Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het bezwaarschrift van Kohlbrugge es. tegen Ds. Uckerman.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het bezwaarschrift van Kohlbrugge es. tegen Ds. Uckerman.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enkele maanden geleden zond Ds. W. B. H. van Linschoten, em. pred. te Zeist, mij ter publicatie in ons blad een heel merkwaardig Kohlbruggianum, dat, voor zover hem bekend, nog nooit gedrukt is.^) Het is het bezwaarschrift van toen nog hulpprediker Kohlbrugge c.s., tegen Ds. Uckerman ingebracht bij de vertegenwoordigers der Hersteld Evangelisch-Lutherse Gemeente te Amsterdam. Deze vertegenwoordigers, die op de hand van Ds. Uckerman waren, eisten van hem herroeping van de ingediende bezwaren of anders ontslag als hulpprediker. Daar hij naar zijn geweten niet kon herroepen, is hij toen ontslagen en brodeloos gemaakt. Maar God heeft hem doorgeholpen.

Wij laten hieronder het bezwaarschrift van Kohlbrugge c.s. tegen Ds. Uckerman in de gebruikte spelling volgen. D. van Heyst.

Aan het Eerwaarde Collegie van Broeders Vertegenwoordigers der Herstelde Evangelisch-Luthersche Gemeente.

Wij ondergeteekenden, leden der Herstelde LutherscheGemeente, op jongstleden zondagmorgen aangehoord hebbende eene leerrede van den WelEerwaarden en ZeerGeleerden Heer Ds. D. R. Uckerman over Johannes 16: 5 tot 15, achten het van onzen pligt, om, overeenkomstig art. 1 van het 10de hoofdstuk, 2de gedeelte onzer kerkelijke ordonnantie, als die niets kunnen ^^^^ra de waarheid, maar voor de waarheid, ons bij deze bij Uwe Eerwaarden te vervoegen, dewijl hetgeen wij in bovengemelde leerrede gehoord hebben, geheel strijdig is met het Woord van God, de door onze Kerk erkende symbolische boeken en onze geloofsbelijdenis, en aller Christenen ondervinding.

De voornaamste punten onzer regtmatige aanmerkingen komen hierop neder:

(. Bij het uitleggen van vers 8 heeft Zijne Wei- Eerwaarde alleen het oog gehad op het gedrag der Joden, zonder der gemeente voor te stellen, dat de Heilige Geest, van alle eeuwen herwaarts tot op den huldigen dag, de zondaars bestraft en overtuigt om de zonde, om de gerechtigheid en om het oordeel.

II. Bij het uitleggen van vers 11 is niets gerept van de wijze, waarop de vorst dezer wereld, dat is de duivel, ook tot nu toe zijn werk heeft in de kinderen des ongeloofs.

III. Bij vers 15 is alleen daarvan gesproken, dat de woorden : Hij zal het van het Mijne nemen, beteekenen zouden : Hij zal u geen valsche leer verkondigen ; zonder dat er gewaagd is geworden van de verdiensten van Christus, waardoor den geloovigen de Geest verworven is; — item, van deszelfs Godheid en Eenswezendheid met den Vader, volgens welke onze Zaligmaker voornamelijk datgene, wat de Heilige Geest verkondigen zoude, het Zijne kon noemen ; want Christus alleen is alles in allen ; van Zijne volheid hebben wij genade om genade, den Geest en het eeuwige leven.

IV. Zijne Eerwaarde beloofde ons in het tweede deel zijner leerrede voor te stellen, op hoedanige wijze de Geest nog werkzaam is in de bekeering eens zondaars; — dit toch gaf Zijne Eerwaarde duidelijk te kennen met te zeggen, dat de Geest niet werkte op eene onwederstaanbare wijze ; — maar hier hebben wij ons hoofdzakelijk moeten bedroeven.

Wij willen niet drukken op het woord onwederstaanbaar; nemen het niet in eenen gereformeerden zin ; maar dit zeggen en belijden wij : dat de onbekeerde zondaar geheel in vijandschap is tegen God, in opstand tegen Zijne heilige wet, totdat de almagtige kracht Gods hem ter neder legt en de Heere hem te sterk wordt; gelijk ook elke bekeerde zal moeten erkennen, dat, indien de almagtige hand des Heeren hem niet uitgetrokken had uit den poel zijner ongerechtigheid en zonde, hij eeuwig in zijn verderf had moeten blijven liggen.

V. Zijne Eerwaarde betoogde, dat de Heilige Geest niet plotseling werkte, maar door het Woord en de Heilige Sacramenten ; zoodat vooral niet moest gesteld worden, dat de bekeering bestond in eene schielijke overzetting van het eene tot het andere. Ook hoorden wij, dat wij ons de oogen moesten laten openen ; dat de bekeering daarin bestond, dat wij, bij het lezen van Gods Woord, vervuld worden met edele gevoelens en goede voornemens, en zoo, door eene allengs vermeerderde ontwikkeling van ons verstand, tot betere inzigten kwamen.

