Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rechtvaardiging door het geloof : Feit of fictie?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rechtvaardiging door het geloof : Feit of fictie?

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als wij in deze dagen rondom 31 October ons bezinnen op wat er tussen ons en de Roomse kerk gebeurd is, komen wij vanzelf over de rechtvaardiging te spreken. Want dat is inderdaad het stuk, waarmee de Kerk der Reformatie staat of valt. Het trekt de grens tussen de gemeente van Jezus Christus en elke Judaïstische secfe, al is die ook met de naam van „Kerk" versierd. De bezinning daarop blijft altijd actueel, want het Evangelie is hier zozeer „niet naar de mens", dat wij waakzaam moeten blijven voor ook maar het minste spoor van dwaling. Gaat het hier scheef, dan wordt alles scheef getrokken en wordt God van Zijn eer beroofd.

Wij kennen wel de worsteling van Luther om rechtvaardig voor God te worden, totdat hem het licht opging door het woord Gods: want gerechtigheid wordt daarin (in het Evangelie) geopenbaard uit geloof tot geloof, gelijk geschreven staat: de rechtvaardige zal uit geloof leven (Rom. 1 : 17). Toch moeten wij niet denken, dat wij hier te doen hebben met een Lutherse specialiteit. Karl Holl zegt terecht: de Lutherse rechtvaardigingsleer staat in het middelpunt van de Institutie (van Calvijn). Op geen punt had Rome de leer des heils zo aangetast als hier. Ze had de rechtvaardiging zozeer afhankelijk ge- 180maakt van menselijke prestaties en zo ingebouwd in een systeem van boetedoeningen, dal de rechtvaardiging het resultaat geworden was van de (verkeerd verstane) heiliging en er voor de mens geen andere keuze bleef, dan die lussen hoogmoed en wanhoop. Als de werken der Wet ons rechtvaardig moeten maken voor God, kunnen wij alleen maar hoogmoedig worden of gaan twijfelen aan de laatste mogelijkheid. Luther heeft het langs die weg geprobeerd en hel is hem mislukt. Het valse van dit systeem is, onder Gods genadige leiding, openbaar geworden bij hem, die hel mei de uiterste ernst serieus genomen heeft. Want hij mocht zien, dat het voorhangsel des tempels niet scheurt van beneden naar boven, maar net andersom. Dat God Zelf in Christus de gerechtigheid verworven heeft en dat Hij die toerekent, genadig, door hel geloof.

Om de diepte van de rechtvaardigingsleer te kennen, moeien wij hel recht Oods kennen en weten, hoe daar niel mee te schipperen valt. De heiligheid van de Wet Gods komt dan in het geding. Dal wist Luther, dat wist ook Calvijn. Aangrijpend is het hoofdstuk uit de Institutie, waar Calvijn zegt, dat wij, om de rechtvaardiging van God te verkrijgen, de harten tot voor Gods rechterstoel moeten verheffen. Omdat de Wet en het recht Oods in onze tijd zo weinig beslag op de harten hebben, wordt er zo oppervlakkig over de rechtvaardiging geredeneerd. Van ethische zijde is steeds bezwaar gemaakt legen de juridische opvatting van de rechtvaardiging. Van diezelfde zijde maakt men ook bezwaar tegen de verzoening door voldoening, tegen de belijdenis van de plaatsbekleding, tegen het feit, dat God verzoend moet worden door het dragen van de straf. En deze bezwaren hangen ten nauwste samen. Wie niet ziet, dat er een geding gaande is tussen God en mens, kan de rechtvaardiging van de goddeloze niet onverkort laten gelden.

