Gods beloften
Jesaia 54, vs. 9 en 10. „Want bergen zullen wijken en heuvelen wankelen maar Mijne goedertierenheid zal van u niet wijken." In die groote wonderbare belofte ligt een vastheid, welke onwrikbaar is. Het Woord des Heeren is waarachtig en wat Hij belooft, dat houdt Hij gewis, zegt Luther in Psalm 33 VS. 4. Hier op aarde wankelt alles; ons eigen hart, de menschen, de omstandigheden. Doch, als wij 't leven doorgaan met de beloften Gods tot stok en staf, dan hebben wij een rotsgrond, welke niets of niemand kan verzetten. Het Verbond Mijns vredes zal niet wankelen zegt de Heere uw Ontfermen
Zien wij den regenboog aan den hemel, dan hebben wij een zichtbaar teeken van de vastheid der beloften Gods Gen. 9, vs. 11. „En ik richt Mijn Verbond op metu"vsl4 „deze boog zal gezien worden in de wolken." VS. 15 „dan zal Ik gedenken aan mijn Verbond" VS. 15 „om te gedenken aan het eeuwig Verbond tusschen God en alle levende ziel" VS. 17. Zoo zeide dan God tot Noach: „dit is het teeken des Verbonds, dat Ik opgericht heb." En Jesaia herinnert eraan vs. 9 „Alzoo heb Ik gezworen, dat Ik niet meer op u toornen noch u schelden zal." Telkens kunnen wij zien (en niet maar gelooven) op den getrouwen God, als wij met open oogen Zijn schepping in de natuur oplettend gadeslaan. En wij mogen ons verkwikken aan Zijn beloften, welke onuitputtelijk zijn. Onze groote zonde en onwaardigheid maken deze beloften niet krachteloos. Alleen dan zijn zij voor ons als niets, wanneer wij het geloof in Hem laten varen. Het is als met de geleiding van een elektrisch station. Wanneer deze is uitgeschakeld staat het geheele bedrijf stil. Geen kracht, geen licht. Zoo ook met ons, als wij niet gelooven, dat de Heere God is en de waarheid spreekt, maar Hem aan ons gelijk maken.
Wanneer ons geloof slaapt, zoo is de behoefte aan kracht en licht ook slapend of veranderd in een vorm van ronddraven of drijven van werkheiligheid. De beloften Gods en Zijn Verbond zijn voor degenen, die Hem vreezen, wier ziel is als een hert dat schreeuwt naar de waterstroomen, en die niettemin betuigen : „ik ben vroolijk over uw toezegging als een, die een groote buit vindt." Ps. 119, vs. 162. A. M. R.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 november 1912
Kerkblaadje | 4 Pagina's