VOOR HET EERST PREDIKANT “NIETS KAN JE VOORBEREIDEN OP DE PRAKTIJK”
Voor
Beginnend predikanten hebben zo hun uitdagingen. Het contact leggen met de gemeente, je weg vinden tussen het preken en het pastoraat, een balans zoeken in je mate van betrokkenheid bij de gemeenteleden. Ds. T.A. Bakker (24) weet erover mee te praten. Sinds januari is hij predikant van de van de hersteld hervormde gemeente in Nieuwe-Tonge.
"Het verlangen om predikant te worden, is bij mij langzaam gegroeid. Ik was een jaar of 16 toen de Heere in mijn leven kwam. Daarmee ontstond ook de drang om verkondiger te worden van de blijde Boodschap. Maar dat ging wel gepaard met veel twijfel, ook tijdens mijn studententijd. Is dit wel de goede weg? vroeg ik mij af. Wie ben ik voor de Heere? Ik wist het allemaal niet zeker. En dan moest ik andere mensen het Woord gaan verkondigen. Was ik daar geestelijk wel rijp genoeg voor? Je moet immers zelf weten met zondag 1 van de catechismus dat je gekocht bent met het bloed van Christus, hoe kun je Hem anders aanprijzen? Dat was voor mij een enorme worsteling in het begin. In de loop der jaren heeft de Heere echter bevestiging gegeven en vastheid van geloof. Daarmee groeide ook de overtuiging dat ik echt predikant moest worden.
In mijn derde studiejaar werd ik gevraagd pastoraal werk te gaan doen in Rouveen, een gemeente die toen net vacant was geworden. Ik voelde me daar helemaal niet geschikt voor. Ik was 19, en dan moet je ineens bij zieken op bezoek en bij mensen die met allerlei pastorale problemen worstelen. Maar ik kon ook geen nee zeggen.
Die jaren in Rouveen en andere gemeenten hebben mij uiteindelijk een goede basis gegeven voor het predikantschap in Nieuwe-Tonge. Ook al heb ik nog steeds weinig ervaring, ik weet nu dat het niet mijn taak is om alles op te lossen voor andere mensen, maar vooral te luisteren naar wat er speelt. En al luisterend de goede vragen stellen, zodat de ander toch een stukje leiding krijgt in de problematiek.
Ook heb ik veel geleerd van het catechiseren. Nu weet ik dat je eerst een band met de jongeren moet ontwikkelen voordat je hun wat mee kunt geven. Ik wil graag dat de Bijbel opengaat en dat ze Gods Woord leren kennen en ten diepste Hem leren kennen, maar als ik me daar alleen op focus, werkt het niet.
Aan het einde van mijn studie bepaalde de commissie toelating of ik beroepbaar werd gesteld naar aanleiding van een preek. Dat was een erg spannende periode. Maar mijn vrouw en ik -w e waren toen al getrouwd- mochten ons daarin samen aan de Heere overgeven.
Dat betekent overigens niet dat ik elke nacht rustig sliep. Je vraagt je af welke kerkenraad het met je ziet zitten. En waar zou de Heere willen dat ik terechtkom? Hoe weet ik eigenlijk dat God me ergens wil hebben?
Gelukkig werd ik in november vorig jaar inderdaad beroepbaar gesteld. Kort daarop kwam het beroep uit Nieuwe-Tonge. Voor mij was deze uiterlijke roeping een bevestiging van mijn innerlijke roeping. Ik vond dan ook dat ik een heel goede reden moest hebben om te bedanken voor dit beroep. Ik geloofde dat de Heere mij daar wilde hebben.
In december heb ik het aangenomen, in januari ben ik hier bevestigd. Dat ging heel snel.
De bevestigingsdienst was erg bijzonder. Daar komen zo veel emoties bij. Ik voelde me heel klein worden toen ik knielde voor de Heere onder de Bijbel. Ik boog toen letterlijk onder het Woord dat ik zou gaan verkondigen. Dat was een groot moment. Wat ook mooi was, waren de teksten die over mij werden uitgesproken en waaruit blijkt dat het verkondigen van Gods Woord een zaak is van Hem, en niet van mij. Hij geeft alles wat nodig is.
Er werd gepreekt uit de tekst: „Zie het Lam Gods, Dat de zonden der wereld wegneemt." De twee discipelen die dat hoorden, volgden Jezus. Dat is een krachtige belofte voor een predikant. Als je in de preek op het Lam Gods wijst, zullen er ook zijn die Jezus gaan volgen. Dat blijft me bij.
