Het geloof in God I
Inleiding
De laatste jaren Wordt het geloof in God telkens als een probleem voorgesteld Dat gebeurt zowel in theologische werken als 1 m populaire artikelen en geschriften
De discussie over dit onderwerp bleef niet i beperkt tot Duitsland, Engeland en Amerika, waar zij ontstond Bewust of onbewust door de moderne ideeën beïnvloed, beginnen ook in ons land velen anders te spreken over God of komen zij ertoe te zwijgen over God
Misschien gaat deze ontwikkeling voor een groot deel aan de leden van onze kerken voorbij Toch zullen er ook onder ons wel vragen leven In elk geval is het goed dat de ambtsdragers er enigszins van op de hoogte zijn
Een van de meest verontrustende verschijnselen van onze tijd is de toeneming van agnosticisme en atheïsme
Het agnosticisme dateert uit de negentiende eeuw, al heeft het een voorloper gehad in het deisme dat in de eeuw van de Verlichting overheersend was
De agnosticus is van mening, dat een werkelijkheid die uitgaat boven de ervaring die men controleren kan, onkenbaar is Er bestaat wel een godheid of een hogere macht — soms als het Absolute aangeduid — maar men kan deze erkenning van „God” geen geloof in God noemen Heeft het wel zin aan God te denken of tot God te bidden, wanneer God voor ons de grote onbekende is?
Het agnosticisme is veelal een praktisch atheïsme In feite leidt het ook dikwijls tot atheïsme
Het atheïsme komt in verschillende vormen voor
Onwillekeurig denken wij het eerst aan het doctrinair atheïsme, dat in de Sovjet-Unie van staatswege wordt gepropageerd De „Bond van militante godlozen” met zijn miljoenen leden is wel omgezet in een „Landelijke vereniging voor de verspreiding van politieke en wetenschappelijke kennis”, maar de doelstelling is daarmee niet veranderd In de communistische landen maakt het woord van Karel Marx, dat godsdienst opium voor het volk is, nog altijd opgang Het geloof m God zou de econo mische en sociale verheffing van de massa in de weg staan, doordat het de aandacht zou opeisen voor het hiernamaals
Er iS ook een ander soort atheïsme minder doctrinair en minder agressief Velen schijnen het als vanzelfsprekend te beschouwen om te leven zonder God Zij denken niet na over de diepere vragen of vinden het aardse leven van meer belang dan de godsdienst, waar zoveel verdeeldheid over is
Sinds kort hebben wij bovendien te maken met het „christelijk atheïsme” Eigenlijk is dat een tegenstrijdigheid, maar de Amerikaanse theologen van de God-is-dood-groep menen hun opvatting zo te kunnen aandienen
Zij hebben een publiciteit gekregen die ver uitgaat boven hun betekenis Toch geeft de „radicale theologie” te denken
Bewijzen?
Er iS vroeger veel over nagedacht of wij tegenover het ongeloof staande kunnen houden, dat het bestaan van God te bewijzen IS De oude gereformeerde theologie heeft het atheïsme wel bestreden met argumenten, die aan de natuur en aan de rede ontleend waren De Synopsis, een m de zeventiende eeuw veel gebruikt academisch leerboek, zegt dat het religieus besef van de mens en de overeenstemming van allen aantonen, dat er een God is De natuur verwijst naar een Schepper en de beweging doet ons besluiten tot een eerste oorzaak Maar de grond voor het geloof in God is dat toch niet
Het Rooms-Katholicisme heeft de verschillende „bewijzen” voor het bestaan van God altijd in waarde gehouden
Volgens een officiële leeruitspraak van het Vaticaans concilie van 1870 — nog herhaald door het laatste concilie — kan God.
het beginsel en einddoel van alles, door het natuurlijk licht van de menselijke rede uit het geschapene met zekerheid worden gekend. In de door paus Pius X in 1910 voorgeschreven eed tegen de dwalingen van het modernisme heet het, dat God uit de zichtbare werken der schepping gekend en bewezen kan worden.
Men komt hier echter min of meer van terug. In de Nieuwe Catechismus (1966) staat tenminste: De feiten tonen dat men over het algemeen eerst door geloof met God vertrouwd moet zijn, om zich aan de redelijkheid van de aanwijzingen te kunnen overgeven.
Wij merken over de zogenaamde Godsbewijzen op, dat het onmogelijk is om buiten de Bijbel en buiten het geloof om God te vinden. God is niet de conclusie van een menselijke redenering. Ook is het te betwijfelen of een van deze Godsbewijzen op ongelovigen indruk maakt.
Maar de Heilige Schrift gaat ons ook niet voor op de weg van de bewijsvoering. Zij tracht niet met argumenten aan te tonen dat God er is; zij betuigt dat Hij er is. De Bijbel is van de eerste tot de laatste bladzijde Zelfopenbaring van God. God laat zich niet onbetuigd jegens ons.
Bavinck zegt ervan: „Maar als bewijzen zwak, zijn ze sterk als getuigenissen”. Er getuigt meer voor het geloof in God dan er tegen.
