Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nynke

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nynke

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het recht moet zijn loop hebben. En aangezien de verantwoordelijkheid daarvoor bij mij ligt, zal ik de rechtszitting voorzitten, hoewel ik besef dat ik daarin ook enige afstand te houden heb, aangezien het mijn vrouw betreft die getroffen is door deze zaak.' ‘Ik zal aanwezig zijn om u daarin te ondersteunen,' zei Alari, die was blijven zitten, snel.

Hij knikte en vroeg: ‘Zal de rechtszitting in de grote vergaderzaal zijn?'

‘Ja,' zei de baljuw. ‘Gaat u daar maar alvast de zaak in orde maken. De dienstbode heeft de kandelaren al aangestoken als het goed is. Ik zie u daar binnen enige ogenblikken.’ Hij maakte een lichte buiging, verliet de kamer, pakte zijn schrijfspullen van het tafeltje en liep de trap af. Hij ging de grote vergaderzaal binnen, waar inderdaad de kandelaren al brandden en de dienstbode zojuist enige kannen bier en een aantal bekers had neergezet op de grote houten tafel. Buiten knetterde een zware donderslag, zodat het glas in de sponningen trilde. De bliksemflits was zo fel, dat de contouren van de ramen op zijn netvlies bleven branden. Zacht sisten de lonten en de zware geur van de wassen honingkaarsen verspreidde zich in de vergaderzaal. Hij legde zijn schrijfspullen neer op de schrijftafel, in de hoek schuin achter de vergadertafel. Even bleef hij staan, maar liet zich toch in de grote leren stoel achter de schrijftafel zakken.

Opnieuw bliksemde het, en tegelijkertijd was er een metaalachtige donderslag. Hij stond op, zette een paar stappen in de richting van het raam, bleef staan, keerde terug en ging toch weer zitten. Hij schikte zijn papier, controleerde bij het kaarslicht de punt van de pen, en liep weer naar het raam.

Buiten was het vrijwel geheel donker, al moest het ergens net na het middaguur zijn. De bliksem flitste onophoudelijk en de donder had zich aaneengeregen tot een constant gerommel dat iets weghad van het grommen van een immens roofdier, diep in de aarde.

De regen viel onverwacht hard en roffelde tegen de ruit. In het raam zag hij zijn eigen spiegelbeeld, een duister silhouet tegen een achtergrond van flakkerende kaarsvlammen. Zo was het ook, bedacht hij. Zijn leven bevond zich achter een flinterdunne afscheiding, met buiten de duisternis en het noodweer. En binnen was hij slechts een donker silhouet, een donker omhulsel. Hij voelde zich los en leeg, als losse en lege onderdelen van iets wat eigenlijk in elkaar zou moeten passen. En tegelijkertijd voelde het ook alsof dit het moment was waarmee hij altijd al rekening had gehouden, waarvan hij wist dat het ooit zou komen en ook dat het altijd onverwacht zou komen, van een onverwachte kant en uit een onverwachte hoek. Nu was het er. Zou het ook zo zijn als de dood kwam? Iedere dag komen we een stapje dichterbij, al leek de dood soms juist gewoon achteruit te schuiven. Maar opeens zou hij er zijn, onverwacht, en zou het dan ook zo voelen? Zou dan de gedachte aan al die momenten waarin je aan de dood gedacht had, zich samenballen tot één moment van bewustzijn, van besef dat er geen ontkomen aan was? Hij draaide zich met een ruk om en liep terug naar de schrijftafel. Ging zitten. Stond na een tijdje weer op. Schonk een beker bier in en zette die alvast op de schrijftafel. Nam een slok. Ging zitten. Net toen hij weer wilde opstaan, waren er voetstappen op de trap. Stemmen, de scherpe stem van de baljuw boven alles uit, de deur ging open. Hij ging staan terwijl ze binnenkwamen: de baljuw, de dominee, twee schoutsjongens.

Zijn zus Neele.

In het ene moment dat ze hem aankeek, zag hij dat de donder en de bliksem in haar ogen waren gekropen en hij wendde zijn blik snel af. In zijn zak gloeide het, de hitte maakte dat hij verschoof op zijn stoel, het was alsof hij losschoot van de bodem en weer omhoogkwam.

