Geestelijke pronkzucht.
Wij pronken gaarne met ons goed. De pronkzucht zit ons in het bloed; Ach, waren 't slechts de kleeren! Maar.... vroomheid en gerechtighêen Die gaaren w' ook met zorg bijeen, Opdat men ons zal eeren.
„Wie zou toch wel de meeste zijn ?" Zoo klinkt des liedekens refrein Voor wie maar zuiver hooren. Wat zeg ik: twisten wij om 't meest ? Och, vroeger is dat meer geweest Nu, minder naar behooren.
Wij allen staan veel eer gereed Te kibb'len om het slechtste kleed. „Geen uiterlijke dingen !" Van zonden, gruw'len, hartbederf Van duivelsch gift in nier en nerf Gaan duizenden nu zingen.
Maar zou dat ook geen pronkzucht zijn. Dat delven naar een nieuw venijn Om 't geest'lijk huis te sieren ? — Wie waarlijk weet wat zonde is, Die kent naar Gods getuigenis Haar woeden en haar tieren.
Met diepe smart gevoelen zij Der zonden last, haar dwing'landij; Dat doet hen nedervallen. Zij zuchten in dien engen band. Maar, 't doet hen ook in dezen stand De minste zijn van allen.
Zij leeren daag'lijks meer hun val, Maar 't overgroote zondental Drijft hen naar Gods erbarmen. Neen, niet hun vuile opperkleed Maar, al wat Jezus voor hen deed Is 't sieraad van die armen.
H. M B.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 januari 1909
Kerkblaadje | 4 Pagina's