt om homosexuele praktijken te veroordelen. Welke verwijten krijgen zij niet te horen, die met de trend, om niet te zeggen de mode, van het gewoon achten van homosexueel gedrag niet wensen mee te doen.
Het is dan ook stellig niet om enige populariteit te verkrijgen dat het Centraal Consistorie overwogen heeft, om deze verklaring te publiceren. Het is gewoon een broederlijke dienst, die aan andere kerkeraden bewezen wordt door hun het resultaat van gemeenschappelijk overleg voor te leggen.
In de derde plaats: het lijkt me belangrijk dat er onderscheid wordt gemaakt tussen homofiele aanleg en homosexuele praktijken. Men dient tussen beide wel te onderscheiden. Iemand die van zijn geboorte af homofiel is, mag men deswege niet veroordelen. Wel is de vraag wat hij met deze aanleg doet. De kerkeraden wijzen daarop terecht. Ook het verschil tussen kernhomofilie en verkregen homofilie is in dit verband van betekenis.
In de vierde plaats: terecht wijzen de kerkeraden op de parallel met mensen die ongehuwd blijven en toch ook hun sexuele verlangens graag bevredigd zouden zien. Zij moeten, hoeveel strijd dat ook mag kosten, ook in onthouding leven. Ik weet dat deze parallel in onze tijd van de hand gewezen wordt. Zij lijkt mij zinvol. Met het legitiem verklaren van homosexuele praktijken helpt men de mede-mens in diepste wezen niet. Men wil een bevrediging geven die geen bevrediging kan zijn. Zij vergroot de lust alleen maar. Zij verdiept de moeite waarin zulk een mede-mens reeds verkeert. In de Verklaring wordt geen verdere uiteenzetting gegeven over de bijbelse gronden waarop het standpunt van de kerkeraden berust. Het is uiteraard niet aan mij om dat in dit commentaar wel te doen. Mijn mening is dat de kerkeraden in hun conclusies de Schrift aan hun kant hebben. Hoezeer er tegenwoordig anders over de interpretatie van de gegevens uit Oud en Nieuw Testament gedacht wordt, men kan naar mijn gedachte geen andere conclusie trekken dan dat de Schrift homosexuele praktijken verbiedt.
Tenslotte: belangrijk is ook dat gewezen wordt op de schade die het propageren en verdedigen van zulke praktijken voor het normbesef van de gemeente meebrengt. Dat de kerkeraden ook deze houding tot een punt van ambtelijke vermaan, met alle gevolgen van dien, gemaakt hebben, acht ik juist.
Zulk een verklaring is geen stuk om over te juichen. Hoe zou het kunnen, als men weet welk een leed homofilie voor de betrokken broeder (of zuster) meebrengt. De kerkeraad heeft daarop terecht gewezen en roept de gemeente’ ook op tot begrip en meeleven.
Nu onze samenleving welhaast door de ziekte van het gewoon achten van homosexueel verkeer wordt aangetast, is het van betekenis dat een kerkeraad zijn standpunt duidelijk bepaalt. De hele maatschappelijke situatie in Amsterdam noopte de kerkeraden tot het bepalen van hun standpunt. Steeds weer stuit men op de vraag: hoe hebben wij vanuit de Schrift hierover te oordelen en in voorkomende gevallen te handelen. Het zou kunnen zijn dat andere kerkeraden voor hun eigen arbeid in deze verklaring een hulp zien. Als kerkeraad mag men om deze vragen niet heenlopen. Men moet zich er eerlijk over willen buigen.
Het is mede daarom dat aan deze Verklaring in Ambtelijk Contact plaats wordt ingeruimd. Contact onderhouden is ook een vorm van elkaar dienen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1973
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 1973
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's