Contra-memorie in zake het Amsterdamsch conflict - pagina 130
128
OPENBAAR
SCHRIJVEN.
goedkeuring en approbatie, voor alle leden der gemeente beschikbaar stelde en zelf slechts arresteerde nadien het tacito consensu geapprobeerd was. Ging Koning Willem 1 van de stelling uit dat het door hem gesticht algemeen Kerkgenootschap geenerlei gezag of toezicht over de patrimoniëele goederen der lang voor de geboorte van dat algemeen genootschap in het bezit daarvan gestelde rechtspersonen konde uitoefenen, hij vindiceerde niettemin voor het Staatsgezag w^el degelijk de bevoegdheid om daaromtrent verordeningen te maken. Dientengevolge keurde hij bij besluit van 12 November 1819, n*^. 65, een Provinciaal Reglement op de administratie der Kerkelijke fondsen en de kosten van den eeredienst bij de Hervormde gemeenten in de Provinciën Zuid- en Noord-Holland goed, van welks toepassing Amsterdam slechts pro tempore dispensatie ontving. Daar het toch den Koning niet te doen was om verkregen rechten te verkorten, maar om goed en trouw beheer te verzekeren verklaarde hij in art. 72 van zijn besluit: „indien in Neierduitsche Gemeenten, waar de Kerkelijke administratie tot nog toe door kerkeraden en gemeentein volledige orde beheerd is commissiën ot administrateurs der kerkelijke financiën, het ,
,
,
.
.
.
behoud der thans bij dezelve plaats hebbende wijze van beheer... verlangd wordt, ... bij voortduring of voor meer dan één jaar, is de autorisatie des Konings daartoe noodig". Alzoo bleef niet alleen de rechtspersoon dezelfde, maar zag de Amsterdamsche gemeente zich ontslagen van allen plicht om nader op dezen rechtsstrijd in te gaan. Zij verlangde het behoud der sinds ISIO door haar aangenomen wijze van beheer, en bij besluit van den 8^*^^" Juli 1820 willigde de Koning zijnerzijds dat verlangen in. In dezen rechtstoestand, waarin de plaatselijke gemeente als rechtspersoon hare titels ontleende aan de reformatie, „de staatsregeling van 1801 en het gebeurde in 1810, terwijl van Regeeringswege het Provinciaal Reglement gehandhaafd werd en vastgehouden aan het beginsel van art. 90 van het Algemeen Reglement, vastgesteld bij Kon. besluit van den 7*^*^" Januari 1816 No. 1, kon door invoering van het gewijzigd Algemeen reglement van 1 Mei 1852 geenerlei verandering worden gebracht. Al wat het beheer van de patrimoniëele goederen der bleef vallen buiten de wetplaatselijke gemeenten betreft geving, de rechtspraak en het bestuur van het algemeen genootschap. Bij Koninklijk besluit van den 7'^'^" Februari 1866 werd het Provinciaal Reglement met den l^^en April 1869 vervallen ,
,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1886
Abraham Kuyper Collection | 136 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1886
Abraham Kuyper Collection | 136 Pagina's