Tractaat van de reformatie der kerken - pagina 202
:
DE REFORMATIE EN DE OVERHEID. Maar, niettegenstaande niet
licht
achten,
deze ernstige
we
blijven
bezwaren, die we volstrekt
desniettemin onbewimpeld uitspreken
Een schavot voor den ketter vragen we naam des Heeren niet.
in
den
wete en versta de gemeente onzes Heeren Jesu Christi wel, en dit zij aan de kinderen Gods, die liefde kennen, wel scherDie leeraars, die zeggen ook nu nog pelijk op de ziel gebonden Art. 36, voor wat deze zinsneê aangaat, te handhaven, leggen aan het volk des Heeren den eisch voor, dat ze dit schavotteeren van de ketters zullen goedkeuren, neen meer nog, als door God gewild, de verantwoordelijkheid zullen nemen zullen belijden, en op zich
Want,
dit
:
voor het weer vergieten van het ketterbloed. Achten de kinderen Gods in deze landen, dit nu te mogen doen, natuurlijk dan moeten ze ons in dezen deele veroordeelen. Maar ook, spreekt een betere getuige in hen: „Een schavot
voor den ketter oprichten mag
ik niet!"
laat ze
dan
opdat de voorstanders en tegenstanders van het verbranden of schavotteeren der ketters in zuivere den moed hebben openlijk hun stem
positietegenover men
c
Ik
bij
de onze
te
voegen,
anderstaan.
ontkennen we daarom allerminst hetgeen uit Christus' koningschap en de beide tafelen der wet voor de overheid voortvloeit. Dit echter is afgehandeld in vorige paragraphen en mag dus hier niet herhaald. Slechts dit zij ons nog vergund hier bij te voegen. Hoewel onze tegenstanders moeten volhouden dat ook Nero verplicht was de ketters, naar eigen oordeel, (d. i. de mannen, die hij voor ketters hield) ter laatster instantie, te verbranden^ geven ze- feitelijk toch toe, dat deze plicht rechtens alleen goed kan vervuld wordendoor een overheid professie doende van de gereformeerde religie. En overmits nu zulk een Overheid er niet is, noch in ons land te komen staat, zoo willen we gevraagd hebben, of het goed is, de broederen te verdeelen over zoo pijnlijk vraagstuk, als het schavot voor den hardnekkigen ketter. Wij althans blijven ons vleien met de hoop, dat zelfs die leeraars, die thans bij voorkeur voor het behouden dezer schavot-zinsnede in Art. 36 ijveren, zelven de eersten zouden zijn, om voor de consequentie van hun stelsel terug te deinzen, als de Burgemeester hunner woonplaats eens feitelijk een ketter op het schavot of op den brandstapel liet brengen. Ons dunkt, in die ure zouden ze liever, dan te roepen om het ketterbloed, zelven water aandragen om de brandende houtmijt te blusGelijk
weet,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1884
Abraham Kuyper Collection | 226 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1884
Abraham Kuyper Collection | 226 Pagina's