Men krijgt dan allerlei beschouwingen, waarin de rechtvaardiging op het horizontale vlak aannemelijk wordt gemaakt. En op een verkapte manier wordt de mens door zijn werken zalig. Dan is de eer gered, tenminste de eer van ide eerste Adam. Maar wie voor de rechterstoel, voor het hemels tribunaal, gedaagd wordt, zegt: Ikabod, de eer is weg (vgl. Ps. 130 : 3; 143:2). Want daar komt hel aan op volstrekte zuiverheid. De Heere kan niet tevreden zijn met een halve wetsvervulling, maar Hij eist een volledige. Hij wii de mens terug hebben, zoals Hij hem geschapen heeft. Hij kan geen tittel of jota laten vallen, want Hij is een rechtvaardig God. Wat zouden boetedoeningen, tranen, enz. helpen om dat goed te maken? Het hemels tribunaal is de plaats, w?"r het vonnis van mijn doodstraf ligt. Dan is de executie onontkoombaar. Alle vrome werken zijn dan niet anders dan een poging tot camouflage en maken de kwaal nog erger. Dan blijkt, dat de zonde van de Parizeer veel erger is dan die van de tollenaar, want onze „godzaligheid" heeft Hem de dood gebracht (Kohlbrugge). Als wij in dat geding betrokken worden, eindigt onze vrome maskerade in een ontmaskering. De aanklagers van binnen (het hart) en van buiten (de satan) en van boven (de Heilige Geest) stemmen met het vonnis in.

Alleen tegen deze achtergrond krijgt het stuk van de rechtvaardiging zijn diepste klank en waarde, want dan blijkt, dat God een zaak heeft met een goddeloze zondaar en dan wordt die zondaar in zijn vijandschap op heterdaad betrapt. Van daaruit kunnen wij verstaan, hoe het de Reformatoren machtig troostte, toen ze hoorden van een andere gerechtigheid, die van Christus, die buiten hen, maar nochtans voor hen was tot stand gebracht en die hun uit genade werd toegerekend en geschonken. Toen ze in Christus mochten vinden die volkomen wetsvervulling, die de toets der goddelijke critiek ten volle kon doorstaan. Toen ze mochten zien, dat in Christus het kleed der gerechtigheid gereed ligt, waar zijzelf al zolang vruchteloos aan gearbeid hadden. DM was de ontdekking van de Reformatie : de Heere onze gerechtigheid. Alleen op die grond kan een zondaar worden vrijgesproken.

Wie al zolang vruchteloos geprobeerd heeft om met behulp van de werken der Wet zalig te worden (zoals wij het van nature allemaal proberen), maar hij werd er alleen maar steeds goddelozer bij en kreeg te doen met een Wet, die steeds strenger begon te eisen, mag in Christus zien zijn Plaatsbekleder bij God. Hij werd niet alleen met de zondaar solidair. Hij vereenzelvigde Zich met een goddeloze. Zo diep daalde Hij neder in het vlees, dat Hij vlees werd, bedorven vlees! Hij liet Zich de zonde zo volledig toerekenen, dat op Hem toepasselijk werd: naar onze wet moet Hij sterven. Dat is de enige grond van de rechtvaardiging. Luther sprak van een wondere ruil: van de zondaar wil Hij alle schuld en zonde overnemen en in plaats daarvan geeft Hij Zijn gerechtigheid. Zó vindt voor het hemels tribunaal de vrijspraak plaats. „Evenals had ik nooit enige zonde gehad noch gedaan". Dat is rechtvaardiging niet uit de werken, maar

