Uit de diepte - pagina 7
Bijbellezingen door de afgezette leeraren en hun trouwe medebroeders te Amsterdam in de lokalen gehouden. I en II: Alzoo zal het onder u niet zijn.
Luister slechts toe, en ge zult als zien met uwe oogen hoe hoe natuurlijk zich dit kwaad boven ons saampakt. geraakten we in botsing, M. H. en onze Met de conscientie zegt ons daarbij, dat niet wij voor die macht, maar die macht voor onzen Koning moet wijken. vanzelf, en
Macht
Maar hoe
is
!
dit te
dan de macht Dat zij verre! Of looft niet alle Is
,Gij
hebt
arm
een
verstaan? in zich zelve zondig ?
ziel
in
Heere tegen: hand heeft groot klank waarmee de Kerk
heiligen jubel den
met macht, uw
vermogen";
en is niet de eerste van Christus den Drieëenige belijdt het kinderlijk en eerbiedig getuigenis: „Ik geloof in God den Vader, den Almachtige." Hij „de Almachtige!" Bewonder in dat ééne woord heel de volheid onzer Christelijke, onzer Gereformeerde belijdenis! Want Hij de A 1 machtige beduidt, dat er voor het zichtbare zoomin als voor het onzichtbare, dat er geestelijk zoomin als stoffelijk, in den hemel onder de engelen en onder de menschenkinderen op aarde geen macht is of zijn kan, die niet uit H e m vloeit aan hoort en z ij n welbehagen dienen moet. Hij alleen de Machtige, en niemand machtig dan Hij. En alzoo ook onder de kinderen der menschen niet een enkele mensch macht over zijn medemensch hebbend, maar allen saam onderling o n afhankelijk en enkel saam volstrekt afhankelijk van den almachtigen God. In het Paradijs ziet gij het dan ook zoo en als er eens geen zonde meer zijn zal op de nieuwe aarde, zal er evenmin macht van mensch over mensch bestaan, en niets openbaar worden dan de heerlijkheid van de vrijheid der kinderen Gods. Want wel was in het Paradijs aan den mensch macht gegeven en een uitnemende h e e r s c h a p p ij hem toebetrouwd, maar een heerschappij uitsluitend over de dieren. „ Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt en vervult de aarde, en hebt heerschappij!" Waarover? Over elkander onderling? o, Neen, dat in het minste niet. Maar „hebt heerschappij over de visschen en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte dat op de aarde kruipt!" En vraagt ge, of dan toch Eva niet aan Adam onderworpen was, zoo luidt het antwoord: Vóór den val (en alleen over dien toestand spreken we vooralsnog) vóór den val stellig niet. Lees maar, het staat er met zooveel woorden in Gen. 3:16, eerst na den val, als straf, wierd het tot Eva, en in haar tot heel het vrouwelijk geslacht gezegd: „Tot uw man zal uw begeerte zijn en hij zal over u heerschappij hebben." ,
Hem
,
,
,
,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1886
Abraham Kuyper Collection | 34 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1886
Abraham Kuyper Collection | 34 Pagina's