Zijne Eerwaarde vermijdde zorgvuldig de woorden van wedergeboorte en bekeering, en bezigde gedurig het woord verbetering; sprak niets van de wijze waarop een zondaar geregtvaardigd wordt door het geloof; niets van Christus Jezus,\n zoo verre Hij de eenige grondslag des geloofs is ; niets er van, dat de mensch van nature dood is in zonde en ongeregtigheid ; niets er van, dat wij van nature in vijandschap zijn tegen God en onze naasten; niets van onze blindheid, naaktheid en natuurlijk onvermogen tot eerig goed ; niets van de geestelijke behoeften aan de kracht Gods, die ons alleen bewaart tot zaligheid ; niets van onze gedurige afhankelijkheid; verminkte de plaats van Petrus (I Petrus 1 : 23), en grondde het grootste gedeelte zijner leerrede op eene zedelijke verbetering door eigen kracht en eigen wil.

Ja, wij gelooven en belijden, dat het Woord van God en de Heilige Sacramenten de krachtigste middelen zijn, waardoor de zondaar tot God bekeerd wordt; maar dit zeggen wij: de wijze waarop Ds. Uckerman de bekeering heeft voorgesteld, is volstrekt Pelagiaansch en Remonstrantsch, en niet naar het Woord van God en (volgens de belijdenis) van onze Kerk. Ziet 1 Cor. 2 : 14; I Cor. 1 : 21 ; Efez. 4 : 17, 18; Efez. 5:8; Efez. 2 : 1—5 ; Matth. 13 : 14, 15 ; Rom, 3: 12; Col. 2: 13 ; II Cor. 3 : 5 ; Rom. 7 : 14—25; Rom. 8 : 1—3, 7; Joh. 15 : 5 ; Phil. 2 : 13; Gal. 5 : 17; Gal. 3 : 10.

Deze, geachte medebroeders in Christus Jezus I zijn onze voornaamste bezwaren.

Reeds meermalen hoorden wij Zijne WelEerwaarde zoodanig prediken, dat zijne wijze van voorstel meerdere overeenkomst had met de leer van Socrates dan van Christus Jezus.

Wij herinneren ons nog zijne leerrede over Kaïn en Abel, waarin wij niets vernamen van het geloof van Abel in het beloofde Vrouwezaad, in welk geloove Abel alleen geofferd heeft en bij God is aangenomen, gelijk alle geloovigen der Kerk onder het Oude Testament.

Nu echter is het ons onmogelijk langer te zwijgen, is het dat wij Christus zullen belijden voor de menschen, opdat Hij ook ons belijde voor den hemelschen Vader.

Hetgeen wij aangemerkt hebben, nemen wij aan om nader met het Woord van God en onze symbolische boeken en geloofsbelijdenis te bewijzen.

Het is verre van ons eenige onrust in de Kerk te willen veroorzaken.

Wij smeeken den Heere voor onze leeraars ; maar de leer des zaligmakenden geloofs door hen te hooren ondermijnen, en dat wel op eene bedekte manier, dit is het wat wij, is het dat wij vrede zullen hebben met God, niet dulden kunnen; vooral niet bij eene gemeente, waartoe wij ons belijden, die, volgens het 1ste artikel van het 7de hoofdstuk 2de deel der kerkelijke ordonnantie, naast Christus, den Koning Zijner Kerk, aan de milde inschrijving der eerste oprichters, en volgens de deelnemers in het Plan van Afzondering^) hare instandbrenging verschuldigd is. Weshalve wij U broederlijk en ootmoedig ver

Weshalve wij U broederlijk en ootmoedig verzoeken, uit krachte van art. 6 en 7 van het 8ste hoofdstuk vorderen, dat Uwe Eerwaarden voor ons gelieven te beleggen eene extra vergadering om nader onze bezwaren te vernemen; en dat Uwe Eerwaarden zoodanige maatregelen gelieven te nemen, als overeenkomstig zijn met Uwe dure roeping en verpligting tot het werk voor de zuivere leer der Herstelde Evangelisch-Luthersche Gemeente. Jezus Christus, de Koning onzer Kerk, verleene U en ons Zijnen Geest, opdat wij, met terzijdestelling van alle eigenbelang en menschenvrees, ridderlijk uitkomen voor Zijne zaak, in alle Christelijke liefde en opregtheid, — en zij met U en Uwe Vergadering.

Amsterdam, den 17 Mei 1827.

(was geteekend)

H. F. KOHLBRUGGE.

J. A. TEUNISSE.

J. F. SEITER.

J. C. SEljM.

J. NEUMEIJER.

C. NEUMEIJER.


O Dit is niet juist. Het is gedrukt te vinden in : Het WelEerw. Konsistorie van de Herstelde Evangeliscli- Luthersche Gemeente te Amsterdam aan de leden derzelver gemeente, 1827, biz. 5—15. Dit geschrift is in mijn bezit. (Red.)


1) In 1791 had een groot aantal gemeenteleden zich afgescheiden van de Evangelisch-Lutherse Gemeente te Amsterdam, omdat deze naar hun oordeel de Lutherse leer niet zuiver bewaard had. Sindsdien vormden zij de Hersteld Evangelisch-Lutherse Gemeente (Red.).

Dit artikel werd u aangeboden door: Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 november 1958

Kerkblaadje | 8 Pagina's

Het bezwaarschrift van Kohlbrugge es. tegen Ds. Uckerman.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 november 1958

Kerkblaadje | 8 Pagina's