Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en kerken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en kerken

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Soms is het geschreven woord duidelijker dan het gesproken woord. Zó ook hier. Wij willen iets zeggen over „Kerk en kerken". Het eerste staat er met een eerbiedige hoofdletter; het tweede begint bescheiden klein gedrukt. Dat zegt alles.

Er is één Kerk op aarde. Maar er zijn ook vele kerken en kerkjes. Laten wij hierover niet te snel jammeren. Er bestaan nu eenmaal vele volkeren en talen. In Handelingen II lezen wij daar reeds van. „Wij horen hen in onze eigen taal van de grote daden Gods spreken", klinkt het verwonderd en dankbaar. Maar kerken worden toch niet alleen gevormd door nationaal verschil. Daarbij zijn wij nog in de sfeer der gemoedelijkheid. Het kan echter ook ongemoedelijk. Dan wordt het: kerk vijandig tegenover kerk, of — minstens even erg —• kerk onverschillig naast kerk. „Is Christus gedeeld?", moeten wij verbijsterd vragen. Laten wij dat verschijnsel niet met een mooi woord als „pluriformiteit der kerken" goed praten. Kerkelijke verdeeldheid is in wezen bar en boos. Het hogepriesterlijk gebed van Johannes XVII wordt voor kennisgeving aangenomen.

Maar boven dit alles verrijst de Kerk. In een ouderwets boek zou dat met een grote gouden begin-letter kunnen staan afgedrukt. Die Kerk is er dan gelukkig toch ook nog. En wel op aarde. Haar oorsprong moge hemels zijn, — zij is evenals haar Koning op aarde neergedaald. Het geloofsartikel, dat haar belijdt, spreekt dan ook van het woeden der gehele wereld, waardoor zij wordt bedreigd en waartegen alleen haar God haar bewaren of staande houden kan. Aardser kan het al niet. Soms is zij zó klein en „als tot niet geworden", dat wij aan haar gaan twijfelen. Met het gewone oog zien wij haar dan ook niet. Vandaar, dat wij haar „onzichtbaar" willen noemen. Maar met dat woord zijn wij er toch naast. Het is veel te wazig. We kunnen haar wel degelijk telkens zien, ook „waar men zulks allerminst verwacht". Verrassingen zijn hier zeker niet uitgesloten. Elke ontmoeting met haar is immers een verrassing. Hoorbaar is zij trouwens ook. Ja, zij is zelfs voel-baar. Dan is zij na alle stormgeweld als een zachte koelte om ons heen. Wij ademen in haar sfeer.

Hier is opnieuw plaats voor „pastorale", d.i. kerkelijke, „herinneringen".

„Als de zoom van Uw kleed zó schoon is, wie moet Gijzelf dan zijn?" hoorde ik eens op een stralende Meimorgen de prediker in zijn gebed, dat tot dankgebed overging, zeggen. Dat hebben wij kort geleden in dit blad vermeld. Maar nu komt het naspel. Jaren later fietste ik met een vriend, die op die gezegende Meimorgen met mij in de kerk was geweest, door het wijde Drentse land. Plotseling herinnerde hij zich dat woord en citeerde het. Maar met commentaar erbij. „Daar moet ik soms midden in de drukte van de praktijk" — hij was dokter geworden van zijn aards beroep — „nog aan denken", voegde hij eraan toe. Toen werd het argeloos Kerk voor ons. Dat kan ook gebeuren, waar geen kerk te zien is, en zelfs met één mens alléén. Overal, waar het Godswoord treft, is het Kerk. Daarom is er altijd nog méér Kerk op de wereld dan wij wel weten. Een tweede herinnering. Een bejaarde vrouw

