De schat in aarden vaten
Maar wij hebben deze schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid der kracht Godes zij. en niet uit ons. II Cor. 4 : 7II Cor. 4 : 7
Laten we maar eerlijk toegeven: het klinkt ons wat zelfverzekerd in de oren. Wij hebben een schat... Staat dat niet wat „hebberig"? De moraal van het „hebben is hebben" verwacht je toch niet in de kerk! Als er nu nog gestaan had: „Wij zoeken een schat..." of: „Wij verlangen naar een schat..."! Toch is het opvallend hoezeer Paulus juist in
Toch is het opvallend hoezeer Paulus juist in deze brief in allerlei toonaard dat woord ,.hebben" gebruikt. „Zulk een vertrouwen hebben wij...", zegt hij in II Cor. 3 :4. In hoofdstuk 4 :1 lezen we: „Nu wij deze bediening hebben..." En het volgende hoofdstuk begint met de stellige uitspraak: „Wij weten, dat wij een gebouw van God hebben ..."
Paulus zingt in deze brief een loflied op ons hebben.
Past dat wel in de kerk? Toen Luther, wiens werk we in deze dagen herdenken, gestorven was, vond men in de kamer waarin hij gelogeerd had, een briefje met daarop de woorden neergekrabbeld: „Wij zijn bedelaars. Dat is waar". Is dat woord van Luther niet veel eerlijker? Niet veel bijbelser ook? Bedelaars zijn en blijven we. Moeten we dat niet voortdurend herhalen als protest tegen een kerk, die meende te kunnen beschikken over de genade, die prat ging op haar religieuze verdiensten, die haar macht liet gelden in de wereld? Dat protest was in 1517 nodig. Maar niet minder vandaag. En nu schrijft Paulus: Wij zijn bezitters, bezitters van een schat!
Nu opgepast! Paulus spreekt hier niet als de zelfverzekerde mens. Maar als een mens die zeker is van zijn God en van datgene, wat de Here hem toevertrouwde. Deze schat... staat er. Er zijn dus meerdere schatten. De één beschouv/t gezondheid als de grootste schat in het leven, de ander weer iets anders. We spreken van de schatten van cultuur en wijsheid, wetenschap en kunst.
Maar als Paulus over een schat spreekt, bedoelt hij niet 's mensen gezondheid, hoe belangrijk ook, en evenmin de wijsheid der wereld, hoe voornaam ook, en ook niet het geluk dat mensen in elkaar kunnen vinden, hoe fijn dat ook is. Paulus heeft die schat ontdekt en gevonden in het Evangelie van de heerlijkheid van Gods genade in Jezus Christus. Op de weg naar Damascus heeft hij Christus ontmoet. Toen is het licht van Gods genade opgegaan in zijn hart, reddend, levenwekkend en vernieuwend.
We zeggen wel eens: Het is de toon, die de muziek maakt. Als Paulus een loflied op het hebben zingt, zingt hij op de toonhoogte van de genade. Het is geschonken bezit. Het is de verrassing van zijn leven geweest, toen de Here hem de opdracht toevertrouwde die schat bekend te maken en aan te prijzen. Want deze schat is geen bezit in dode hand, maar een werkzaam woord. Deze schat wil ons helemaal hebben, ons hart vervullen, ons leven in beslag nemen. Wij hebben deze schat... Als we de kerkhervorming herdenken, is dat geen godsdienstige heldenverering. Ik denk aan één van Luthers beroemde 95 stellingen: „De ware schat van de kerk is het heilig Evangelie van de eer en de genade van God". Dus niet geld, goud of v/ereldse macht. En niet de verdiensten van de heiligen of de activiteit van de kerk in de samenleving. De ware schat van de kerk is het Evangelie van Hem, die als het Lam Gods de zonde der wereld wegneemt. Iets anders heeft de kerk niet te bieden. Maar iets beters kan ze ook niet brengen. Want èn Paulus én Luther hebben ontdekt, hoe deze schat werkelijk het hart vervult met een alles te boven gaande vrede. De vrede met God door het geloof.
En vandaag? Wij hebben deze schat... Dat mag ieder nazeggen, die door het geloof Christus kent. Heeft deze schat ook óns hart? Zó dat wij gedrongen worden om hem aan anderen door te geven?
Want ook vandaag geldt, dat dit Evangelie alleen de ware schat van de kerk is. Niet allereerst een sluitende begroting of goed onderhouden kerkgebouwen of maatschappelijke activiteit. Want dan blijven we tóch weer hangen in wat mensen doen of presteren. Die activiteit is, als het goed is, vrucht van het hebben van die schat.
De ware schat van de kerk is het Evangelie van het kruis. Als we dat verbergen onder allerlei namaak, onder politieke leuzen en programma's, hebben we niets te bieden. En ons gebed moge zijn; Here, maak ons getrouw om deze schat door te geven!
Overigens is het hebben van deze schat b e- twist bezit. Paulus botst in Corinthe tegen felle tegenstanders op, die zijn apostelschap verdacht maken. Ze vinden hem maar een tweederangs-apostel.
