Over de zin van het huisbezoek.
Over het huisbezoek is in „Ambtehjk Contact” al verschillende keren geschreven Toch kan het niet overbodig heten om er van tijd tot tijd op terug te komen.
In de kring van de lezers van ons instructieblad voor ambtsdragers duiken immers elke keer weer nieuwe broeders op, voor wie het werk nieuw is Andere ouderlingen — en diakenen — komen telkens, de een meer, de ander minder, met de moeite van het huisbezoek m aanraking.
Wie op zijn kerkeraadsvergadering de verslagen van huisbezoeken meemaakt, wie zelf ervaring met huisbezoeken heeft, weet, dat het huisbezoek m de regel moeilijk gevonden wordt Moeilijk om te krijgen, en moeilijk om te brengen.
In enkele classicale ambtsdragersconferenties mocht ik iets zeggen over de methodiek oftewel de „techniek” van het huisbezoek In de krmg van ambtsdragers en van aanstaande ambtsdragers werd het toch eigenlijk als noodzakelijk aangevoeld om een bepaalde training te hebben Natuurlijk zullen we het erover eens zijn, dat de roeping van Christus’ wege, de Goddelijke opdracht, de kudde te hoeden en te weiden, het allerbelangrijkste is. Maar daarmee niet in strijd, juist daarmee in overeenstemming is het, elkaar in de juiste beoefening van dit werk bij te staan.
Juist het feit, dat Christus Zich van ménsen bedient om zijn gemeente te verzorgen, brengt met zich mee, dat deze arbeid op een geestelijk-gelovig-verantwoorde wijze verricht moet worden. Ik dacht, dat alle ambtsdragers, de predikanten incluis, wel op de hoogte behoorden te zijn van althans enkele eenvoudige regels van b. v. psychologie en gesprekstechniek.
Een bruikbaar boekje voor diegenen, die hierover eens iets willen lezen, is „Het gesprek besproken”, door drs. G. L. Goedhart, uitgave van J. H. Kok N. V. in Kampen. Enige verdergaande kennis van wat er zich in een gesprek tussen mensen afspeelt, mogelijkheden en gevaren, het mag wel binnen de gezichtskring van de huisbezoeker vallen. Misschien is het wel mogelijk, dat hieraan eens wat aandacht wordt besteed.
Achter deze dingen ligt echter de vraag naar de zin van het huisbezoek vandaag. Af en toe hoor ik eens zeggen: het is jammer, dat de broeders na een uur al weer vertrekken. Het gesprek was juist zo goed op gang gekomen, en eens in het jaar is maar zo weinig. Maar veel vaker wordt het huisbezoek ervaren als een corvee of als een formaliteit, die heel weinig werkelijk betekent. En het zijn lang niet altijd afdwalende gemeenteleden, die zo tegen het huisbezoek aankijken.
Ik geloof zelfs, dat het voor elke ambtsdrager noodzakelijk is, dat hij zich de zm van zijn werk realiseert. Dat het eigen werk wordt doorgelicht, om te zien of we de juiste instelling hebben. En men behoeft nog geen afgeronde opvatting over het ambt in de kerk te hebben (trouwens, wie heeft die wèl ? ) , om toch iets van de heerlijkheid van het ambtsdrager-zijn te mogen beseffen.
Ik dacht, dat dat m de eerste plaats alleen kan, als we ons iets realiseren van het gemeente-van-Christus-zijn. Als kerkmensen, ook als ambtsdragers, zien we zo heel veel dingen van de menselijke kant van het kerk-zijn. Dat moet u ook niet uitschakelen, maar u zou geneigd zijn om de moed op te geven af en toe.
Bij dat menselijke reken ik dan de situatie van de tijd, waarin we leven. We hoeven met te zeggen, dat die moeilijk is. Wie zijn ogen niet dicht heeft, weet van de grote gevaren, die de kerk bedreigen. Maar als u dan bij iemand komt en te maken krijgt met een concreet stukje nood van deze tijd, dan kunt u het gevoel hebben, dat het uw werk verlamt en uw spreken leeg maakt, àls u al wat te zeggen zou weten.