Een tweede herinnering. Een bejaarde vrouw is plotseling door de dood overvallen. Het hart wil niet meer. De dokter tracht nog door een injectie haar het leven te redden. Maar zij weigert. Het is toch tevergeefs. „Ik ga naar een betere wereld". De medicus ziet haar aan met een blik, die duidelijk is. „Ze durft heel wat beweren", zegt die blik. Doch zij vangt hem op en begrijpt. Daarom snijdt zij met haar laatste krachten dat droevig misverstand af. „Niet omdat ik het verdiend heb, maar alleen uit genade". Dan laat zij het aardse leven onder zich. Maar de dokter zegt met eerbiedige overtuiging: „Dat was gelóóf". Ook hier was de Kerk. De Kerk, die in onze

ogen zo beangstigend klein geworden is. Zij lijkt wel vaak op sterven na dood. Maar waar zij zich openbaart, daar is zij levend en groot. Daar kan de wereld met al het rumoer van leven niet tegen op. Aan de Kerk is de triomf, al schijnt zij ook van zwakheid tot zwakheid te verzinken. Als zij zwak is, dan is zij evenals haar grote apostel machtig. Het is, dankzij dit alles, verkwikkend naden

ken over de Kerk. Maar ook moeilijk. De „oude" Gunning, die, populair gezegd, met de Kerk opstond en ging rusten, heeft dit alles begrepen. Hij achtte de Kerk het zwaarste onderwerp in de theologie. En, onzes inziens, met recht. Want om rustig over iets te kunnen nadenken, moet het voorwerp van ons denken zelf in rust zijn. En dat is de Kerk juist niet. Zij doet — N.B. „elke vergelijking hinkt" — aan een gezicht denken, dat fotograaf of etser tot technische wanhoop kan brengen, namelijk een gezicht, dat aldoor in beweging is. Alle poging tot fixeren mislukt. Het beeld vibreert in ons geval tussen Kerk en kerk, al heen en weer. Die vormen een eenheid en zijn toch tegende-len. „Ik geloof een heilige, algemene. Christelijke Kerk". Daarnaast kan ik ook zeggen; „Ik ben lid van de Nederlandse Hervormde kerk". Hier is in twee korte zinnen alles gezegd. De afstand tussen Kerk en kerk is zichtbaar geworden. De eerste is voorwerp van ons geloof; z;ij troost en sterkt ons. Voor de tweede kunnen wij slechts het beste hopen. Zij is er op zichzelf even ellendig aan toe als wij op onszelf. Hier mogen wij denken aan het woord van een wijs (en dus ootmoedig) christen, die, toen hij uit de hoogte op de kerk en haar gebreken hoorde afgeven, constateerde hoe dankbaar hij was, dat hij met al zijn gebreken lid van zulk een kerk mocht zijn. Want in een volmaakte kerk zou hij zich allesbehalve thuis gevoelen. En ook een woord van de „oude" nederige Gunning begint te lichten. Hij heeft de gedachte durven opperen, dat de Hervormde kerk in de Nederlanden wel eens het rijpst kon zijn, om het Koninkrijk Gods te ontvangen; want zij was er het ellendigst aan toe. Hier openen zich wijde en bevrijdende perspec

Hier openen zich wijde en bevrijdende perspectieven. Het woord, dat God Zijn ellendigen niet vergeet, gaat leven. Welk een troost! Maar achter die troost flitst de vermaning. Zou de kerk bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme? (Rom. 6 : 1 e.v.). Wij kunnen slechts over onze kerk en onszelf doleren. Doleren in de oude ongerepte betekenis van het Latijnse „dolere", d.i. „smart gevoelen". Zulk doleren drijft ons niet uit de kerk, maar houdt er ons juist midden in. Wij willen ook in het geloof onszelf niet ontlopen. Hier verrijst achter de figuur van Gunning die van Kohlbrugge. Hij bleef „de tollenaar, die van verre stond". Wie daar méér van weten wil, bladere aandachtig in zijn Catechismus.

Wij hebben ons voorgenomen, nog wat méér over ,,Kerk en kerken" te zeggen. Maar we menen, dat we voorlopig via een barre woestijn in een goede oase zijn aangekomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 oktober 1971

Kerkblaadje | 8 Pagina's

Kerk en kerken

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 oktober 1971

Kerkblaadje | 8 Pagina's