De baljuw legde zijn doornatte mantel af en gooide die over een stoel die tegen de muur stond. Hij nam plaats achter de grote tafel en gebaarde dat de schoutsjongens Neele recht tegenover hem aan de andere kant van de tafel moesten neerzetten. Dominee Alari ging naast de baljuw zitten. Een van de dienstbodes kwam binnen en schonk voor iedereen een beker bier in. Daarna trok ze zich snel terug en sloot de deur achter zich.

Er viel een stilte en hij bekeek zijn zus nu van de zijkant. Hij zag hoe haar schouders zich spanden, hoe ze de handen van de schoutsjongens van zich afschudde en hoe de bliksem in haar ogen neersloeg op de baljuw, die opnieuw gebaarde dat ze moest gaan zitten.

Ze bleef staan en toen een van de schoutsjongens haar in de stoel probeerde te duwen, sloeg ze weer zijn hand weg, met een scherpe klets van huid op huid. Opnieuw bliksemde het, zowel buiten als binnen. De schoutsjongen aarzelde, keek naar de baljuw en deed toen met tegenzin een stap terug, waarbij hij zijn ogen neersloeg en de blik van Neele vermeed, die nog steeds op hem gericht was. Hij besefte dat hij geacht werd het verslag van deze bijeenkomst te maken en snel haalde hij de stop van de inktpot, legde een schoon vel perkament voor zich neer en pakte zijn pen. Hij noteerde de datum en de namen van de aanwezigen boven aan het blad, en toen hij dat gedaan had was de baljuw al begonnen. Vanuit zijn zittende houding keek de baljuw op tegen Neele en na enige aarzelend uitgesproken zinnen ging hij ook staan. Alari volgde zijn voorbeeld.

Zo lichtte de baljuw toe waarom hij hier ter plaatse, op deze datum en onder deze omstandigheden Neele Dimmendochter voor een verhoor had laten halen. Van haar wilde hij nadere bijzonderheden te weten komen over de situatie waardoor een van de geiten van zijn vrouw – hij noemde haar niet ‘mijn vrouw’, maar sprak over ‘de vrouw des baljuws dezer stede’ – niet meer in staat was melk te leveren waarvan boter kon worden gemaakt. Hij memoreerde hoe inmiddels genoegzaam bekend was dat dit voorwaar een teken kon zijn van vervloeking of hekserij. Dat werd bevestigd door de geestelijk leidsman hier ter stede, predikant Alari, en hij gaf hierin deze ook graag het woord. De woorden waren als de koude regen tegen de ruit en liepen langs zijn rug naar beneden, een koud spoor trekkend op de blote huid onder zijn kleren. Alari gaf daaraan graag gehoor en zette uitgebreid uiteen hoe het algemeen bekend was dat de duivel zijn invloed liet gelden door mensen die hem dienden, die zijn duistere krachten en het kwaad uitstortten over medemensen.

Hij schreef mee, de woorden snel op papier samenvattend, zich concentrerend op de pen, de inkt, de woorden. Hij keek af en toe even op, naar Neele, die daar zwijgend stond tegenover de twee staande heren. Haar schouders had ze iets naar achteren getrokken, hij zag haar borsten naar voren duwen onder haar natte mantel en ze keek onafgebroken naar degene die aan het woord was. De baljuw daarentegen stond wat voorovergebogen, keek naar een klein velletje papier dat voor hem op de tafel lag en keek af en toe op naar haar, om meteen weer naar beneden te kijken. Als Alari sprak keek hij Neele helemaal niet aan, maar staarde naar de muur achter haar. Dat deed hij ook in de kerk als hij preekte, alsof hij ergens daarachter een gat in de muur had ontdekt waardoor alleen hij een glimp van de hemel kon opvangen.

Hij trok de kraag van zijn hemd wat losser, het begon warm te worden hierbinnen. Een felle flits verlichtte de kamer, een metalige klap leek de markt te splijten, de vloer trilde onder zijn voeten. Zijn pen schoot uit, de bliksemstraal zette zich voort op het papier. Hij keek op, zag dat Neele naar hem keek, haar ogen waren als doffe vensters van een oven, hij zag het smeulende vuur achter het beroete glas en snel zocht hij houvast bij zijn schrijfwerk, zijn gedachten op afstand houdend met grote krassende halen van de ganzenveer. Hij verwonderde zich over de korte antwoorden van Neele op de lange betogen van de baljuw en Alari, voelde hoe haar boosheid de hele kamer vulde, zodat die ervan overliep.

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 2023

Eilanden-Nieuws | 24 Pagina's

Nynke

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 2023

Eilanden-Nieuws | 24 Pagina's