En dan ben je predikant. Ik was er vanuit het pastoraat al wat aan gewend om met dominee te worden aangesproken.
Maar echt dominee zijn, dat was nieuw. Zes jaar lang heb ik gestudeerd aan de Vrije Universiteit Amsterdam en ik leefde er al heel lang naartoe om predikant te worden. Maar niets kan je voorbereiden op de praktijk. Het is een hele verandering.
Ik zag ernaar uit en ertegen op. Hoe zou het ambtswerk gaan? Zou het in de relationele sfeer goed gaan in de gemeente? Zou het Woord vrucht dragen? Gelukkig weet de Heere hoe zwak ik ben en dat ik bevestiging nodig heb. Ik heb het afgelopen jaar gemerkt dat de Heere Zelf helpt en het werk zegent en laat zien dat we hier niet voor niets zijn. Ik ben ook ontzettend dankbaar dat de Heere mij een kleine gemeente gegeven heeft, met zo'n 350 leden. Ik moet nog zo veel leren. Dit is niet alleen mijn eerste gemeente, maar ook mijn eerste baan. Ik kon bijvoorbeeld nog niet goed plan-nen toen ik hier terechtkwam. Zo lag er eens een gemeentelid in het ziekenhuis en ben ik op de een of andere manier vergeten hem te bezoeken. Dan voel ik de verantwoordelijkheid die er op mij rust ineens weer extra goed. Je wilt geen fouten maken. Tegelijkertijd maken die je ook scherper en heb ik ervan geleerd om mijn afspraken nog beter te noteren.
Gelukkig helpt mijn vrouw daarbij. Zij neemt de telefoon aan en regelt mijn afspraken. Dat vindt ze leuk om te doen en ze is er goed in. Zo vullen we elkaar aan. Want ik heb echt rust nodig om te horen wat de Heere in een tekst tot mij en de gemeente spreekt. Hij laat Zich in de stilte ontmoeten, maar die stilte wordt ook in de pastorie vaak verstoord. Ik ben er nog naar op zoek hoe ik daar een betere balans in kan vinden.
Sowieso ben je als predikantsechtpaar heel sterk op elkaar aangewezen bij het vinden van je weg. Hoewel we graag midden in de gemeente willen staan, lijkt het ons niet goed om overmatig veel contact met een gemeentelid te hebben en diegene bij alles te vragen hoe we iets aan moeten pakken. Dat vinden we samen uit. Heb ik toch nog vragen, dan kan ik ook bij mijn voormalige stagebegeleider ds. R.W. Mulder of bij mijn mentor terecht. Of bij mijn voormalige studiegenoten, met wie ook vriendschappen zijn ontstaan.
We hebben ontdekt dat het belangrijk is om ervoor te zorgen dat het werk voor de gemeente mij niet volledig opslokt. Inmiddels hebben we de routine dat ik elke zaterdag vrij houd voor mijn vrouw. Ook zit ik op orgelles. Verder heb ik tegen de kerkvoogdij gezegd: De tuin van de pastorie houd ik zelf bij. Dan word ik naar buiten gedreven." Lachend: „Als het onkruid welig tiert, kun je meteen zien dat het druk is in de pastorie. Ook geeft het tuinieren me de gelegenheid om even mijn gedachten te verzetten, of juist nog eens de tekst van aankomende zondag te overdenken. Terwijl ik gras maai, wordt mijn hoofd helderder.
Het mooist van het afgelopen jaar vind ik allereerst dat meerdere mensen in een persoonlijk gesprek ervan hebben getuigd dat de prediking tot zegen was. Ik geloof natuurlijk dat de Heere werkt en dat Zijn Woord kracht doet, maar als het dan zo concreet wordt, verrast me dat toch. Ik geloof namelijk ook dat we heel onbekeerlijk zijn en ons niets laten gezeggen. Als dan blijkt dat gemeenteleden tot verandering komen, laat dat iets zien van Gods machtige werk. Heel verwonderend.
Wat mij hier ook verraste is de enorme positieve betrokkenheid van jong en oud. Er wordt vaak geklaagd over jongeren, maar ik kan daar niet in meegaan. De jongeren hier doen echt mee tijdens catechisatie en verlangen ook naar een diepgaand gesprek.
