Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk tegen Kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk tegen Kerk

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ons opschrift eist nadere verklaring. De argeloze lezer denkt onwülekeurig aan de verhouding der kerken onderling. Die was en is inderdaad zeer droef. Vervolging, althans vijandschap, wanbegrip en verkeilermg, koud naast elkaar voortleven, feitelijk mets van elkander weten, laat staan begrijpen. Er valt hier niet zo heel veel moois te zeggen.

Maar ongetwijfeld komt er hier een kentering. De tijd, althans in Europa, is on- en anti-kerkelijk. Dat zeggen de statistieken duidelijk. En gemeenschappelijke nood drijft bijeen. Er is oecumenisch besef aan het ontwaken. Thans komt het voor, dat in ons land Hervormden en kerkelij k-Gereformeerden gezamenlijk kerken; soms is behalve de dominee ook nog een pastoor van de partij. Hierbij mogen wij echter een waarschuwend woord, ik meen van Da Costa, niet vergeten. „Wie eenheid wil zien, moet op het verschil blijven letten". In de naam „christelijk", onuitwisbaar afgeleid van „Christus", ligt de eenheid. Maar zij betekent nog niet, dat in alle kerken volle blijde ernst wordt gemaakt met het „sola fide", „sola gratia", „sola Scriptura", tenslotte: „solo Christo". Naar menselijke berekening zal er nog veel water door Rijn en Tiber moeten vloeien vóórdat het zó ver is.

Doch hier willen wij ditmaal niet nader op ingaan. Het gaat ons nu om de innerlijke verhoudingen in de kerken zelf. Ook daar is het lang niet alles „pais en vree". De kerkelij k-Gereformeerden bijvoorbeeld kennen heden hun „verontrusten". En wat zou Kuyper, als hij haar nog kon zien, van zijn „Vrije Universiteit" moeten denken? Maar ook laij Rome is het allesbehalve rustig. Was er daar vroeger onrust, dan ging ze toch langs het kerkelijke volk heen. „Wij vechten met elkaar in het Latijn", moet eens een pastoor tot nu wijlen Prof. Van der Leeuw gezegd hebben. Maar over het coelibaat, de pil en tenslotte over de regering van de kerk zelf — de beslissende stem bij één paus, zoals Leo I (t 461) het wilde, of bij het getal der bisschoppen, zoals kerkvader Cyprianus (t 258) het zag — wordt tegenwoordig in algemeen-verstaanbaar Nederlands gedacht en gesproken. Ook hier is „een nieuwe lente" — of moeten we zeggen: „een nieuwe herfst"? — en „een nieuw geluid". Maar laten wij ons tot onze eigen kerk, de Ne

Maar laten wij ons tot onze eigen kerk, de Nederlandse Hervormde, wenden! Zij is zeker wel een aangrijpend duidelijk voorbeeld van dat „kerk tegen kerk", en wel binnen één kerk. Ondertussen is het niet van gisteren of eergisteren. Al sinds jaar en dag kent onze kerk de „richtingsstrijd". En de eerste tekenen ervan zijn al zeer oud. Wij vinden ze in het Nieu-we Testament! Daar begint de scheuring, het „schisma", reeds te ontstaan. Paulus krijgt er hevig mee te maken. De dominee, die verkondigt dat „dood dood is" (en blijft), is waarlijk geen nieuwe verschijnmg. Aan zijn verre voorvaders hebben wij indirect het heerlijke I Corinthe 15 te danken. Zie het 12de vers. Dat spreekt duidelijke taal. Wij ontdekken hier een „dogmatisch" verschilpunt, in onze terminologie gezegd. Maar de persoonlijke verschillen, geïnspireerd door persoonlijke voorkeur, waren er ook. Nauwelijks is de apostel zijn brief begonnen, of hij is daar reeds midden in. Zie het eerste hoofdstuk van diezelfde brief, te beginnen bij het 10de vers. Er is waarlijk niets nieuws onder de zon. Maar deze merkwaardige kerkelijke brief zegt nog méér. Hij laat ons ook zien, waarom het heden ook onder ons nog is „kerk tegen kerk". Lees de verzen 18—25. Zij liggen ruim 19 eeuwen achter ons, en ze leven of ze pas vandaag geboren waren. Wij bedoelen de woorden „ergernis" en „dwaasheid". De Jood, die vrome wettische mens, ergert zich aan het Evangelie blauw; de Griek, die ontwikkelde en culturele, lacht er zich in de geest om dood. En wij behoeven ons in deze waarlijk niets te verbeelden. Wij zijn immers van nature Jood en Griek. Hier begrijp ik ineens de professor, die de theologie van Paulus goed voor zijn hond Fikkie achtte. En ook zijn tegenpool, de onontwikkelde oude Gelderse boerenarbeider die, als zijn dominee hem over het verzoenend lijden en sterven van Christus spreekt, uitbarst in een ,,kwaokerieë, kwaokerieë", met andere woorden: houd óp met je gekwek! „Het Evangelie is niet naar de mens". Dat moeten we vooral niet lief zoetsappig nemen. Het is voor onze natuur een harde, bijtende, schroeiende waarheid. Het kan zelfs zó ver van ons afstaan, dat we er ons niet eens meer aan ergeren of er om lachen. Het zegt ons niets en doet ons niets, als het Wonder niet ingrijpt. Het wonder van de Geest. Daarom is elke ware gemeente een Pinkstergemeente, al noemt zij in bescheidenheid zich zó niet. Het is door dit alles, dat de kerk zich doorlo

