Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eene vraag.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eene vraag.

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

We hebben onze beide stukken : „Had Christus erfsmet" en „Het geloof van Jezus Christus" geschreven naar aanleiding van een stuk van Ds. C Lindeboom te Gorcum in het „Gereformeerd Theologisch Tijdschrift" December 1913 Aflevering 8 over „Het geloof van Jezus Christus." Daar spreekt deze van eene voorstelling, van de zijde derAntinomianen en Kohlbrüggianen gegeven, volgens welke Cnristus ook in zonde ontvangen zoude zijn d.w.z. bij Zijne menschwording de smet der zonde op zich genomen zou hebben. „Wel heeft Hij nooit gezondigd, geen actieve zonde gedaan, maar Hij had toch zonde, namelijk als smet. Deze voorstelling hangt weer samen met eene andere, namelijk dat alle genadewerkingen buiten den persoon des geloovigen omgaan. Sprak Kohlbrügge slechts van eene toegerekende heiligmaking, d. w. z. van eene heiligmaking, door God gewrocht buiten den persoon van den geioovige om, onder zijne navolgers zijn er, die met beroep op de formule, die welke we thans bespreken, heel wat verder gaan dan hij. Op grond van Rom. 3 en Gal 2. beweren zij, dat Christus als Plaatsbeklee der, de smet der zonde deelachtig zijnde, ook voor de Zijnen is wedergeboren en voor hen geloofd heeft."

Vooreerst teekenen we hier protest aan tegen de bewering, als zou Kohlbrügge slechts gesproken hebben van eene toegerekende heiligmaking, die buiten den persoon des geloovigen om zou gaan. Als Ds. Lindeboom zich nader overtuigen wil, leze 2Eerw. niet alleen het werk van Dr. J. van Lonkhuijzen, maar ook hetgeen wij daartegen geschreven hebben in „Toelichting en Verweer".

Doch nu nog iets. Ds. Lindeboom spreekt daar van Kohlbrüggianen, of: sommige Kohlbrüggianen, die de door hem genoemde dwalingen zouden aankleven. Het is helaas eene gewoonte geworden om, terwijl men Kohlbrügge prijst en diens graf bouwt, zijne prediking feitelijk aan te vallen, door te spreken van Kohlbrüggianen of Neo-Kohlbrüggianen, die allerlei verkeerde dingen zouden leeren. Dat is gemakkelijk, want zij, die door Kohlbrügge tot de Waarheid der Schrift gebracht zijn, willen ztch niet naar eenig mensch noemen en kunnen zich moeilijk tegen zulke stooten verdedigen.

Daarom is het 't beste, dat wij Ds. Lindeboom eens ronduit vragen : Wien hebt gij daarmede bedoeld, en waar, en met welke woorden leeren dezen zulke dingen ?

En daar het meer dan eens bij anderen gebeurd is, dat men op allerlei simksche wijze de beantwoording van zulke vragen heeft trachten te ontwijken, zoo zij hier daaraan herinnerd, dat Ds. Lindeboom als wetenschappelijk man niet zal kunnen volstaan met eenvoudig te verwijzen naar hetgeen anderen over „Neo Kohlbrüggianen" hebben geschreven, maar zelf naam en plaats en woorden dient te noemen. Ook volstaat hij niet met hetgeen hij of anderen uit so.Timige plaatsen gelieven af te leiden, maar hij dient aan te toonen, waar en met welke woorden het gezegd is. Ten derde zal hij niet volstaan met Bula aan te halen, want Ie spreekt hij van meerderen, 2e is Bula door anderen, als Dr. Böhl, uitdrukkelijk gedesavoneerd, hetgeen hem wel bekend zal zijn. 3e Ook bij Ds. Bula zal nog het bewijs geleverd moeten worden, of het zóó erg bedoeld is als 't bij den eersten oogopslag lijkt.

Daar we veronderstellen, dat Ds. Lindeboom een opstel in een wetenschappelijk tijdschrift niet schrijft zonder van zijne zaak zeker te zijn, zal 't hem niet moeilijk zijn om op deze vragen te antwoorden. Als er zijn, die zulke leeringen verspreiden, dan dienen ze met name genoemd te worden, opdat het publiek gewaarschuwd zij, en niet anderen, die zulke leeringen verfoeien, mede onder verdenking komen.

W. L.

Dit artikel werd u aangeboden door: Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 januari 1914

Kerkblaadje | 4 Pagina's

Eene vraag.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 januari 1914

Kerkblaadje | 4 Pagina's