Stad en dorp
Wanneer een predikant van een kleinere gemeente • erroepen wordt naar een grotere, geldt dit als een vooruitgang ; wordt hij beroepen in een stad, dan wordt dit beschouwd als een promotie; een onderscheiding, die velen hem benijden. De stad ... dat is het grote en grootse ; het dorp ... dat is het mindere, het kleine. Men verwondert zich, wanneer een dominé uit de stad naar een dorp terugkeert. Bijna zou men spreken van een degradatie. De man heeft zeker door, dat „het niet ging"; dat hij te hoog gegrepen heeft, en doet nu maar verstandig om genoegen te nemen met een standplaats, die wat minder in aanzien is. Kwam het vroeger betrekkelijk zelden voor, dat
Kwam het vroeger betrekkelijk zelden voor, dat een stadspredikant naar een dorp terugkeerde, tegenwoordig is dat niet zo uitzonderlijk meer, terwijl (alsik mij niet vergis) het aantal „bedankjes", dat de beroepende steden krijgen, ook al groter is dan voorheen wel het geval was.
Het enthousiasme voor de stad is tanende. En het is zeer de vraag, of de invoering van de wijkgemeente en de binding daaraan (het is nu niet meer zo vlot mogelijk van wijk te ruilen) dit enthousiasme nog niet meer zal doen dalen. Men heeft wel gesproken van de wijkgemeente als „het dorp in de stad", doch dit kan slechts betrekkelijk gelden, want destedeling isnueenmaal geen dorpeling en zal dit ook nimmer worden.
Het zij ons vergund enkele opmerkingen temaken. Allereerst wel deze, dat het wel zeer verkeerd is om in de Kerk te spreken van „promotie". Dit is een zo volstrekt werelds begrip, dat de hantering daarvan in het midden der Christelijke gemeente eenvoudig ontoelaatbaar-is. Het kan alleen maar leiden tot onbillijkheden en onjuistheden. Het predikant-zijn op een dorp is niet „minder" dan in de stad. De dominé, die wat meewarig wordt aangekeken, omdat hij jaren op een dorp „bleef hangen", maar die ondanks zijn middelmatige „kanselgaven" door trouw pastoraat zijn gemeente bouwde en een geslacht van jongeren door zijn catechese vormde, deed kerkelijk gesproken vermoedelijk wel zulk belangrijk werk, als de gevierde orator, die „de Kerk doorvloog" en een groot „gehoor" boeide, zonder nu direct een gemeente te bouwen. En daar komt het juist op aan ! Stad en dorp.
Stad en dorp.
De stad heeft voordelen boven het dorp voor het predikantsgezin met kinderen; ai was het alleen maar de studiemogelijkheden. We willen allerminst het dorpsleven idealiseren
We willen allerminst het dorpsleven idealiseren en weten terdege, dat de meerdere kerksheid van het dorp vaak meer traditie is dan heilbegeerte. Slapende kerkgangers zal men eerder in de dorpskerk dan in de stadskerk vinden ; als de stedeling slapen wil, blijft hij wel thuis. Maar het is helaas een feit, dat in de stad alle factoren aanwezig zijn om de ontkerkelijking te bevorderen. Geen traditionele bindingen. Wie een week lang tussen de muren zit, hunkert naar buiten en gaat liever de natuur in dan dat hij in een kerk gaat zitten (wanneer de geestelijke honger ontbreekt). Andere dingen (sport e.d.) vermogen meer te boeien dan de Evangelieverkondiging. Wie nog kerkt, doet dit 's morgens; „de avondkerk" bestaat voor de meesten niet. Dat is niet, omdat de Catechismus gepreekt wordt. De avond is voor bezoek en visites. Hoe zal men in die kringen, die overigens niet gaarne als onkerks geboekt staan, de belijdenis kennen ? Met dat gevolg, dat er dan ook zoveel afdwalen gevonden wordt naar andere kerken en secten. Dat men gehoor geeft aan allerhande soorten van „apostelen", want men heeft tegen hen geen verweer. Aldus (Ds F.) K(ijftenbelt) in „De Waarheidsvriend" van 28 Juni j.l., waar hij vrij scherp opmerkt, dat de stadspredikant „zich niet al te bezorgd behoeft te maken, dat zijn dogmatische vergissing werd opgemerkt. Daar worden vaak hele ketterijen met huid en haar geslikt". Hoe kan het ook anders ? De stadsjeugd is over het algemeen weinig gecatechiseerd ; en de gemeente, die verstek laat gaan bij de catechismusprediking, al evenzeer. Dit euvel wordt niet opgeheven door een paar gezellige wijkavondjes per winter voor de ouderen en wat leuke clubavondjes voor de jeugd met film, volksdans enz. Dit zijn trieste dingen, doch we moeten de werkelijkheid onder de ogen durven zien. We hebben practisch geen vat op de van de Kerk vervreemden. Ze lachen om onze pogingen om hen met lisligheid te vangen. „Mij niet gezien". Alleen een gemeente, die werkelijk ais levende gemeente van Christus openbaar komt, zal haar „apostolaat" kunnen uitoefenen; daar zal invloed en werfkracht van uitgaan. Een gemeente, die toont, dat zij leeft bij het Woord Gods en die uit haar leven bewijst, dat zij iets ontvangen heeft, dat zij die buiten staan missen. Het grote probleem is niet: de buitenkerkelijken,
Het grote probleem is niet: de buitenkerkelijken, maar de kerkelijken !
Onze lauwheid, onze onbeslistheid, onze stijlloosheid ; ons „als los zand aan elkaar hangen". Dit maakt het leven van menig stadspredikant
Dit maakt het leven van menig stadspredikant zwaar en moeilijk. „Och, je hebt geen gemeente meer!", verzuchtte een collega uit een andere grote stad eens tegen me. En dat heeft de predikant zowel in de stad als in het dorp nodig : te weten, dat hij een gemeente heefi, die achter hem staaf; die hem draagt; die voor hem bidt. Een gemeente ... dat is niet: de massa. Die hebben we niet en krijgen we ook niet. Een gemeente, waarmee men om „des Woords wille" verbonden zich weet, die trouw blijft en waakt en bidt tegen de verzoeking van verslappen en afglijden. Opdat wie haar dienen, dit kunnen doen met
Opdat wie haar dienen, dit kunnen doen met vreugde en niet al zuchtende, want dit is u niet nuttig (Hebr. 13 : 17).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 maart 1951
Kerkblaadje | 8 Pagina's