Beeld van de kerk naar buiten
Bedrijven, ministeries, politieke partijen en politici besteden dikwijls grote aandacht aan hun public relations. Daarbij gaat het niet uitsluitend om „reclame”, of „propaganda”, zoals sommigen nog steeds denken. Zorgen voor goede public relations wil zeggen, dat men voortdurend nagaat hoe het hele reilen en zeilen van een onderneming, een instelling, een partij of een politicus door de samenleving wordt ervaren en er tegelijkertijd naar streeft het beeld van het object van zorg zo duidelijk en zo „open” als mogelijk te doen zijn. Dat betekent niet: zo gunstig mogelijk, al wordt deze interpretatie nogal eens door public relations-officers en hun opdrachtgevers gehanteerd. Openheid en duidelijkheid eisen namelijk, dat ook minder prettige situaties, die nu eenmaal binnen elk verband wel eens voorkomen op een eerlijke wijze doorzichtig en voor een buitenstaander begrijpelijk worden gemaakt. Wie minder geslaagde of zelfs kwade affaires gaat verdoezelen of glad-praten verbetert het beeld naar buiten van het object dat aan zijn zorg is toevertrouwd zeker niet.
Bedrijven en instellingen moeten in deze tijd wel doen aan bewaking van hun imago. Dat is onder andere een gevolg van de vergrote communicatiemogelijkheden binnen onze samenleving. De moderne media richten hun lenzen op alles wat beweegt en leeft. En waar het de hanteerders van die lenzen technisch onmogelijk is alles te publiceren wat wordt geregistreerd zijn zij wel gedwongen te selecteren. Daarbij lijkt het belangrijkste criterium de vraag of iets normaal dan wel abnormaal moet worden geacht, terwijl als regel het abnormale door de beheerders der publiciteitsmedia bij voorkeur aan de orde wordt gesteld. Immers: het gewone is vervelend, dat kent een ieder wel door observatie in eigen omgeving. Het bijzondere daarentegen boeit kijkers en lezers.
Zodra echter alleen nog maar het uitzonderlijke de kranten, de microfoons en de camera’s haalt ontstaat een vertekend beeld. Vandaar dat er legertjes van mensen aan het werk worden gezet die door middel van eigen publikaties, door het leggen van contacten met publiciteitsmedia en het uitdenken van vernuftige presentatie-programs moeten bevorderen, dat tòch bij de mensen komt wat in de samenleving naar de mening van de presentators behoort te worden geweten. Waarbij onmiddellijk moet worden aangetekend, dat, gegeven de opvattingen van sommige public relationsofficers en hun opdrachtgevers (zie boven) dit weerwerk gemakkelijk opnieuw tot het over-komen van geflatteerde beelden zal kunnen leiden.
Door enkele kerken in Nederland (o.a. de Hervormde kerk en de Gereformeerde kerken) wordt, zij het nog maar op vrij bescheiden wijze, aandacht gewijd aan de public relations. Deze aandacht is echter tot nu toe in hoofdzaak naar binnen gericht. Men wil primair de eigen leden informeren, zo mogelijk mobiliseren en maakt daarbij gebruik van moderne voorlichtingsmiddelen en -technieken. Het werken aan het beeld naar buiten beperkt zich tot het uitgeven van persberichten en het onderhouden van een band met degenen die bij de communicatie-media de kerkelijke rubrieken verzorgen. Toch zou men kunnen zeggen: Er is ook in de sfeer van de kerken al een begin gemaakt met het verzorgen van de public relations.
De in Chr. gereformeerde kring niet onbekende dr. Anne van der Meiden heeft vorig jaar in zijn dissertatie „Mensen winnen” uitvoerig aandacht geschonken aan de verantwoordelijkheid van de kerk voor het goed over-komen van de door God aan haar toevertrouwde Boodschap. Voor deze schrijver weegt die verantwoordelijkheid zo zwaar, dat hij gaat pleiten voor een „theologie van de overdracht”. De kerk zal in de leer moeten bij deskundigen op de vakgebieden van sociale psychologie en communicatiewetenschappen en bij de uitoefening van het „apostolaat” van de kennis, aangereikt vanuit die vakgebieden, gebruik moeten maken. De kerk moet bij de uitvoering van haar apostolaire taak handelen alsof het over-komen van Gods Boodschap volledig zou afhangen van de wijze waarop de dienaars van de kerk de Boodschap brengen. Deze verantwoordelijkheid impliceert voor Van der Meiden, dat de kerk eigenlijk dezelfde technieken moet toepassen als die welke een koopman hanteert om zijn produkt in de markt te houden en voor de koper aantrekkelijk te maken.
In een bespreking van „Mensen Winnen” in het maandblad DIA (april en mei 1973) maakt ds. J. Vogel bezwaar tegen de sterke nadruk die Van der Meiden legt op de noodzaak van het aansluiten van de Boodschap bij de behoeften van de hoorders en voorts tegen het feit, dat de werking van de Heilige Geest bij Van der Meiden geen reële plaats heeft in het proces van de overdracht. Toch komt ook ds. Vogel tot de conclusie, dat met de gesteldheid en de situatie van potentiële hoorders van de Boodschap wel degelijk rekening mag worden gehouden. De kerk moet haar tijd en haar wereld kennen om daarin des te gerichter te kunnen spreken. Uit de Bijbel zijn trouwens verschillende citaten te noemen waaruit blijkt, dat Jezus en Paulus niet anders deden.
