Tractaat van de reformatie der Kerken - pagina 155
VAN REFORMATIE DOOR GELEIDELIJK KERKHERSTEL.
129
die in het Woord hggen, zich in Farizeeuwsche hoogheid ongeestehjke oppervlakkigheid inbeeklen, dat de diep kranke hoogst en als met een tooverslag te genezen zou zijn, indien men de kettersche bestandeelen slechts afsneed en de reglementen doortastend herzag.
krachten
Wie der
aldus
oordeelt
gemeente,
organisme
noch
uitkomt,
kent
de
noch
krachten
schuilt
als
zijn
des
eigen hart, noch de nooden
Wat
koningrijks.
nog dieper bederf
in
in
het
de harten en
en nooit zal een kerkherstel iets anders dan een voor het oog zijn, indien de genezing niet met bestraffing der zonde en vernieuwing des Verbonds begint. En dat wel met dien verstande, dat de bestraffing der zonde niet aanvange bij de wereld, noch ook bij de onbeslisten, maar haar aanvang neme bij het volk des Heeren zelf en onder dat volk voor een iegelijk bij z ij n huisgezinnen, schijn
eigen hart. Zonder dien geestelijken aclitergrond blijft elke poging tot kerkmet onvruchtbaarheid geslagen. Dan kan men wel vernissen, maar nooit levensglans te voorschijn roepen. Zonder personeele toevluchtneming tot genade, moge er veel geknutseld en beduimeld worden, maar tot wasdom der kerke brengt men het niet. Bureaucratische wetsgeleerden die in koude onverschilligheid saam plannen beramen om de bestaande misstanden weg te nemen, mogen stapels van keurig ineengezette reglementen afleveren, maar zullen nooit door den Heiligen Geest verwaardigd worden, om te bouwen aan 's Heeren geestelijk huis. Dat ziet men aan de Haagsche Synode in overdroef exempel! Wat hebben deze heeren niet geploeterd en gewurmd, om, door altoos nieuwe bepalingen en door altijd keuriger reglementen en immer beter doeltreffende maatregelen, de breuke der kerk te heelen en haar oneffenheden glad te strijken. En toch wat hebben ze anders als vrucht van hun noeste vlijt en onmiskenbare talenten en verre van geringe inspanning zien rijpen, dan toenemende ontevreden-
herstel
heid, voortgaande krachtsinzinking en een steeds
verder voortvreten
van den knagenden kanker? En lag dit nu aan hun min goeden wil of mindere bekwaamheid of gemis aan wijs beleid ?
Wie dat waant, vergist zich. De meeste heeren die aan dit ijdel en doelloos werk hun kracht beproefden, waren mannen van zeer goeden wille in bekwaamheid ;
overtroffen ze zeer stellig de meesten onzer; en in overleg zeer slimme meesters.
Neen,
waren
ze
wat hun ontbrak was alleen de kennisse der kwaal en der
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1883
Abraham Kuyper Collection | 240 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1883
Abraham Kuyper Collection | 240 Pagina's