Verder reken ik tot dat menselijke de gebruikelijke zonden en tegenvallers, die het kerkelijke leven altijd helaas hebben gekenmerkt, de tegenstellingen tussen leer en leven, tussen woord en daad, bij dominees en andere ambtsdragers, bij gemeenteleden en in de kerkelijke verhoudingen.
En dan moeten we ook nog letten op de speciale gebreken en ellendigheden in ons eigen kerkelijke leven, waarmee we dan in het bijzonder te maken hebben. Moet men kunnen jongleren in de verhoudingen in een klein kerkelijk leven om alles op zijn plaats te kunnen zien ? Het klein-menselijke in het kerkelijke leven, waarin we verkeren, strekt zien soms zo ver uit, dat het lijkt, alsof alle kerkelijke activiteit daarin opgaat. En zo komt het, dat soms een heel huisbezoek-uur of een hele avond in de menselijke dingen kan opgaan. Misschien zelfs niet eens alleen als uitvlucht of camouflage, maar inderdaad omdat men het er moeilijk mee heeft.
Wie het decembernummer van ons blad nog eens naleest, kan zowel in het openingswoord van de voorzitter van de ouderlingenconferentie als in het op de conferentie gehouden referaat een groot stuk bezorgdheid vinden over de zwakheden, de eenzijdigheden en de gebreken, die de menselijke kant van ons kerkelijke leven vandaag aan de dag kenmerken.
Wie huisbezoeker is, weet toch, dat, áls de mensen hun mond op het huisbezoek wat opendoen, juist hij het is, die de meeste klappen moet opvangen. In de zondagse kerkdienst zijn we met gewend om wat terug te zeggen, maar juist op het huisbezoek kan dat wel. Daar wordt het juist verwacht. De huisbezoeker, in de regel dus de ouderling, heeft het vaak het moeilijkst. Is het een wonder, dat hij wel eens moedeloos is ?
Welnu, als we de andere kant van het huisbezoek willen benadrukken, de Goddelijke opdracht van het ambtsdragerzijn, dan doe ik dat niet tegenover het menselijke, maar wel bóven het menselijke. God wil niet, dat we het menselijke aan de kant zullen zetten. Dat doet Hij zelf ook niet, maar wel, dat we als menselijke ambtsdragers zullen steunen op zijn Goddelijke instelling en zijn Goddelijke trouw.
In zijn openingswoord zei de voorzitter van de conferentie: we hebben een boodschap af te geven. In welk kader werken we ? We zijn werkers in de gemeente van Christus. Dat is een zaak om voor onszelf duizendmaal te herhalen tot vermaning en tot opscherping en tot bemoediging. Over de gemeente des Heren staat het hele Nieuwe Testament vol van de heerlijkste aanduidingen. U weet, dat er in het Nieuwe Testament geen kerkbegrip wordt gegeven. Overeenkomstig de levendigheid van het bijbelse spreken wordt in allerlei beelden over het bestaan en het leven, ja juist het lèven van de kerk gesproken. Ze is de bruid van Christus, het volk van God, de tempel van levende stenen, het lichaam van Christus, om de bekendste beelden te noemen. En zodra we dat zien of weer zien, hebben we de juiste greep te pakken om de zin van ons huisbezoek te zien.
Een bijbelboek als de brief aan de Efeziërs is een deel van Gods Woord waar we altijd weer naar moeten grijpen om ons onze plaats en taak aan te wijzen. De in 1968 bij Kok in Kampen opnieuw uitgegeven rede van wijlen dr. H. Ba-vinck „De Katholiciteit van Christendom en Kerk” kan ons veel zeggen. Onder ons sprak een aantal jaren geleden prof. Velema op de ouderlingenconferentie over de functie van de ambten bij de groei van de gemeente van Christus.
