Taak en functie van de christelijke school
II
Hoe is het te verklaren, dat Naïn als lieflijke plaats méér bepaald is door de moeder dan door de vader? Eigenlijk geeft het woord „opvoeden" il het antwoord op die vraag. Het kind wordt )ntvangen in de moederschoot en na de geboorde omvat de moeder het in haar arm om het te \oeden en daarna in de liefdesruimte van het huis om het op te voeden. Het huis is daarom voor het kind de oer-ruimte van het leven, vaar het de oer-geborgenheid vindt. Etymolo- ^,isch (woordkundig) hangt het woord „huis" 'amen met „hoede". Opvoeden en huiselijkheid ajn daarom uitgesproken „moederlijke" woorien.
Wellicht kent u het gedicht Het oude huis van M. Nijhoff:
De kamers waren donkerder geworden,
Maar geen ding van zijn plaats gezet,
En aan de wand, tussen de hlauwe horden,
Hing in ovalen lijstje het portret.
Zie de avond ernstig door het raam inkijken,
Het oude huis ruist van muziek en zang. — Een stoet van bloemen gaat dalenen stijgen
Een stoet van bloemen gaat dalenen stijgen
Rondom waar moeder is op het behang.
Moeder^ ik ken je nog: je zacht gelaat.
De rimpeltjes om je gestorven ogen. —
Zing weer van God, die altijd naast ons
' staat. —
Ik heb zolang naar het portret gekeken,
Dat de ogen glansden en haar mond ging
spreken,
En 'k hoorde vleugels, die door 't huis heen
vlogen.
Het kind, dat die oer-geborgenheid van het ouderlijk huis niet gekend heeft, leeft steeds met angst. Het huis is immers beschutting, begrenzing, oase. Antoine de St. Exupéry noemde het de citadel. Daarom is en blijft het steeds toevluchtsoord, voorstadium van het hemelse Vaderhuis. Het behelst een ervaring, die het kind bij het volwassen worden overal meedraagt. Op grond van die ervaring had de weggevluchte Jakob zijn Bethel-droom (Gen. 28). En hoeveel mist een kind, wiens moeder geen echte moeder is! Zo zegt Jan Ligthart bitter, dat menig kind in zijn eigen huis te vondeling IS gelegd.
Deze oer-ruimte van het huis heeft het kind nodig, om ,,toe te nemen in wijsheid en grootte, en in genade bij God en de mensen". Men zou zelfs kunnen stellen, dat het kind er biologisch op is aangelegd. Zo heeft de beroemde geleerde Adolf Portmann erop gewezen, dat het de bijzonderheid van de mens is, om na zijn geboorte nog lang nesthokker te zijn en afhankelijk van de moederlijke toewijding en zorg. Hij noemt die nageboortelijke afhankelijkheid van beslissende betekenis voor de wekking en ontplooiing van zijn geestelijk leven. In die periode worden de grondslagen gelegd van zijn gehele verdere ontwikkeling. In deze eerste jaren liggen de basiservaringen van het innerlijke leven van de mens, de bronnen van zijn subjectiviteit. Alle grote opvoedkundigen hebben daar sterke nadruk op gelegd: Pestalozzi, Jeremias Gotthelf, Jan Ligthart, F. W. Foerster.
Het jonge kind leeft met weinig, maar het leeft diep. Het leert in die prille jeugd de sprake der dingen. Wie is in staat om onder woorden te brengen, wat een kind beleeft in de dingen, die voor ons volwassenen elk mysterie-karakter verloren hetoben? Hoe ervaart het kind een gang, een keuken, een kelder, een zolder, een schuur, een kast, een put, een sloot? Misschien dat alleen dichters er nog weet van hebben. Men komt er ook mee in aanraking in het prachtige, dichterlijke boekje Jeugdherinneringen van Ligthart.
Het is in deze oer-ruimte, dat de ziel van het kind ook het eerst gewekt wordt voor de ervaring van God en het goddelijke. Daarom is het dan de tijd, om het kind in kennis te brengen met de Bijbel. Uiteraard zal het kind heel veel van het Boek der boeken niet begrijpen. Maar is de Bijbel dan in de eerste plaats een boek om te begrijpen? En zou het kind, zoals het in die prille jaren de Bijbel ervaart en tegemoet treedt, dat Boek niet veel beter verstaan dan volwassenen het doen? Is het ook niet zó, dat wij bij het ouder worden het verlangen kennen, om de Bijbel nog weer eens te kunnen lezen en ervaren op de wijze van het kind? Hoe ontluisterend is de volwassene in zijn benadering van dat heilige Boek vergeleken met het kind!
In één van zijn boeken vertelt Dostojewski, hoe het kind de Bijbel ervaart.,,Van mijn ouderlijk huis heb ik niets dan kostbare herinneringen meegenomen, want er zijn geen kostbaarder herinneringen dan die van je eerste kindertijd in het ouderlijk huis; ja, dat is altijd het geval, zelfs al is de liefde en de harmonie in het gezin maar betrekkelijk . . . Uit die kindertijd heb ik ook allerlei herinneringen aan de Heilige Schrift meegenomen. Ik had zelf een Bijbel met prachtige platen. Ik bewaar die nog steeds als een heilig kleinood. Nog lang vóór ik lezen kon, had ik al diepe geestelijke ontroering gekend ... Als ik daaraan terugdenk, is het of mijn hele jeugd weer voor me oprijst en ik beleef weer iets van dezelfde verbazing, verwarring en blijdschap" (De gebroeders Karamazow).
Door de Bijbel krijgt het kind in die oerruimte van het ouderlijk huis toegang tot de werkelijkheid van de schepping, van hemel en aarde. Maar ook van heilig en onheilig, van licht en donker, van goed en kwaad, van God en duivel. Het leert erdoor onderscheiden het boze en slechte van het ware en zuivere.
Het kind heeft tijd en rust nodig, om dergelijke grondervaringen op te nemen en te verwerken. Daarom mag die tijd niet te kort zijn. Peuterzalen en dergelijke mogen niet te vroeg het kind uit het ouderlijk huis trekken. Er is dan onvoldoende mogelijkheid om de ziel, de innerlijklieid, de subjectiviteit van het kind tot ontwikkeling te laten komen. En ook mag die oerruimte niet gestoord en geschaad worden door te veel onrust, te veel onbestendigheid, te veel onregelmatigheid, te veel verstrooiing, te veel speelgoed, te veel gekheid, te veel prikkels, te veel sensatie. Elk ,,teveel" werkt verwarrend in de kinderziel. Het belet de diepgang en de concentratie. Het kind moet dus eerst net als een plant zijn wortels in de diepte kunnen laten groeien vóór en aleer stam en twijgen blootgesteld worden aan allerlei invloeden van buitenaf. En schande over de mens, die hier van gezinsegoïsme durft te spreken en het kind ten koste van zijn innerlijkheid vroegtijdig sociaal wil richten!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 september 1977
Kerkblaadje | 8 Pagina's