Eenzaamheid Gebeden, verhoord en teleurgesteld
Ze waren verscheiden jaren gehuwd en innig gelukkig met elkaar, doch ze hadden geen kind. Ze hebben gebeden, volgehouden jaar op jaar, en ziet, hun gebed werd verhoord. Een lief jongske werd geboren. Maar al spoedig sloop er een heimelijke vrees in het hart van de moeder binnen. Een moederoog ziet scherper dan dat van een vader. De kleine deed zo vreemd. Gaf zo heel geen weerwerk als de moeder eens lachte, sprak, liefkoosde. De dokter had zo'n beetje getreuzeld met zijn antwoord als de verontruste moeder hem vroeg: scheelt er wat aan, dokter.? Maar eindelijk moest hij wel zeggen: de kleine is niet gewoon, niet als andere kinderen; hij is achterlijk, om niet een erger woord te gebruiken Nu is de jongen zes jaar, maar heeft verstand en bevattelijkheid van een kind van twee jaar. Toen ik eens voor de radio sprak, had de moeder vurig gebeden dat hij stil op haar schoot zou blijven zitten; dan kon ze luisteren En dat gebed is verhoord. „Ik heb heel eenzaam naar u geluisterd en was getroost". Ja, lieve zuster, ik versta uw eenzaamheid.
Ja, lieve zuster, ik versta uw eenzaamheid. God houde u vast!
Moeders van misdadigers
Toen ik een jongen was, werd er in Den Haag een afgrijselijke moord gepleegd. Ik duid hem niet nader aan, dan kan men hem niet narekenen, want hoevele moorden hebben er plaats'in deze onze „beschaafde" wereld! Moorden met dolken en revolvers, moorden met vergif of andere langzame ondermijning van de gezondheid — en dan de „zedelijke" moorden, de welbewuste, opzettelijke, geheime, satanische vernietiging van andermans vrede, reputatie, toekomst ... Maar de moord, die ik nu bedoel, was een ,,heuse" moord. Heel Den Haag was er vol van. Het Hof en alle ,,fatsoenUjke", ,.deftige" mensen — die waren er toen velen in de residentie — waren ten diepste ontroerd, zonden bloemen en deputaties naar het sterfhuis en de couranten stonden vol van gevoelige artikelen over die arme dode en de afschuwelijkheid van die ellendige, laaghartige, verfoeilijke moordenaar, voor wie men de doodstraf nog veel te geringe kastijding achtte. Maar in die ontzettende dagen ging mijn vader een bezoek brengen — ik hoor het hem nog zeggen — ,,bij de allerongelukkigste vrouw van ons hele land": bij de moeder van de moordenaar. Hij heeft nooit iets van dat 14 aangrijpende bezoek aan anderen verhaald, want hij kon even priesterlijk zwijgen als hij priesterlijk vertroosten kon. Maar stel u die vrouw eens voor ogen, denk u haar lijden eens in! Het was toch haar kind, eenmaal haar vreugd en haar hope geweest, haar lieve jongen, die ze op haar schoot en met haar teerste zorgen gekoesterd had, die daar nu in een cel zat, verfoeid door heel het land en wellicht met een ontwaakt geweten, dat hem tot aan zijn sterfuur toe kwellen zou! En gedenk dan tevens aan a 1 de moeders en vaders, de broeders en zusters, van onze talloze „misdadigers", die terecht door de hand der Justitie gestraft werden, maar die toch allen ook eenmaal de trots hunner ouders zijn geweest, die allen eens onder een moederhart hebben gerust en onder moedersmarten geboren en opgevoed werden. Hoevele verscheurde, verwoeste, wanhopig-eenzame harten kwijnden weg van schaamte en verdriet ter wille van hun gevallen en afgedoolde beminden! Als gij de droevig lange lijst der Oss-se veroordeelden u voor de geest roept, hebt gij dan wel eens een gebed uwer ziel aan hun moeders en hun andere familieleden gewijd.?
Krankzinnigen
Ik heb in Oostenrijk zulk een rampzalige door een voor haar onzichtbaar kijkgaatje bekeken — en ik dacht dat ik bezwijken zou van ontroering. Een nog jonge vrouw, moeder van twee kinderen, 'predikantsdochter ... in een beklede cel, zich altoos weer de kleren van het lijf rukkend, gillend, razend van woede, gevolgd door uren van volslagen uitputting. Dat is één van de honderdduizenden, van de milkoenen, die er in de talloze asylen en gestichten verpleegd worden. De „gelukkigsten" zijn nog zij, die heel niet meer nadenken kunnen, maar h o e v e 1 e n zijn er, die heldere ogenblikken kennen en zich dan gaan afvragen: Waarom ben ik hier.? Waarom houdt men mij verre van mijn huis, van mijn familie, van mijn geliefden.? O wie waagt het ook maar zich in te denken in de afgronden van verdriet en van bittere verlatenheid, die deze rampzaligen kennen.?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 januari 1984
Kerkblaadje | 8 Pagina's