Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vervolgverhaal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vervolgverhaal

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ze horen het geknetter van vlammen. Een ontzettende angst maakt zich van hen meester.

„De schoften, ze laten ons levend verbranden!"

Machteloos ballen de ambtenaren hun vuisten.

Het wordt benauwd in de kelder. Boven staat de schuur in brand. Opnieuw proberen zij het luik open te krijgen.

Dan klinkt de stem van Van Velderen. Deze klinkt schor. „Mannen, ik weet een oplossing. Vlug, jullie revolver, we schieten het luik kapot. Het is onze enige kans".

Meteen rukt hij zijn revolver uit de holster. De anderen volgen onmiddellijk zijn voorbeeld. De mannen klimmen de trap op naar boven.

Vlug... het gaat om hun leven!

Enkele ogenblikken later knallen er schoten. Gelukkig, het gaat. Het luik is doorzeefd met kogels. Met een zucht van verlichting werpt Van Velderen het luik open. De rook slaat hun tegen. De stal brandt reeds. Ze stikken bijna in de rook. Snakkend naar adem wankelen de commiezen door de grote hitte naar buiten en vallen neer. Hun wenkbrauwen zijn geschroeid. Allen hebben ook grote schroeivlekken op hun kleren. „Mannen ­ zegt Van Velderen met ontroerde

„Mannen ­ zegt Van Velderen met ontroerde stem ­ laten we God danken dat we gespaard zijn. > Het heeft weinig gescheeld of we waren levend verbrand". Maar dan...!

Maar dan...!

Opeens geeft hij een wanhopige schreeuw. Van Velderen krimpt in elkaar.

„Van de Velde, waar is Van de Velde? Ontzettend, o, moordenaars!"

Van de Velde was ook in de schuur.

De schuur kraakt, een geweldige vonkenregen en in een korte tijd is de schuur een geblakerde puinhoop.

Suf staren de commiezen naar de ingestorte schuur. Van de Velde... waar...?

Enige tijd later strompelen zij naar de weg.

Maar wat is dat?

Er klinkt hulpgeroep.

Zo vlug ze kunnen, lopen ze er heen.

En daar... daar ligt Van de Velde, vastgebonden aan een boom. Niet lang nadat de schurken hem hadden vastgebonden, was hij weer bij kennis gekomen. Hij heeft wel veel hoofdpijn, maar hij is blij dat hij het er levend heeft afgebracht. Hij heeft de vuurgloed gezien en om hulp geroepen. Hij heeft getracht zich los te maken, maar het was tevergeefs.

Enkele ogenblikken later is hij bevrijd. Wat zijn ze blij. Van de Velde leeft, hij is gelukkig niet verbrand. Met enkele woorden vertelt Van Velderen het gebeurde. Dan gaan ze zwijgend op weg naar het dorp.

Het is dan ook een zonderlinge stoet, die het douanekantoor in het holst van de nacht binnenstapt.

De groep smokkelaars gaat langs een andere weg over de grens terug, maar ze komen uiteindelijk dicht bij de boerderij aan.

Dirk is doodmoe. Hij verlangt naar zijn bed. /^s laatste passeert hij in gebukte houding de grens. Ze zijn weer op eigen terrein.

In de verte kleurt de lucht rood...

Er is ergens brand.

Dirk veert op en loopt hard naar zijn vader. „Vader, ik geloof dat het de schuur is", fluistert hij.

De mannen staan stil.

„Je kon wel eens gelijk hebben", bromt Dekker. Even overleggen ze wat hun te doen staat, daarna lopen ze langzaam verder.

Dirk heeft gelijk. De schuur brandt als een fakkel.

Voorzichtig sluipen ze nu verder. „Liggen", roept Dekker met gedempte stem.

„Liggen", roept Dekker met gedempte stem. Allen laten zich voorover vallen.

Vanuit het donkere bos zien ze een groep commiezen vertrekken. Telkens zien ze lichtschijnsels van lantaarns. De smokkelaars begrijpen er niets van.

„Onze schuilplaats is ontdekt", steunt Dirk. Een uur lang blijven de smokkelaars liggen. Van de schuur is niets meer over dan een rokende puinhoop. Dekker knarst zijn tanden. Wat jammer. Maandenlang is het goed gegaan,

Wat jammer. Maandenlang is het goed gegaan, maar die Van Velderen gooit natuurlijk weer roet in het eten. Hij moest eens weten, dat... „Twee moeten er de wacht houden, mannen. Jij

„Twee moeten er de wacht houden, mannen. Jij Dirk en Geerts. Dan gaan wij proberen in de kelder te komen".

Na een halfuur hard werken, hebben de smokkelaars de ingang naar de kelder vrijgemaakt. In een ogenblik zien ze er uit als negers.

Dekker begrijpt wat zich hier heeft afgespeeld. Hij lacht en wijst op de lege hulzen en het kapotgeschoten luik.

„Als ik me niet vergis, dan hebben Brouwer en Harmsen de commiezen wel tuk gehad. Het is alleen jammer dat ze er uit gekomen zijn". Dekker loopt de kelder in. Op de vloer liggen een

Dekker loopt de kelder in. Op de vloer liggen een paar stukken hout te smeulen. Hij let er niet op, maar loopt regelrecht naarde voorraadkamer. De deur staat wijd open, en er hangt rook. „Jongens, de spullen staan er nog", schreeuwt hij

„Jongens, de spullen staan er nog", schreeuwt hij met overslaande stem. Het is een pak van zijn hart. De anderen wrijven zich in de handen. „Waar moeten we ermee blijven? Die lui komen terug, dat is zeker", merkt er één op.

„Ja, dat is werkelijk een probleem. We... Ik weet het".

Dekker rolt een sigaret en kijkt naar de voorraad koffie die de brand heeft doorstaan.

„We brengen alles weg ­ beslist hij ­ Doen we het niet, dan zijn we alles kwijt; en de commiezen kunnen nooit vermoeden dat er nóg een tocht zal worden ondernomen".

Zonder tegenspreken accepteren de anderen het voorstel dat eigenlijk een bevel is. Een andere mogelijkheid is er niet, en het is zonde van de koffie. En dat niet alleen, het zou ook een schadepost voor hen zijn.

„We doen het op de volgende manier. Eén voor één gaan we weg. Ik ga voorop. Drie minuten later volgt een ander en zo gaan we door. Het lijkt me het beste dat Dirk het laatst komt. Hij heeft het minste te dragen en kan als het eventueel nodig zou zijn, wat ik niet verwacht hoor, snel weg komen. Afgesproken, daar gaan we dan weer". Dekker hijst zijn vracht op de rug en verdwijnt in

Dekker hijst zijn vracht op de rug en verdwijnt in het donker. Precies drie minuten later volgt er weer één, zo gaat het door, totdat Dirk overblijft. Hij dacht naar bed te kunnen, maar dat viel even tegen.

De jongen rilt, hij is doodmoe en dan nu nog een keer, bah. Dirk verafschuwt op het ogenblik dit werk. En van slapen zal er deze nacht ook niet veel komen. Het is tijd om weg te gaan. Met een geeuw slaat hij de zak op zijn rug en

Met een geeuw slaat hij de zak op zijn rug en klimt naar boven. Als hij de richting van de grens wil opgaan, flitsen opeens van alle kanten lantaarns aan.

„Verloren... verloren...!" steunt het in hem.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Eilanden-Nieuws

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 16 november 1993

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's

Vervolgverhaal

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 16 november 1993

Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's