Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het altaar op de karmel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het altaar op de karmel

1 minuut leestijd Arcering uitzetten

Bij het lezen van de Bijbel gaan soms ineens 'e ogen open voor woorden en zinnen, waar je lOt op dat ogenblik altijd overheen gelezen had. 3an zeg je bij jezelf: „Hé, daar heb ik nu nog looit bij stilgestaan!"

Je kunt dat natuurlijk ook meemaken bij het 'uisteren naar een preek. Dan wordt ook vaak ie aandacht gevestigd op iets, waaraan je tevoren log nooit had gedacht.

Zó ging het mij bij het lezen van 1 Koningen t8. De geschiedenis, die ons daar verteld wordt, <:ennen we waarschijnlijk allemaal wel. Koning Achab had het volk, waarover hij regeerde, bijeengeroepen op de berg Karmel. Daar zou uitgemaakt worden, wie waarachtig God was: de loor vrijwel heel het volk vereerde Baal, de god van onweer en regen, óf de HERE, de God, die Israël uit Egypte, uit het diensthuis, uitgeleid had. Aan de ene kant stonden de priesters van Baal. Honderden bij elkaar. Aan de andere kant stond de profeet Elia. Helemaal alleen. Zowel de Baaispriesters als Elia zouden een altaar bouwen, hout erop leggen en een offer brengen. Ze mochten het hout echter niet zelf aansteken. De God, die door hemelvuur het offer zou ontsteken, zou daarmee tonen waarachtig God te zijn. U weet, hoe het afgelopen is, hoe heel het volk tot hernieuwde geloofsbelijdenis gekomen is en uitgeroepen heeft: „De HE'RE, die is God! De HERE, die is God!" Dat is natuurlijk het belangrijkste van deze geschiedenis.

Nu gaat het mij echter om een klein onderdeeltje ervan. Ook dat is natuurlijk niet onbelangrijk. Anders zou de profetische schrijver het ons niet verteld hebben. Als Elia het verbroken altaar des HEREN weer opbouwt, zo lees ik in 1 Koningen 18 : 31, bouwt hij het op uit twaalf stenen ,,naar het getal van de stammen der zonen van Jakob, tot wie het woord des HEREN gekomen was: Israël zal uw naam zijn".

U weet: na de dood van de grote koning Salomo waren de twaalf stammen van Israël uit elkaar gegaan: tien onder Jerobeam en twee onder Rehabeam. Het noordelijk gelegen tienstammen-rijk werd meestal „Israël" genoemd, terwijl men de naam „Juda" gebruikte ter aanduiding van het zuidelijk gelegen rijk der twee stammen. Van toen af is de vervreemding begonnen. Vroeger ontmoetten de leden der verschillende stammen elkaar in het éne nationale heiligdom. Nu ging ieder zijn eigen kant uit. De een bleef naar het oude heiligdom in Jeruzalem gaan, de ander ging naar de nieuwe tempel in Bethel.

Aanvankelijk zullen de mensen misschien hinder gehad hebben van deze scheiding. Misschien hebben ze het ook wel als een opluchting ervaren: „Gelukkig, dat we die lieden kwijt zijn!" Op den duur sleet zowel het een als het ander uit. Och, een mens went tenslotte aan alles. Ook aan het abnormale. Ook aan het verdeeld-zijn van het éne volk van God

Maar weet u, wie nooit aan deze abnormale toestand hebben kunnen wennen? De door God gezonden en door Zijn Geest geïnspireerde profeten! Als Elia, de profeet, die in het tien-stammen-rijk heeft gewoond en gewerkt, het vernielde altaar op de berg Karmel restaureert, bouwt hij het op niet uit tien, maar uit twaalf stenen. De twee stenen van het zuidelijk rijk horen er óók bij! En de erenaam „Israël", waarmee gewoonlijk alleen het noordelijk rijk werd aangeduid, reserveert hij nadrukkelijk voor het gehele volk. Tezamen zijn zij Israël! Dat altaar op de Karmel was een stilzwijgend protest tegen de verdeeldheid van wat wezenlijk bijeen hoorde.

Dezelfde Geest, die Elia en de andere profeten van het noordelijk rijk bezielde^ heeft ook de profeten van Juda geleid en geïnspireerd. Vandaar ook bij hèn diezelfde droefheid over de scheiding en datzelfde verlangen naar eenheid. Leest u het maar bij Jesaja (11 : 13) en bij Ezechiël (37 : 15—28).

Als Gods profeten over één ding bedroefd zijn geweest, dan was het wel over de verdeeldheid van Gods volk. En als zij naar één ding hebben verlangd, dan was het wel naar de éénwording van Israël. Welnu, waar Gods profeten over getreurd hebben, daar zullen ook wij over moeten treuren; en waar zij naar verlangd hebben, daar zullen ook wij naar moeten verlangen. Daarom zullen ook wij bedroefd zijn over de verdeeldheid en verlangen naar de eenheid van Gods volk. En wie naar die eenheid verlangt, zal ze, voorzover het van hem afhangt, ook werkelijk zoeken. Samen onze knieën buigend bij het altaar des HEREN. En levend uit het Offer, dat van hogerhand ontstoken is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 april 1979

Kerkblaadje | 8 Pagina's

Het altaar op de karmel

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 april 1979

Kerkblaadje | 8 Pagina's