Prof. Versteeg sprak en schreef over de verschillende beelden, waaronder het Nieuwe Testament over de gemeente van Christus spreekt. Het afscheidscollege van prof Kremer over „de gemeente in de ambtelijke theologie” is opgenomen in de bekende bundel „Woord en Kerk” en daar vmdt men ook allerlei literatuur In het weekblad „Opbouw”, verschijnend in de kring van de geref. kerken vrijgemaakt buiten verband, vinden we voor en na boeiende artikelen van prof. C. Veenhof over de heerlijkheid van de gemeente. Het laatst nog m het nummer van 22 december. j. 1.
Dat ik op deze dingen de aandacht vestig, iS, om de zm en de kracht van ons ambtelijke werk helder voor onze aandacht te krijgen. We zijn met maar menselijk, al te klem menselijk, bezig. We hebben te maken met de geweldige heerlijkheid en de ontzaglijke ernst van het gemeente-zijn. Als Christus het hoofd is van zijn lichaam, dan bepaalt Hij geheel en al hoe het m dat lichaam toegaat. Dan IS HIJ het hoofd m de zm, dat Hij het er geheel en al voor het zeggen heeft. Maar Hij is ook het hoofd in die zin, dat alle zegen uit Hem voortkomt. HIJ IS ook het hoofd m die zm, dat Hij van zijn kerk m feite niet gescheiden is noch te scheiden valt De gemeente is in Hem mede begrepen, m zijn dood en opstanding. Dit zijn allemaal met een aantal vrome termen, maar het is de grootst denkbare werkelijkheid. Zonder deze werkelijkheid zou het gemeente-zijn volkomen zinloos en algeheel uit de tijd zijn.
Vanzelfsprekend is het een andere zaak, of dit altijd zo gezien en beleefd wordt. Maar ondubbelzinnig vast moet staan, dat de werker in Gods Koninkrijk hier zonder twijfel van uit moet gaan. En als hijzelf soms door twijfel besprongen wordt, zoals met ons allen meer of minder het geval is, dan zullen we opnieuw en opnieuw overweldigd worden door de grote en onaantastbare autoriteit van het levende en blijvende Woord van God, dat ons wijs maakt tot zaligheid.
Als we op deze dingen mogen letten, dan zal het ons behoeden voor een dode godsdienstigheid, of die nu ouderwets of modern gekleurd zou zijn. En als we deze dingen vasthouden, dan zal het ons ook evenzeer behoeden voor alle individualisme en subjectivisme.
Want tegenover het echte leven van het levende lichaam kan geen dode vormendienst het ooit uithouden. Dat zal dan ook blijken De vijandschap breekt uit, waar de ware vriendschap wordt aangeboden. De haat kan het bij de liefde niet uithouden. En God wekt nog doden op.
Het individualisme is m onze kerken vaak een moeilijke onderstroom geweest en IS dat nog Menigeen stond klaar met: „zo zie ik het” of „zo heb ik het beleefd” of „als het zo moet dan bedank ik wel”. Teken, dat nog weinig is gezien van het bij elkaar behoren en het leden van één lichaam zijn, zoals de Schrift ons dat wijst.
Het beeld van het lichaam en de leden IS zowel heilzaam tegen het verheffen van het mdividu ten koste van de eenheid van het lichaam, alsook tegen het veralgemenen van evangelie en geloof ten koste van de persoonlijke verwerking.
