Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Mijn Vader -- uw Vader.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mijn Vader -- uw Vader.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Johannes "*• vs. 17.

if^ïfoe heerlijk was de opzoekende, levendmakende liefde van Hem, Die zonde en dood had overwonnen, over Maria gekomen ! Ze had Hem wedergevonden. Dien hare zie! liefhad. Hem, «onder Wien zij niet kon bestaan.

Nu zoude zij Hem hebben willen bij zich houden. Hem aanschouwen, aan Hem zich vastklemmen voor altoos. Dat is zoo de begeerte des menschen, als hij gevonden is door den Heere ; hij zoude het nu altijd willen hebben in het aanschouwen. Het is echter niet Gods weg. Wij zullen wandelen in geloof, en niet in aanschouwen. Wij zullen den Heere niet slechts kennen naar het vleesch. „Het is u goed, dat Ik wegga", alzoo zegt Hij tot Zijne discipelen.

Daarom is ook des Heeren Woord tot Maria Magdalena : „Raak mij niet aan ; want Ik ben nog niet opgevaren tot Mijnen Vader". Eenmaal, daar boven, zou zij Hem in alle heerlijkheid aanschouwen. Nu nog niet. Maar de Heere laat haar niet ledig gaan. Zij ontvangt een Woord, een. Woord vol van heerlijke ontferming, van eeuwige barmhartigheid, voor de discipelen, voor de gansche gemeente, een Woord, waarvoor alle nood en schuld en aanvechting in het niet moet zinken.

Het is dit Woord : Maar ga heen tot mijne broederen en zeg tot hen: Ik vaar op tot Mijnen Vader en tot uwen Vader, en tot Mijnen God en uwen God.

Hoe kon de Heere dat toch zeggen ! Hoe kon Hij over die discipelen' den vollen stroom van Zijne liefde en van de ontferming van Zijnen God en Vader uitstorten ! Hadden de discipelen het er naar gemaakt? Had één mensch het verdiend ? .Was dat broederlijk geweest, niet met Hem te willen waken! Waren dat broeders, die hunnen broeder lieten gevangen nemen en zelven een goed heenkomen zochten ? En één uit hen was zoover gegaan, dat hij den Heere had verloochend, ja met vervloeking en eed had geloochend Hem te kennen.

Die broederen begrepen niets van Zijn Woord. Ze hadden altijd aardsche gedachten van Zijn koninkrijk, en altijd twisting, wie onder hen de meeste zou zijn! Ach, hoe weinig kennis van zonde was er, hoe weinig besef, dat terwille van hunne zonde, de Christus al deze dingen moest lijden en alzoo in Zijne heerlijkheid ingaan ! Schoone broederen ! Schoone kinderen des Vaders I En toch schaamt de Heere zich niet, hen

En toch schaamt de Heere zich niet, hen broederen te noemen. Ja, Hij zendt, na al wat er gebeurd is, de boodschap, dat Hij nu opvaart tot Zijnen Vader en tot hunnen Vader, tot Zijnen God en tot hunnen God. Welk een Evangelie der genade, der vrije, machtige, grondelooze ontferming! Het is eene genade, machtiger dan alle zonde. Aan alles wat zij gedaan hebben zal nimmermeer worden gedacht. Verzoening is er geschied, en zoodanige verzoening, dat ook voor hen daarboven eene plaats bereid wordt in het huis van hunnen Vader en hunnen God.