Samenvattend wat tot nu toe werd overwogen kan worden gesteld, dat er tweeerlei motivering bestaat over de vraag of het de kerken past attent te zijn op haar beeld naar buiten. De eerste is gelegen in het complex van omstandigheden, dat tot gevolg heeft, dat de kerken, evenals andere instituties, slechts „in het nieuws komen” wanneer er over die kerken iets afwijkends te melden valt. Dit soort publiciteit valt over het algemeen vrij negatief uit. Een bericht over de gestes van een kerk die zich naar de mening van de smaakmakers in de publiciteit „reactionair” of „conservatief” heeft gedragen wordt gretig verspreid en als een meneer, die fraude heeft gepleegd ook nog ouderling is komt dat wèl in de krantekop.
De andere motivering staat in relatie met het wezen van de kerk als verkondigster van de Boodschap. Als verkondigster heeft zij duidelijk te zijn, moet zij niet alleen gehoord worden, maar heeft haar „bazuin” ook een geluid voort te brengen, dat vertrouwd en herkenbaar is.
Uiteraard hangt het een nauw met het ander samen. Wie de kerk uit de publiciteit alleen maar van haar slechtste zijde kent, althans van een kant die naar algemeen wordt gesuggereerd bedenkingen wekt, zal zeker een groot stuk wantrouwen moeten overwinnen voor hij naar de boodschap van die kerk zal willen luisteren. Daarom is het zaak voor een kerk nauwgezet te observeren hoe zij bij de mensen over-komt en er ook zorg voor te dragen, dat haar beeld naar buiten een duidelijk en een eerlijk beeld wordt.
Voor de christelijke gereformeerde kerken liggen op dit terrein zeker nog taken. Als betrekkelijk klein vlekje op de veelkleurige kerkelijke kaart van Nederland hebben zij in het algemeen nauwelijks een imago. Er zijn buiten de eigen kerkleden maar weinig Nederlanders die weten wat christelijk-gereformeerd eigelijk is en onder degenen dit dat meinen te weten leven de wonderlijkste misverstanden. Wat men er zo van hoort is bijvoorbeeld, dat de christelijke gereformeerde kerken tot die mysterieuze groep van „lood-zware” kerkjes behoren of — in lokaal verband, — dat de christelijke gereformeerde kerk „die kerk is, die nooit ergens aan mee doet en waar niets mag” en weer een ander weet te melden, dat de Chr. Gereformeerde kerken als enige Nederlandse groepering bij het I.C.C.C. zijn aangesloten, wat deze kerken over het algemeen nu ook weer niet als een verdienste wordt aangerekend.
We zullen attent moeten worden op ons beeld naar buiten. Daar kunnen degenen, die namens ons als „woordvoerders” (penvoerders) optreden veel aan doen door niet alleen op de ketting te springen als we ergens „tegen” zijn of als met betrekking tot bepaalde situaties afkeuring moet worden uitgesproken, maar ook in het kerkelijk en wereldlijk gebeuren te participeren in positieve zin. Overal waar ons de ruimte wordt gelaten om ons-zelf te zijn, dienen we er ook bij-te-zijn. Dat is gewoon een verplichting die voortvloeit uit de opdracht van onze Zender en uit onze pretentie volledig kerk te zijn. Een kerk zet het licht niet onder de korenmaat, maar treedt naar buiten.
Daar kunnen onze woordvoerders veel aan doen. Verschillende lezers zullen bij de aanduiding „woordvoerders” hebben gedacht aan enkele namen uit onze kring. Bij dit soort associaties mag het echter niet blijven. Elk lid van onze kerken en zeker elke ambtsdrager is bij tijd en wijle zulk een „woordvoerder”. In plaatselijke of regionale contacten tussen kerken, in contacten met overheden en organisaties. Maar evenzeer in het leven van elke dag, in do eigen straat, in de tram, onder collega’s of op het vakantie-adres. Het beeld van de kerk is voor een groot deel het beeld van haar leden, ook en vooral buiten de uren van de „godsdienstoefening”. Laat zien wie U bent, waaruit en waartoe U leeft. Duidelijkheid, voortvloeiend uit het feit, dat haar leden herkenbaar zijn in elke situatie, is een oersolide basis voor de public relations van een kerk. Maar ongetwijfeld zal het daarnaast geen luxe zijn, dat we op lokaal, classicaal en synodaal niveau aan het beeld-naar-buiten alle aandacht gaan besteden en ons erop gaan bezinnen hoe we, gebruik makend van de capaciteiten die daartoe ook in eigen kring beschikbaar zijn, de rijkdom, waarover we door genade mogen beschikken aan zovelen als maar mogelijk kunnen presenteren.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 augustus 1973
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 augustus 1973
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's