Tractaat van de reformatie der Kerken - pagina 187
VAN REFORMATIE DOOR BREUKE MET DE BESTAANDE KERK.
Zoo
ziet
men
dat de vraag naar
„scheiden
of bl
ij
ven?"
l6l
volstrekt
waar men zoo eens het voor en tegen van beretleneert, of ook naar luim en inval zijn goed- of afkeuring over uitspreekt, maar dat integendeel, in tijden van kerkbederf, elk kind van God voor deze hoogernstige vraag in het diepst zijner ziel te staan komt, en wel heeft toe te zien, dat hij in haar beantwoording trouw bevonden worde voor zijn God. Het zou toch iets schrikkelijks zijn, indien wij geen
en
disputabel punt
is,
onze kinderen bleven voortleven zijn apostel getuigen zou
Jezus aan
in :
een kerk, waarvan de Heere zijn een kerk van Satan,
„Deze
zeggen dat ze Gereformeerden zijn, en zijn het niet, maar lieMaar' ook het zou schrikkelijk zijn, indien we door een uittreding of afscheiding een kerk uitgingen, die nog openbaring van Jezus' lichaam was, en alzoo als synagoge v^an Satan veroordeelden wat nog orgaan was van den Heiligen Geest. Beide zonden zouden even ernstig zijn, en niet dringend genoeg kan het daarom aan Gods volk op het harte worden gebonden, dat ze toch biddende en smeekende licht bij den Alleenwijze mogen zoeken, om ten deze voor dwaling te worden behoed en tegen valsche keuze gevrijwaard. Ons althans komen weinige verschijnselen zoo bedenkelijk voor, als de uitvvendigheid, lichtvaardigheid en ondoordachtheid, waarmee die
gen
!"
vele
Gods
kinderen
zich
nog steeds over deze teedere en
ernstige
quaestie heenzetten. Gelijk er, helaas, velen zijn die nog altoos aan drie staten gelooven voor de ziel, zoo oordeelen ook velen nog altoos ter goeder trouw, dat er drie kerkstaten denkbaar zijn. Voor de ziel beelden ze zich in, dat een ziel óf dood óf levend óf ook nog bekommerd kan zijn, en evenzoo stellen ze zich voor, dat een kerk
óf de ware óf de valsche óf iets tusschen waar en valsch in kan wezen.
Toch weet ieder onderleid en ingewijd geloovige dit van de ziel Voor hem staat op grond van Gods Woord vast, dat alle die niet meer ganschelijk dood is, leeft, en dat alle ziel die ziel, nog niet leeft, ganschelijk dood is. Zoo zijn dan schijnbekommerden nog ganschelijk dood; maar ook waarachtig bekommerden reeds overgezet uit den dood in het leven. En ditzelfde nu geldt ook van de kerken onzes Heeren. Wat nog niet valsch is, s nog de ware kerk, en ook wat niet m e e r de ware kerk is, s ganschelijk de valsche. Een tusschenstaat is er niet, en ook voor de kerken op aarde een vagevuur onbekend. Elke kerk is dus of nog de ware of reeds de valsche. Een mengsel van het beter.
i
i
ware en valsche zich
te
denken
is
ongerijmd. II
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1883
Abraham Kuyper Collection | 240 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1883
Abraham Kuyper Collection | 240 Pagina's