Nynke
Na nog wat inleidende uitwisselingen kwam het gesprek op de situatie in Antwerpen en Hendrik Johannes beschreef hoe de situatie in die stad, die in de afgelopen jaren steeds meer als hoofdstad van de Zuidelijke Nederlanden was gaan fungeren, ook steeds instabieler raakte.
Antwerpen was vaak vergaderplaats van de hoge adel en de spanning tussen Granvelle en Oranje, Egmond en Hoorne was ook in Antwerpen gesprek van de dag. Bovendien waren er volgens Hendrik in Antwerpen veel aanhangers van het calvinistische geloof. ‘De grondlegger is overigens overleden,' zei Hendrik met een droevig gezicht.
‘Calvijn?' vroeg hij. ‘Dat wist ik eerlijk gezegd niet.' Hendrik Johannes knikte. ‘Ja. Enige tijd geleden al, eerder dit jaar.' Hij schudde zijn hoofd. ‘Een bijzondere man.'
‘Hij heeft in ieder geval nogal wat teweeggebracht, samen met die Duitse monnik,' reageerde hij neutraal. Het leek hem nogal gevaarlijk om het gesprek op de kerk te brengen, temeer omdat hij sterk de indruk kreeg dat Hendrik Johannes sympathie had voor aanhangers van de ketterse leer, te oordelen aan de genuanceerde toon.
Hendrik Johannes knikte en ging er verder niet op in. ‘Het schijnt dat Granvelle op het punt staat te vertrekken,' bracht de Antwerpenaar het gesprek weer op de politieke situatie van het landsbestuur.
‘Vertrekken? Weet u ook waarom?'
‘De invloed van Oranje neemt steeds verder toe,’ zei de handelaar. ‘Dat is alom bekend. Hij is een gerespecteerd heer met een scherp verstand.’ ‘Dat weet ik,’ kon hij niet laten te zeggen. De ander keek verrast op. ‘Kent u hem?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Ach, ik heb een tijdje in Delft gestudeerd. Daar heb ik hem een aantal keren ontmoet. Hij is een zeer scherpe denker, een man met veel invloed.’
Hendrik Johannes staarde in het hoog oplaaiende vuur. Het was een tijdje stil.
‘Waarheen bent u op reis?’ vroeg Lenert toen. Voordat Hendrik kon antwoorden bracht de waard een dampende schaal vol stoofpot.
‘Wacht,’ zei hij terwijl hij zijn hand opstak. ‘Deze heer lust ook wel wat van je lekkernij. Ik eet liever niet alleen. Op mijn kosten.’
De waard knikte. ‘Graag, edele heer. Ik haal nog een schaal.’ Hendrik Johannes knikte dankbaar. ‘Dank u wel. Het ruikt geweldig en rond deze tijd is de maag leeg.’ Hij wachtte tot ook Hendrik Johannes een schaal met stoofpot voor zich had. Uit zijn ooghoeken zag hij dat de Antwerpenaar geen kruisje sloeg voor het eten. Hij voelde de voldoening van iemand die zijn eigen gedachten bevestigd zag en nam voorzichtig een hap. ‘Verrukkelijk,’ zei hij. ‘Waard! Vul onze pinten ook nog bij!’
‘Maar wat ik zeggen wou,’ pakte hij de draad van het gesprek weer op, ‘waarheen gaat uw reis?’
‘Naar Amsterdam,’ antwoordde Hendrik Johannes. ‘Daar zit een afnemer met wie ik nieuwe contracten ga afsluiten.’
‘Reist u alleen?’
De man schudde zijn hoofd. ‘Nee, ik heb mijn secretaris meegenomen. Die heb ik er net op uitgestuurd om proviand voor de reis in te slaan. Hij zal zo wel terugkomen. Morgen vaar ik verder naar Schiedam.’
Hij knikte en zwijgend aten ze verder. De schalen waren al snel leeg en het gesprek kwam op het weer, want de kou leek elke dag wel erger te worden en het was pas november.
‘Geen beste tijd om te reizen,’ zei hij. ‘Ik hoop dat uw reis naar Amsterdam voorspoedig zal verlopen.’
‘Ik ook. Op de terugweg hoop ik weer langs Goedereede te komen. Eind december of wellicht begin januari. Is het goed dat ik tegen die tijd naar u vraag? Wellicht kan ik u dan trakteren op een maal,’ zei de graanhandelaar.
‘Dat lijkt me een groot plezier. Ik ga nu naar vrouw en kind,’ antwoordde hij. ‘Het was mij een waar genoegen u te ontmoeten. Goede reis en ga met God.’
‘Ga met God,’ knikte de man. ‘Hartelijk dank.’
Hij trotseerde de kou en liep snel door de smalle steeg die een paar huizen verderop vanaf de markt naar de Achterstraat liep. Daar sloeg hij rechtsaf en honderd meter verder stond hij voor de kleine woning waarin hij sinds anderhalf jaar met Marieke woonde.
Hij zag ernaar uit om zijn zoontje Johannes weer te zien, die in het afgelopen jaar geboren was.
Hij stapte naar binnen en sloot snel de deur achter zich. Toch kon hij niet voorkomen dat een vlaag snijdende ijskou het huisje binnen woei. Marieke stond bij de haard waarin een ketel met dikke erwtensoep hing te pruttelen. ‘Liefste!’ riep ze. Ze omhelsde hem en rilde bij het voelen zijn koude kleren. ‘Je lijkt wel van ijs.’
‘Het is vreselijk koud,’ zei hij. ‘Hoe staat het met de voorraad hout?’
Mariekes gezicht betrok een beetje. ‘Nog voor een week, denk ik.’
Hij knikte. ‘Dan zal ik morgenmiddag naar Nynke moeten. Ik kan een wagen van de smid lenen, dat heb ik al gevraagd. Anders komen we in de problemen als de kou zo aanhoudt.’ ‘Pas maar op met die heks,’ mompelde Marieke onzeker. ‘Ik heb toch altijd al gezegd dat ze een heks is?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 2022
Eilanden-Nieuws | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 2022
Eilanden-Nieuws | 24 Pagina's