Luther op de Wartburg.
Reeds te Worms was, naar het schijnt, aan Luther meegedeeld, dat hij een tijdlang moest verdwijnen. Keurvorst Frederik beraadslaagde met zijn getrouwen over de ontvoering; en het was geheel in de geest van deze vorst, dat hijzelf de plaats van bewaring niet wilde weten om in geval van nood zijn onkunde onder ede te kunnen betuigen. Het was niet gemakkelijk, Luther met dit plan vertrouwd te maken, want zijn dapper hart had alle aardse vrees reeds lang overwonnen; met tegenzin schikte hij zich. Ook was het geheim niet gemakkelijk te bewaren, hoe handig de ontvoering ook op touw gezet was. In het begin wist van de Wittenbergers alleen Melanchthon van Luthers verblijf op de Wartburg af. Maar Luther was volstrekt niet de man om zich te schikken naar het listig spel, dat uit welwillendheid met hem gespeeld werd. Spoedig werden er herhaaldelijk boodschappen overgebracht van de Wartburg naar Wittenberg en omgekeerd; welke voorzichtigheid bij de bezorging van brieven ook in acht genomen werd, toch was het moeilijk, allerlei geruchten tegen te gaan. Luther vernam op de Wartburg eerder dan de Wittenbergers, wat er in de grote wereld voorviel, hij ontving over alle nieuwtjes van zijn universiteit bericht en trachtte de moed van zijn vrienden te versterken en leiding te geven aan hun plannen. Boven zijn brieven schreef hij: „uit de lucht", „uit Patmos", „uit de woestijn", „onder de vogels, die liefelijk vanuit de takken zingen en God met alle krachten dag en nacht loven". Moeilijk kon hij de werkeloosheid, waartoe hij tijdens 108 zijn verblijf op de Wartburg gedoemd was, verdragen. Twee dagen aaneen ging hij mee op jacht. Maar zijn medelijden ging uit naar de enkele hazen en patrijzen, die door een menigte van mensen en honden in de strik gejaagd werden. Niet lang hield Luther het op de Wartburg uit. Wittenberg was het middelpunt geworden van een avontuurlijke beweging. Reeds éénmaal was hij in het geheim daar geweest, nu keerde hij tegen de wil van de keurvorst openlijk daarheen terug als iemand, die in de rijks- en kerkelijke ban gedaan was.
Op de Wartburg had hij een begin gemaakt met zijn grootste werk, de vertaling van de Bijbel. Door deze arbeid die hij in samenwerking met zijn Wittenbergse vrienden voltooide, kreeg hij ten volle de macht over de taal van het volk. Hij wilde een vertaling van de Bijbel tot stand brengen, die voor het volk bestemd was; vlijtig bestudeerde hij daartoe de spreekwijzen, spreekwoorden en kunsttermen, die in de volksmond, leefden. De humanisten hadden dikwijls nog een onbeholpen, gecompliceerd Duits geschreven met compacte zinnen als een lelijke herinnering aan de Latijnse stijl. Hoe anders Luther! „Men moet", zo zegt hij, „niet aan de letters in de Latijnse taal vragen, hoe men Duits behoort te spreken; neen, men moet dat vragen aan de moeder in het huisgezin, aan de kinderen op straat, aan de gewone man op de markt, en naar hun mond kijken om te zien hoe zij spreken, en dienovereenkomstig vertalen; dan verstaan zij het en merken, dat men Duits met hen spreekt".
Zo verkreeg het Duitse volk een werk, dat met eenvoudige woorden in korte zinnen de diepste wijsheid en het beste geestelijk bezit van die tijd tot uitdrukking bracht. Met de overige werken van Luther werd de Duitse Bijbel grondslag van de nieuwe. Duitse taal.
GUSTAV FREYTAG.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 oktober 1956
Kerkblaadje | 8 Pagina's