En als dus de huisbezoeker bij de gemeenteleden komt, dan is het zijn taak om de werkelijkheid, die hij waarneemt, te toetsen aan de werkelijkheid, zoals de Schrift ons die leert Is hier, waar ik kom, iets te bespeuren van de gezondheid van het lichaam ? Zijn hier levende leden, en functioneren die leden zó, dat het tot groei en opbouw van het lichaam van Christus is ? Is er soms van ziekte sprake, of komen er misschien lichaamsdelen in de verdrukking ? Kan er hier sprake zijn van een echte ontplooiïng; is er een wassen en toenemen in de ken- nis en in de genade van Christus ? Woekert er soms ergens een gezwel, onderhuids of heel duidelijk ? Moet er ingegrepen worden, en zo ja, met zachtheid of met hardheid ? Kan de bloedstroom, die het gehele lichaam in stand houdt, onbelemmerd doorgaan; zit er iets verstopt ? Moeten bepaalde lichaamsdelen soms zonder goede werkverdeling veel te veel doen, terwijl andere op non-actief staan ? Betekent een bepaald kwaad misschien, dat het gehele lichaam ziek wordt en eraan sterven zou tenslotte ?
En als we dan bedenken, dat het de Heilige Geest is, die de band tussen het Hoofd Christus en de leden in stand houdt, dan begrijpen we, hoezeer het gebed onmisbaar is, en tevens ook, dat juist wij als ambtsdragers de middelen van de Heilige Geest kunnen zijn. Terwijl we ook, als we in plaats van die-naren te zijn zouden heersen, onszelf zouden brengen, de oorzaak kunnen zijn dat de werkelijke functionering van het lichaam en de leden stagneert. Uiteindelijk heeft God ons niet nodig; we mogen er alleen maar zijn als hulpmiddelen. Niet een kerkeraad regeert uiteindelijk, maar Christus Zelf. Zijn Woord en zijn Geest oefenen de gelukkige genadeheer-schappij uit.
Onze vreugde in het ambt vloeit voort uit Christus’ eigen werk. De vrijmoedigheid, waarmee we mogen optreden, is gelukkig niet afkomstig van onze bekwaamheden, maar is gegrond op de opdracht; weid Mijn schapen.
Zo zou ook onze arbeid getoond kunnen worden aan de andere beelden. Ik mag mede herder zijn over de kudde. Gedraagt ze zich zo ? Luistert ze naar de Goede Herder ? Welke gevaren zijn er ? Als we het beeld van het huis nemen: hoe elke steen past in het geheel, maken wijzelf niet uit. Dat doet de grote Architect. De achterwand van de nieuwe kerk in Hoogeveen bestaat uit allemaal kromme stenen, die indertijd te dicht bij het vuur van de oven hebben gelegen. Afgekeurd spul. Maar samen werden ze onder de vinding van de bouwer een sierwand. Zo doet God met afgekeurde waardelozen.
Het IS niet voor niets, dat het bevestigingsformulier zegt, dat de ambtsdragers Gods Woord dienen te onderzoeken en zich gedurig mogen oefenen in de overdenking van de verborgenheden des geloofs. Niet in veel geleerdheid, niet in het overal over mee kunnen praten, zult u de kracht kunnen vinden voor uw veelomvattende huisbezoek-werk, maar in de persoonlijke verbondenheid van uw leven met Christus, het Hoofd van de gemeente. Daar zult u ook de moed tel-kens weer vinden. Vandaar uit kunt u ook al de menselijke kanten van uw werk onder ogen zien, en een bruikbaar instrument mogen wezen in de hand van Christus, die u riep en bekwamen wil.
DE REDACTIE ONTVING
— mededeling van de poging tot oprichting van een Geref. Sociale Academie. Het Stichtingsbestuur verwacht een stroom van inzendingen, die de noodzaak van een goede gereformeerde opleiding ondersteunen. Reacties worden verwacht aan het adres van de secretaris, W. Huizer, postbus 9019, Dordrecht.
— FLITS, een uitgave van de internationale bijbelbond. Het boekje is bedoeld als hulp voor jongelui van 12–15 jaar bij het lezen van de Bijbel. Nadere inlichtingen bij genoemde bond, Hoofdstraat 55, Driebergen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's