Dat is rechtvaardiging niet uit de werken, maar door het geloof. Degenen, die bezwaar maken tegen deze leer, achten hiermee de waarachtigheid Gods in gevaar gebracht. God kan toch niet wit noemen, wat eigenlijk zwart is en blijft. Hij kan toch niet een goddeloze rechtvaardig noemen. Zo redeneert men, als men de grond van de rechtvaardiging persé in de mens wil vinden en het langs ethische weg verklaren en aannemelijk wil maken. Maar het gaat niet om een constateren op het ethische vlak. Inderdaad : dan is de rechtvaardiging van de goddeloze niet meer waard dan een fictie en zou God hier doen alsof. Maar het gaat om een juridische uitspraak voor het hemels tribunaal en daarbij is onze staat voor God in het geding, de relatie tussen Hem en ons. Die wordt in Christus hersteld, want Hij schrijft al Zijn gerechtigheid in ons levensboek. Zijn vlees was immers ons vlees: dat was geen fictie, maar een feit. Daarom hingen wij in Hem aan het kruis, onze oude mens (Rom. 6: 6). Zo is ons oude vlees in Christus gedood en staat de Heere Jezus op uit de doden om onze rechtvaardigmajking. Dat alles is waarlijk geen fictie, maar een feit (Zach. 3). En de Reformatoren hebben er ootmoedig en blijmoedig uit geleefd. Rechtvaardig voor God doorhet^e/oo/: wat een onuitsprekelijk wonder. Maar nu nog iets over het geloof. Is het geloof nu een nieuw werk ? Neen, het is juist het tegenovergestelde van het werk. Paulus spreekt over niet werken, maar geloven (Rom. 4 : 5). Het geloof is: ophouden te werken, maar de lege hand uitstrekken van een bedelaar. Het is zich laten drijven op de wateren van vrije genade. Het is, tegen alle ongerechtigheid die wij bij onszelf bevinden in, zeggen: toch rechtvaardig woor Oodl Hoewelnochtans! Het is afzien van zichzelf en zien op Christus.

Zo wordt in het geloof Gode de eer toegebracht als de Betrouwbare en Waarachtige (Rom. 4: 6). Daarin worden de motieven van Luther en Calvijn harmonisch met elkaar verbonden. Wij worden niet rechtvaardig om ons geloof, maar door het geloof. Het geloof heeft de hoogsie waarde {sola fide), maar het heeft geen waardigheid. Het is ook onjuist om te zeggen, dat het geloof

Het is ook onjuist om te zeggen, dat het geloof een sprong zou zijn, een waagstuk (Kierk^aard), maar het is het vertrouwen op Christus. Wel beschouwd is het geloof het enige in ons leven, dat juist geen waagstuk is. Want in het geloof werpen wij ons op de enige grond der rechtvaardiging en zo verliezen wij ons in het voorwerp des geloofs. Niet om, maar door het geloof worden wij voor het hemels tribunaal volledig vrijgesproken. Daarom zal de bezinning op de betekenis van de Reformatie altijd moeten uitlopen op de oproep tot geloof.

Tegenovenover alle pogen om in de kwaliteit van het geloof een zekere verklaring te zoeken voor de rechtvaardiging (b.v. Brakel), heeft Comrie destijds de rechtvaardiging van eeuwigheid geleerd. Wij zijn in de eeuwige Raad allang tevoren gerechtvaardigd, voordat wij het geloofden. Deze leer heeft haar gevaren. Want zo kan de rechtvaardiging in de tijd vervluchtigen tot een bewustwording van wat al eeuwig klaar ligt. Het antinomianisme ligt dan vlak om de hoek. Zuchten onder de toorn Gods kan dan zuchten worden onder een fictie. Bovendien zou op die manier ook gesproken kannen worden van wedergeboorte van eeuwigheid, enz. Dat is onschriftuurlijk. Maar de bedoeling van Comrie kunnen wij wel verstaan. Het ging hem erom alle waardigheid des geloofs aan de kant te schuiven en Gode alleen de eer te geven. En daarin gaan wij van harte mee.

Wij herinneren ons Kohlbrugge's oproep: broeders, de rechtvaardiging voorop ! En wij eindigen met dit citaat van deze „leraar van de gerech-tigheid des geloofs": „Onttrekt Gij, Heere, het Uwe, dan blijft zonde en dood het mijne. Rechtvaardig voor God — ja, als men het is, dan is men het louter voor Ood, voor Zijn rechterstoel — maar bij de arme mens, het stof, blijve de belijdenis: zie, ik ben in ongerechtigheid geboren".

Dit artikel werd u aangeboden door: Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 november 1954

Kerkblaadje | 8 Pagina's

Rechtvaardiging door het geloof : Feit of fictie?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 november 1954

Kerkblaadje | 8 Pagina's