Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Niemand die God zoekt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Niemand die God zoekt

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er is nieraand, die God zoekt.Rom. 3 11b

Zijn er werkelijk mensen, die vragen naar God; die in oprechtheid God zoeken ten einde toe; die met vreugde Hem dienen willen om Zijnszelfswil?

De apostel Paulus geeft een ontstellend antwoord op deze vraag. Hij spreekt over het grote, diepe verschil, dat er is tussen heidenen en Joden. Wat een verschil! De Joden kennen Gods wet, Gods beloften, zijn Gods volk; de heidenen niet. En toch, zegt Paulus, hierin zijn zij allen gelijk: er is niemand, die rechtvaardig is, ook niet één. Zó zegt iramers Psalm 14 het ook. „Er is niemand, die verstandig is; er is niemand, die God zoekt; er is niemand, die goed doet, ook niet tot één toe". Dat is het ontzaglijke getuigenis van de psalmist. Dat is het ontzettende woord van de apostel. Maar nu zouden wij toch onmiddellijk de psal

Maar nu zouden wij toch onmiddellijk de psalmist en de apostel in de rede willen vallen. Niemand, die God zoekt, — maar dat is toch geweldig overdreven! Paulus, man, hoe kunt gij dat nu zeggen? Zie eens rondom u: wat een christelijke gemeenten, wat een gelovigen! Denk eens aan Efeze en aan Corinthe, aan Lydia en aan de gevangenbewaarder! Denk eens aan de eerste discipelen en aan de eerste gemeente! Daar was wel veel verharding, maar daar was toch óók veel geloof! Hoe kunt gij nu zeggen: „Er is niemand, die goed doet; er is niemand, die God zoekt, ook niet één"? O, als het ons eens gevraagd werd, wij zouden

O, als het ons eens gevraagd werd, wij zouden het heel anders zeggen. Over de goddeloosheid van onze tijd wordt immers gewoonlijk zo anders gesproken. Met schrille kleuren wordt het ongeloof van onze tijd geschilderd. Maar dan, dan wordt aan 't eind eraan toegevoegd: Er is toch nog een rest, die God wèl zoekt. Er is niet alleen heidendom en afval, er is óók nog christendom en trouw. „Als allen ontrouw worden, dan blijf ik toch getrouw". In die toon wordt in onze tijd meestal gesproken, en in die toon willen wij graag horen spreken. En wij zouden willen, dat ook de apostel zó sprak: Vele goddelozen, —• maar wij niet! Weinigen, die God zoeken, — maar wij wel!

Maar door zó te spreken ontvluchten wij de beklemmende greep, die dit woord legt op ons leven. Want de psalmist en de apostel weten even goed als wij, dat er onder de mensen allerlei godsdienstigheid is en allerlei zedelijkheid, veel gebed en veel plichtsbetrachting, —• naar ónze maatstaf. Maar „de HERE heeft uit de hemel nedergezien op de mensenkinderen, om te zien of iemand verstandig ware, die God zocht" (Psalm 14 : 2). Doch de HERE, die anders ziet en oordeelt dan wij, doorziet onze godsdienstigheid op een vreselijke wijze. En in Gods oog is er niemand, die goed doet; niemand, die God zoekt.

Dat is niet de zwartgalligheid van een dichter of de overdrijving van een dweper; dat is het getuigenis van een oprechte, wie het om waarheid gaat. „Want ik weet, dat in mij géén goed woont". De grote apostel, van wie wij menen dat in hem het goede woont, weet zelf wel beter: Er is niemand, die goed doet!

„De HERE heeft uit de hemel nedergezien". En Hij doorgrondt de harten. Als Hij nederziet, ziet Hij géén onderscheid bij ons. Waarachtig God zoeken om Zijnentwil; Hem van harte zoeken als „'t allerhoogst en eeuwig Goed"; Hem zoeken niet om ons behoud, maar om Zijn verheerlijking; Hem zoeken, al kost het ons het leven, — dat doet er géén. „Hij zag alom, maar ach! Hij vond er géén, ja zelfs niet één!" Geen Abraham en geen Mozes, geen Paulus en geen Petrus, geen Calvijn en geen Luther, geen vrome grootmoeder en geen gelovige vader en gijzelf met' „Ja zelfs met een'" O, als dat eens duidelijk werd uitgesproken van alle kansels en m alle kerken' O, als dat eens doordrong m alle harten' Dan zou er wel veel verzet ontstaan tegen deze leer Onze hoogmoed zou er mets van willen weten Onze hooghartigheid zou listig zeggen Wij wel' Maar wie, overtuigd door de Heilige Geest, voor Gods waarheid willen buigen, erkennen, dat het zó is Juist de oprechten moeten hun eigen goddeloosheid zonder enig voorbehoud belijden als schuld En bij hen wil God wonen

Want Diezelfde, die nederzag uit de hemel, is in Zijn eniggeboren Zoon Jezus Christus ook nedergedaald naar de aarde Omdat Hij er geen vond, die Hem zocht, heeft Hij ons opgezocht m de Geliefde Dit is ons enig behoud niet dat WIJ Hem zoeken, maar dat Hij ons heeft gezocht „Hierm is de liefde, met dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en Zijn Zoon gezonden heeft tot een verzoening voor onze zonden" (I Joh 4 10) „Ik ben gevonden van hen, die naar Mij met vroegen Ik ben gevonden van degenen, die Mij niet zochten Tot het volk, dat naar Mijn naam niet genoemd was, heb Ik gezegd Zie, hier ben Ik, zie, hier ben Ik" (Jes 65 1)

Dit artikel werd u aangeboden door: Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1972

Kerkblaadje | 8 Pagina's

Niemand die God zoekt

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 november 1972

Kerkblaadje | 8 Pagina's