We herkennen dat. Regent het ook vandaag geen klachten over de kerk, de kerkmensen, de dienaren van de kerk? Wat stelt die kerk in de samenleving nog voor? Is het geen vergane glorie? Vier eeuwen reformatie... wat is het goud ver donker d!
Maar Paulus is nog niet uitgesproken. Hij zegt: Wij hebben deze schat in aarden vaten, in lemen kruiken, broos en breekbaar. Kruiken zoals men die vroeger in de hutten van de allerarmsten vond. Wat een tegenstelling tussen die schat en de verpakking!
Een juwelier verkoopt u een gouden ring of armband in een mooie cassette, in luxe verpakking. Nu is het Evangelie het allerkostbaarste wat er bestaat. Daar past toch zeker een luxe verpakking bij! Maar nee, God gebruikt broos aardewerk. Dat is nu eenmaal de stijl van Zijn handelen.
Ds. Pop schrijft in zijn verklaring van II Corinthiërs: Dat aarden vat is te vergelijken met de kribbe, de doeken, het stro. Het eeuwige Godswoord wordt neergelegd in een aarden vat. Het Kind in de kribbe, de Man van smarten aan het kruis. Een ieder verbergt zijn aangezicht voor Hem. En tóch zijn in deze Heiland alle schatten van wijsheid en kennis verborgen. Bevrijdend Evangelie voor wie ontdekt: Om mijn zonden ging Hij de weg van de vernedering! De schat in een aarden vat. Dat geldt van Christus Zelf. Het geldt ook van de Bijbel, de mantel waarin Christus tot ons komt. Wat is die Bijbel de eeuwen door misbruikt, becritiseerd, bestreden, misduid! Er zijn mensen, die zeggen: Begin er maar niet aan! Elke ketter heeft zijn letter. Kun je niet beter de Bijbel aan de ketting van het kerkelijk leergezag leggen?
Maar Luther heeft het aangedurfd om de mensen die Bijbel in hun eigen taal in handen te geven. Want die Bijbel bevat tóch een schat, de ware schat in leven en sterven. Het is Gods getuigenis, dat de Heilige Geest wil indragen in uw hart.
De herdenking van de kerkhervorming betekent ook uzelf de vraag stellen: Hoe leef ik met dat Woord? Wat betekent die Bijbel voor mij? De schat in aarden vaten. Als dat al van de Meester geldt, hoeveel te meer geldt het dan van Zijn dienaren! Jeremia, Petrus, Paulus, Luther, Calvijn, Kohlbrugge, en gaat u maar door, — het zijn allen zwakke, zondige mensen ge-weest. En wij, predikanten en ouderlingen, zendingsarbeiders en gemeenteleden, —• wij zijn allen onderworpen aan een slijtageproces.
Maar juist zó wil de Here ons gebruiken. Als aarden vaten.
Daar heeft Hij Zijn bedoeling mee. En wel deze bedoeling, dat Zijn kracht en macht alle eer en glorie zal ontvangen. Als God mensen wint voor Christus, dan is dat nooit de verdienste van Paulus of van wie dan ook. Dan is het alles Zijn machtige, overwinnende genade.
Daarom houdt de Here Zijn dienaren kort. Paulus is omringd door lijden en verdrukking. Leest u het vervolg van onze tekst er maar op na! De apostel maakt slechts een machteloze indruk. Maar door de nederlagen van Paulus heen boekt Christus Zijn overwinningen. Dat is het geheim van alle zegen in Gods Koninkrijk.
De dienst in het Evangelie is een arlaeidsterrein, waar wij telkens weer verwondingen oplopen en het tegen wereldse machten moeten afleggen. We boeken ook in onze wereld geen daverende, opzienbarende successen. Wat zijn we vaak hulpeloos, verlegen om raad, mismoedig en wankelmoedig!
Maar dit Evangelie-woord mag ons bemoedigen. Gods kracht wordt in onze zwakheid openbaar. Daarom moeten we niet vrezen. Laten we in alle zwakheid steunen op de Here Jezus. Nooit kunnen we te veel van Zijn genade verwachten.
Ik denk aan een bekende gebeurtenis uit het Oude Testament. Er is nood in Israël. Vijanden overheersen het volk Gods. In deze benauwde tijd roept God een man om Zijn instrument te zijn. Die man is Gideon. Hij is jong en onervaren. Mismoedig en teleurgesteld krabbelt hij terug. Moet hij richter zijn in Israël? Dat kan toch niet! Is God bij hem niet aan het verkeerde adres?
Maar de vragen worden opgevangen door het antwoord van God: „Ga heen, Ik zend u... Ik ben met u. Ga in deze uw kracht!"
Het is wel waar: Wij zijn en blijven bedelaars. Maar we hebben een God, die bedelaarshanden vult met de schat van Zijn heil.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 november 1976
Kerkblaadje | 8 Pagina's