Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over de Weldaad van Christus.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over de Weldaad van Christus.

Hoe de Christen Christus aandoet.

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gelijk ik reeds zeide, weet de Christen, dat Christus met al Zijne gerechtigheid, heiligheid en reiniieid, door het geloof zijn eigfüüom is ;jewoHen. Evenals nu ieder, di'^ vóór een machtig en hooggeplaatst heer moei verschijnen, zich zoo kostbaar mogelijk KTéedt, zoo kleedt en tooit zich otfk de Chri.'^ten, om vóór den hougeti God te verschijnen, met de reinheid van Christus on met al Zijne volmaaklhed"o, vast vertrouwende op Zijne verdiensten, en wel zóó, alsof alles wat Christus voor aem vönliend en verworven heeft, door hem- zelven verdiend en verworven was. Christus aantedocn wil dus niets anders zeggen, dan vast overtuigd te w^ze'n, dat Christus ons eigen is, zooals het dan ook in waariieid is, wanneer-wij 't oprecht gelooven, en daarbij verzekerd zijn, dat wij getooid laet dit hemelsche kleed, aangenaam en welgevallig zijn in het oog van God. — De Christen moet dus het vaste geloof, de onwankelbare overtuiging hebben, dat alle genade, alle goederen en rijkdommen van Christus onk zijn eigendom zijn. Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons met Hem niet alle dingen schenken? (Rom. 8 vs. 32). Ah dat nu zóó is, en dat is het zeker, dan kan ook de Christen naar waarheid zeggen: Ik ben Gods zoon, Christus is mijn broeder, ik ben heer van hemel en aarde, van helen dood en Wet; de Wet kan mij aanklagen noch verdoemen, daar de gerechtigheid van Christus de mijne geworden is.

Hij echter, wiens geloof niet van zoodanigen aard is, dat hij Christus met al wat deze bezit als zijn eigendom beschouwt, kan ook geen oprecht Christen heet&n, geen blijmoedig en gerust geweten hebben en evenmin een goeden en lol alle goede werken gt'zinden geest; minder zullen ook zijne goede daden worden, op het laatste zal hij het daar.ian geheel laten ontbreken, terwijl werken, die in waarhtdd goed mogen heeten, nooit door hem zullen worden verricht. Alieen dit j'eJoof, dit vertr^niwen op de veniiensten van Christus, voi mt den menscii tot een waar Christen, maakt hem wakl<er, sterk, blijmoedig, ver- vult hem met eene vurige iiegeerte naar God en met ijver tot het verrichten van goede werken, stelt hem in 't bezit van hot Koninkrijk der hemelen en vormt hem I'd een van God geliefd kind, waarin de Heilige Geesi waarlijk etne woonstede heeft. IJlt deze beschouwing vloeit nog eene andM'e wijze voort om Ctiri^^tus aantedoen. Wij noemen Hom ons voorbeeld, omdat de Christen ziji, gi;h< ele leven inricht naar dat van Christus, daar luj zich in gedachten, daar woordeti en weiken naar Hem vormt, het leven van den ouden mensch aflegt en het nieuwe leven, dat is het leven van Christus, aandoet (Rom. 13 vs. 12 v.v.). Vervuld van de liefde tot Christus zegt daarom de ware Christen: Daar de Heere, hoewel Hij mij niet noodig had, laij gekocht heeft met Zijn bloed en arm is geworden ony mij rijk te maken, wil ik eveneens alles wat mij toebehoort, ja zelfs mijn leven, uit liefde tot den naaste en voor zijn welzijn overgeven; en gelijk ik bekleed ben geworden met Christus, door de liefde, die Hij mij heeft betoond, zoo uil ik ook, dat mijn naaste, door de liefde, die ik voor hem tengevolge van mijne liefde tot Christus koester, zich bekleedt met mij en alles wat van mij is. Handelt hij zoo niet, dan is hij geen waar Christen; want onmogelijk 'toch is het, dat iemand zeggen zou: ik beb Christus lief, als hij niet ook de leden ran Christus, zijne broederen liefheeft. Daarbij is het ontwijfelbaar zeker, dat, ^ echte Christenen leden zijn van Christus, wij hun goed noch kwaad kunnen aandoen, zonder dat wij dit Christus Zelven aandoen, voor zooveel Hij ook in Zijne leden evenzeer vreugde gewaar wordt als smart. :*^Mf'

Gelijk echter het leven van Christus een bestendig kruis was, vol van rampspoed, smaad en vervolging, zoo zullen ook wij, als wij ons dat leven tot voorbeeld stellen, voortdurend ons kruis dragen. (Luc. 9 vs. 23). De voorname bedoeling met dit kruis is hierin gelegen, dat God door deze opoffering in bet lijden de begeerten der ziel en de booze lusten des vleesches in ons dooden wil, opdat wij die volmaaktheid zouden aangrijpen, waartoe wij ook in Christus gegrepen zijn, toen Hij eene gestalte in ons aaunam. God wii verder, dat ons geloof, aan het goud gelijk en gelouterd in het vuur \an den rampspoed, Hem ter cere schitteren zul, en eindelijk wil Hij, dat wij door onze z\*akheid Zijne macht verheerlijken, die de wereld tot haar innig verdriet dan in ons bespeurt, als die zwahheid door rampijioed en ver

als die zwahheid door rampijioed en vervolging gesterkt wordt, en naarmate zij wordt neergebogen en onderdrukt, desloroeer aanwint in kracht en standvastigheid. (2 Cor. 4 VS. 7 v.v. 12 vs. 9 v.v) De lijdzaamheid werkt bevinding Daar namelijk God hun, die op Hem hctpen. Zijne huig in hun droefenissen toegezegd heeft, zoo worden wij 't bij ondervinding gewaar, dat, als wij standvastig blijven en sterk. God het is, Die ons opgericht houdt. Door lijdzaamheid ondervindeu wij dus metterdaad die hulp en dien bijstand van den Deeve, die Hij ons in nood heelt beloofd, Kn hierdoor worden wij ook wederom gesterkt in onze hoop, daar het toch de grootste ondankbaarheid /:ou ziin, wanneer wij voor de toekomst niet met Doch waartoe zij'i vele W(;ordeii tino(]i_;'? Genoeg zij het uns, fe wet.'-'n. ddl d<-'ecin*^ Christen dow zijne rampen en tf^gèiïspfteden het beeld draagt van don gfkruisigrier, H<'!- land, en dat, ais bij dii( beeld vroi./lijkcu bly- moedig draagt, hij !.el ook 'zal rfrafen vutT den verheerlijkten Clirisius (I Cor 15 ^s 1 49); want daar het lijden \;ui Ciirislus overvloedig is, zoo zal ook onze iro(»sl door Christus ov<>rv|(je(ii'4 zijn; zoo wij met Hem verdragen, wij /uilen ook una Hem heersoi.eii

Dit artikel werd u aangeboden door: Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 juni 1918

Kerkblaadje | 4 Pagina's

Over de Weldaad van Christus.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 juni 1918

Kerkblaadje | 4 Pagina's