pend in kerken splitst. Zij bestaat immers uit mensen. En wat moeten die aan met een Evangelie, dat niet naar de mens is? Onwillekeurig tasten ze naar een evangelie, dat wèl naar de mens is, en naar een kerk, die hun wèl ligt. Zo vertoont zich in onze kerk hier en daar een fatalisme, een noodlotsleer, waarop de Islam zijn ,,fiat" kan geven. Dit fatalisme heeft natuurlijk, evenals de Islam, zijn teksten. Ik noem er één. „Het is God, die in u werkt beide het willen en het werken, naar Zijn welbehagen" (Filipp. 2 : 13). Het vers, dat er onmiddellijk aan voorafgaat, wordt genegeerd; evenals het woord des Heren uit Mattheüs 23 : 37: „en gij hebt niet gewild". Men noemt deze eenzijdigheid vaak „gereformeerd". Maar dan is de Catechismus dat niet. Zie o.a. Antwoord 103 aan het slot: „dat ik de Here door Zijn Geest in mij werken late".

Wij waren met het geheim der praedestinatie bez.g. iL,ea opioss^ng vonaeri wij n.ei. vvij Kunnen het probleem siecnts sieiien. Het antwoord is bij God. Wij weten aiieen, aai Gods roep op ons antwoord wacm,. z.o worat er van ons toch ver-antwoordmg geviaaga. Wij zijn „geen stokken en blokken".

Maar onder ait ailes blijft m liei denken van ae chrisien de vraag: „Wat duiiKt u van de ChristusV", centraal. Daarom moer en mag ons leven één voortdurend Kersifeesi zijn. „in aen begmne was het Woord, en net Woord was bij God, en het Woord was God". Dat Woord is vlees, ten volle mens, geworden. Hier mag zeker wel het verstand vol eerbied stilstaan, niet om te verwerpen, maar om te aanbidden. Doch de kerkgeschiedenis is hier voor een groot deel de geschiedenis van verwerping. Laat mij slechts twee namen noemen, die als polen kunnen werken. Arius (f 336) met zijn Christus, die slechts mens was („psilos", „naakt" in de zin van „louter" mens noemt hij Hem), en Rudolf Bultmann, die met zijn „ontmythologisering" nog onder ons werkt en woelt. De variaties tussen deze polen zijn vele, maar het komt alles op de niet-aanvaarding van de belijdenis van Petrus in Mattheüs 16 neer. Voor velen is Jezus slechts de profeet, de leraar, het voorbeeld, desnoods met een vererend „goddelijk" ervóór, doch niet de „Immanuël", de „Godmet-ons". En het was de ergernis aan dat „Here Jesu, God en mense", die speciaal in onze kerk kerken-vormend heeft gewerkt. Heden doet onder ons de „mede-menselijkheid" opgeld. Geen wonder! Daar moet niemand om lachen, laat staan zich boos maken. Waar het kruis der verzoening verdwijnt, daar is ook geen ergernis en geen dwaasheid meer. Wij houden dan een stuk menselijke religie over. Zo ontstaan er spontaan „kerken" in de kerk, vroeger „richtingen", heden „modaliteiten" genaamd. Het Evangelie wordt verkort, daardoor menselijk hanteerbaar gemaakt, ten koste van zijn wezen: de ergernis en de dwaasheid. Maar . . . wat moeten wij nu op dit alles zeg

Maar . . . wat moeten wij nu op dit alles zeggen? Het woord „psychisch" zweeft me voor de geest. Niet toevallig. In I Corinthe (2 : 14) staat het ook, door „natuurlijk" (Statenvertaling) of „ongeestelijk" (Nieuwe Vertaling) vertaald. De Leidse filosoof Bolland maakte er „zielig" van. Dat betekent het ook letterlijk. De mens, op eigen ziele-wijsheid aangewezen, is een zielige verschijning, bij al zijn talenten overigens. Slechts de Geest maakt waarlijk levend. Hij is het, die onze geest aan zijn zieligheid onttrekt en waarlijk geest doet zijn. Ook onze kerk is er grotendeels zielig aan toe. Maar ... houdt Christus Zijne Kerk in stand, dan mag ook de zieligheid vrij woeden!

Dit artikel werd u aangeboden door: Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 februari 1972

Kerkblaadje | 8 Pagina's

Kerk tegen Kerk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 februari 1972

Kerkblaadje | 8 Pagina's