Ja, welk een vreeselijke strijd was het geweest voor den Heere Jezus, om, toen Hij in onzen persoon daar stond, onze plaats innam, met onze zonde, met onzen vloek beiaden' was, nochtans dit vasttehouden: Mijn Vader! Mijn God ! Dat was een strijd des geloofs, waarvan wij ons nauwelijks eene voorstelling kunnen vormen. Een strijd op leven en dood. Toch heeft Hij het gedaan ! „Mijn Vader", zoo luidde het in Gethsemané, ofschoon Hij den bitteren drinkbeker van den toorn des Vaders moest uitdrinken tot den laatsten druppel toe. „Vader"! zoo bad Hij, toen de boosheid der menschen het toppunt bereikt, toen men Hem aan het kruis sloeg; en Hij pleitte om genade voor Zijne moordenaren : „Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen". En nog met stervende lippen hield Hij het vol, toen Hij den dood moest smaken, toen alles Hem in den afgrond wilde trekken : „Vader, in* Uwe handen beveel Ik Mijnen Geest". Daarmede legt Hij Zijne ziel, en alle zielen van Zijn schuldig volk, dat den kindsnaam niet waardig is, in de handen des Vaders, opdat de dood tusschen den Vader en hen nimmer scheiding make. En in de «re, toen alles tegen Hem was, en God Hem verlaten had, toen had Hij het volgehouden : „Mijn God", en daarmede verworven voor dat volk, dat „niet Zijn volk" was, alle volheid des Levenden Gods.

En zoo ziet Hij niet op de zonden Zijner discipelen, op hunne verkeerdheid, op hunnen verloren toestand, maar op de eeuwige liefde des Vaders, en op grond van het zoenoffer, dat Hij naar den wil des Vaders heeft gebracht, mag Hij het zeggen, het wonderlijke Woord, dat hemel en aarde samen verbindt : Mijn Vader — uw Vader; Mijn God — uw God!

Wat is het daartegenover, dat Hij naar het lichaam van hen weggaat, nu zij dit mogen weten : al onze zonden zijn verzoend ; wij hebben eenen Broeder daarboven, den Eerstgeborene onder vele broederen. Die voor ons pleit, onze zaak in handen heeft; en we hebben in Hem eenen Vader weder, wij, die niet waard zijn, Zijne kinderen genaamd te worden, die alles verzondigd hebben, niet waard ook maar aan den dorpel te staan van het huis des Heeren. Wij hebben Hem tot onzen God, tot ons algenoegzaam deel. Wij, die de afgoden nagejaagd, Hem niet geloofd. Hem versmaad hebben! Wonderlijke ontferming 1 Een Woord, waar een verloren zondaar in eeuwigheid over juichen zal!

Want dat Woord is toch niet alleen voor de discipelen ; het was voor Maria, het is voor de gansche gemeente des Heeren, voor tollenaren en zondaren, die Zichzelf veroordeeld hebben en veroordeelen, voor verloren kinderen, die verre afgedwaald zijn, voor wie er geene hope meer is! Het is voor zulken, die erkennen, dat zij niet beter gedaan hebben dan de discipelen, dat zij ook alles hebben verbeurd.

Dat Woord is ons meer, dan wanneer Jezus lichamelijk voor ons stond. Wanneer een verslagen en verbrijzeld gemoed door den Heiligen Geest zich aan dat Woord leert houden, dan heeft het beide den Vaderen den Zoon, dan heeft het een vasten grond voor tijd en eeuwigheid, een eeuwigen troost in alle bestrijding en duisternis. Dan gaat hem open in dit Woord de gansche liefde van den Heere Jezus Christus, en alle teedere ontfermingen van het Vaderhart.

Geen vader sloeg, met grooter mededoogen

Op teeder kroost ooit Zijne ontfermende oogen

Dan Israels Heer op ieder die Hem vreest I Waar hij dit Woord leert gelooven, daar gaat het hem als den verloren zoon, die door den vader liefelijk werd omhelsd, die het beste kleed kreeg om zijne schande te bedekken, een ring aan zijnen vinger als pand der trouw des vaders, en schoenen aan de voeten, om te wandelen het pad des vredes. Al het oude is nieuw geworden. De vloek der Wet is er niet meer. De roede des drijvers is gebroken. Hetgeen scheiding maakte is vernietigd. Hij mag wandelen, in den geest der aanneming tot kinderen, en het „Abba Vader" roepen, en in eeuwigheid is er geene verdoemenis meer. W. L.

W. L. >cp^>j<^o<

Dit artikel werd u aangeboden door: Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 april 1908

Kerkblaadje | 4 Pagina's

Mijn Vader -- uw Vader.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 april 1908

Kerkblaadje | 4 Pagina's