Nieuw voor mij was het om dit jaar alle sacramenten te bedienen. Begrafenissen had ik al eerder gedaan, als kandidaat. Maar de eerste avondsmaalsdienst in maart was echt onvergetelijk. Toen besefte ik des te meer dat ik een gezant van de Heere ben. Namens Hem mag ik de nodiging doen. Dan weeg ik mijn woorden extra. Als ik het brood breek en daarmee laat zien hoe het lichaam van Christus is verbroken, is dat heel bijzonder. Het stemt me dankbaar als ik gemeenteleden aan zie gaan van wie ik weet wat een geweldige worsteling ze hebben om te komen. Je bent zo bang dat ze in hun geestelijke nood niet de toevlucht nemen tot Christus. Maar de Heere overtuigt hen ervan dat ze daar toch horen. Ik was tijdens de avondmaalsdienst veel bezig met de gemeente en druk om alles goed te laten verlopen. Ik moet nog leren dat het dan ook over mij gaat. Maar daar wist de Heere ook van. Het zal vast veranderen als ik het meer gewend raak om zo'n dienst te leiden.
Er waren afgelopen jaar ook worstelingen. De vraag die me bijvoorbeeld het meest bezighield is: Hoe ver strekt mijn verantwoordelijkheid voor de gemeente? Hoe vaak bid ik bijvoorbeeld voor de gemeenteleden? En als ik weet dat iemand het moeilijk heeft, moet ik dan altijd meteen op diegene afstappen, of niet? Hoe geef ik ziekenbezoek praktisch vorm? Dat is een zoektocht en ik ben er nog niet helemaal uit.
Regelmatig zeggen mensen dat ze goed naar mijn preken kunnen luisteren. Dat is fijn, omdat ik dan tot zegen kan zijn voor de mensen en de kerk. Al vind niet alleen de nieuwe mens in mij dat mooi, maar ook mijn vlees. Ook dat is een worsteling. Tegelijkertijd laat de Heere je telkens weer voelen dat je maar een mens bent en niet alles naar je hand kunt zetten.
Verder brengt de positie van dominee consequenties met zich mee. Er wordt naar je opgekeken en voor je het weet ga je denken dat je echt belangrijk bent. Dan kun je er niet meer goed van loskomen en vormt je ambt de kern van je identiteit. Dat risico onderkennen mijn vrouw en ik samen.
Ik ben predikant, zeker, maar ik ben ook gewoon Thomas, de man van Alissa. Die twee zaken moeten niet volledig in elkaar verweven raken. Daarom is het goed dat we ook contacten buiten de gemeente hebben. Met vrienden en medebroeders. Pas logeerden hier mijn jongste zusjes van 7 en 9. Dan is het gewoon heel fijn om weer even nummer drie te zijn in het gezin van tien en word ik weer meer die wat verlegen, teruggetrokken jongen van toen.
Wat ook helpt: mijn vrouw is gelukkig goudeerlijk. Het is een grote zegen dat ze mij niet op een voetstuk zet, maar echt mijn gelijke is, mijn hulp tegenover mij. Even voor de duidelijkheid: ze respecteert me, maar binnen dat kader laat ze me weten wat mijn valkuilen zijn. Dat behoedt me ervoor dat ik ander gedrag ga vertonen.
Nu ik een jaar dominee ben, heb ik het idee dat de rust weer wat weergekeerd is en dat ik een soort ritme heb gevonden. Eigenlijk kwam dat rond de zomer al, toen ik merkte dat het weer begon te kriebelen omdat ik het studeren miste. Ik heb ontzettend van de opleiding genoten en heb behoefte aan een stukje theologische bespiegeling. Dus maak ik nu meer tijd om te lezen en te studeren.
Het bezoekwerk gaat natuurlijk ook komend jaar nog gewoon door. Vorige maand kwam ik bij iemand op bezoek die verzuchtte: „U zult het wel niet fijn vinden, weer zo'n bezoek."
Maar ik vind het mooi om te doen. Je wilt toch graag weten wie er achter die voordeur woont. En als ik de mensen niet goed ken, kan ik hen ook geestelijk moeilijk bereiken. Dan weet ik niet welke toespitsingen er in een preek nodig zijn. Het afgelopen jaar heb ik echt een band gekregen met de gemeente, kan ik wel zeggen. En dat is wederzijds, denk ik. Want preekte ik niet, dan hoorde ik al snel: „Hè jammer dominee, u bent er zondag niet." Mensen gaan zich aan me hechten, missen mij. Ik kan daarom ook oprecht zeggen dat het een grote vreugde is dat we hier mogen zijn." •
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 18 december 2019
Terdege | 212 Pagina's