Wij erkennen dat het niet te bewijzen is, dat God er is. Het is een zaak van geloof. Maar het is nog minder te bewijzen, dat er geen God is.
De kennis van God
Met bewijzen komen wij er niet. Begrijpen kunnen wij God ook niet, want Hij gaat ons begrip ver te boven.
God is onvergelijkelijk en Zijn grootheid is ondoorgrondelijk. Hij bewoont een ontoegankelijk licht. God is groot, en wij begrijpen Hem niet. Hoe kunnen wij dan weten, wie God is? Alleen door Zijn Woord. Er is alleen maar kennis van God, omdat en voorzover God Zich aan ons bekendgemaakt heeft.
Wij beginnen niet zomaar te spreken over God. Wij luisteren eerst naar Gods spreken over Zichzelf.
Dat zal ons ervoor bewaren om aards over God te denken. God is in de hemel.
Met die woorden wordt Zijn verhevenheid en verborgenheid aangeduid. Het is een verhevenheid, die nabijheid, en een verborgenheid, die openbaring niet uitsluit. Voorwaar, Gij zijt een God, Die Zich verborgen houdt, de God van Israël, een Verlosser (Jes. 45 : 15).
Het luisteren naar Gods Woord zal ons er ook toe brengen om met eerbied over God te spreken. God is de Heilige.
Hij is geheel anders dan al het creatuurlijke. En Hij staat tegenover al wat zondig is. Maar de heilige God wil gemeenschap met ons hebben. Want zo zegt de Hoge en Verhevene, Die in eeuwigheid troont en Wiens naam de Heilige is: In den hoge en in het heilige woon Ik en bij de verbrijzelde en nederige van geest, om de geest der nederigen en het hart der verbrijzelden te doen opleven (Jes. 57 : 15).
Dan zullen wij ons ook in vertrouwen tot Hem wenden. God is liefde. Hij geeft Zichzelf. Hij geeft Zijn Zoon. Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hjj Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe (Joh. 3 : 16).
God is in de hemel, God is de heilige. God is liefde. En Hij is nog oneindig veel meer. Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die aan de boezem des Vaders is. Die heeft Hem doen kennen (Joh. 1 : 18). Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is en ons inzicht gegeven heeft om de Waarachtige te kennen (1 Joh. 5 : 20).
Met de openbaring correspondeert het geloof. Dat is maar geen verstandelijke aangelegenheid. Als wij belijden te geloven in
God, houdt dat met in dat wij in tegenstelling tot anderen aannemen, dat er een God IS Dan belijden wij dat wij Hem kennen. Die Zich m Zijn Woord aan ons geopenbaard heeft als de Here onze God Als m het Oude Testament sprake is van kennen van God wordt een woord gebruikt dat zeggen wil, dat wij Hem leren kennen doordat wij Hem ontmoeten en met Hem omgaan Wie God kent, zal Hem ook in alles erkennen De kennis van God zal zijn leven beheersen
Met de nieuwtestamentische woorden staat het niet anders Christus zegt Dit nu is het eeuwige leven, dat zij u kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die GIJ gezonden hebt (Joh 17 3)
Er iS een nauw verband tussen geloven en kennen De kennis van God berust op openbaring En door het geloof hebben wij zekerheid
De God, Die wij uit het Woord leren kennen, iS de God van Abraham, Izak en Jacob, de God van Israël, de God en Vader van onze Here Jezus Christus
Pascal schreef: God van Abraham, Izak en Jacob, niet van de wijsgeren en geleerden Zekerheid, gevoel, vreugde, vrede Gcd van Jezus Christus Uw God en mijn God Hij wordt slechts gevonden in de weg van het evangelie
De Reformatie heeft ons leren zien dat het bij het geloof in God gaat om de persoonlijke verhouding tot God, die met van ons denken of begrijpen en daarom ook met van deze of gene theologie afhangt
Luther zegt in een van zijn werken: Er wordt Op tweeërlei wijze geloofd Ten eerste aan God, n I als ik geloof dat waar is, wat men over God zegt, zoals wanneer ik geloof dat waar is, wat men over de Turken, de duivel en de hel zegt Dat geloof is meer een wetenschap of kennis dan een geloof Ten tweede wordt er in God geloofd, n I mdien ik niet alleen geloof dat waar is wat over God gezegd wordt, maar ook mijn vertrouwen op Hem stel Zulk een geloof alleen maakt een mens tot christen Daarom is het woordje ”in” terecht in het credo gezet Ik geloof in God de Vader
Dezelfde persoonlijke belijdenis klinkt in de Heidelbergse Catechismus door als op de vraag naar het eerste geloofsartikel geant woord wordt Ik geloof dat de eeuwige Vader van onze Here Jezus Christus om Zijns Zoons Christus wil ook mijn God en mijn Vader is
In een tijd, waarin de macht van het ongeloof zienderogen toeneemt, zal het juist op dit geloof in God aankomen
Reserveer nu reeds de data:
donderdag 25 april 1968 voor de Diakenenconferentie
donderdag 31 oktober 1968 voor de Ouderlingenconferentie
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1968
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1968
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's