Stormen Rond Vredenhof
Ze hebben maar van zijn geld af te blijven en hij mag zijn bezittingen toch zeker wel verdedigen.
De molenaar klimt naar boven om een kijkje op de graanzolder te nemen. Voor een van de raampjes kijkt hij over de lage weilanden, het dorp en de lange eindeloze Lekdijk, waarlangs tientallen boerderijen liggen. Even blijven zijn ogen rusten op Vredenhof, een van de mooiste boerderijen uit heel de omtrek, en een minachtende trek komt er op het gezicht van molenaar Stolk.
Die lui hebben de laatste jaren ook goed geboerd. Die Van der Zandes zitten er warmpjes bij, daar kan je gerust op rekenen. Nee, daar kan hij zich niet meer vergelijken. Zo gaat het eenmaal in het leven. De een doet het beter dan de andere, maar hij is vast niet van plan zich er druk om te maken. Ze zoeken het zelf maar uit. Hij wil met de familie Van der Zande niets te maken hebben en aan hen leveren wil hij ook niet. Laat ze hun eigen boontjes maar doppen.
Hè, kijk daar es? Er komt iemand naar de molen. Wat moet die kerel van hem. Met een blik van wantrouwen ziet hij de man
Met een blik van wantrouwen ziet hij de man naderen. Het lijkt wel een zwerver.
Zo vlug mogelijk loopt de molenaar naar beneden en nog voordat de vreemdeling bij de molen is gearriveerd, staat Stolk al beneden op hem te wachten. Plotseling schiet er iets in zijn gedachten. Die kerel zal hem toch niet willen beroven. Gelukkig is zijn kabinet op slot, m,aar stel je voor dat hij gewapend is, dan kan hij er immers niets tegen beginnen.
De molenaar schrikt als de man dichtbij komt. Tjonge wat ziet die zwerver er naar uit. Zijn gezicht is opgezwollen en het ene oog is bijna niet te zien. Blijkbaar heeft hij met iemand gevochten.
„Zo vriend, wat heb jij uitgevoerd?" begint Stolk op ruwe toon, „en wat moet je hier?" voegt hij er bars aan toe.
„Ik wou vragen baas, of je niet wat te eten voor me hebt. Ik heb vandaag nog niet gegeten en ik heb zo'n honger. Alsjeblieft baas".
De zwerver kijkt de molenaar smekend aan. De molenaar aarzelt.
Wat moet hij doen? Liever doet hij het niet, maar als hij weigert, dan zal de vreemdeling misschien geweld gebruiken. Even vlamt er woede op in zijn hart. Waarom werken die landlopers niet, dan behoeven zij ook niet te bedelen.
„Toe baas, één keer maar?"
Stolk geeft geen antwoord. Dan knikt hij toestemmend. Nou vooruit, een paar boterhammen kunnen er nog wel af, maar hij maakt er beslist geen gewoonte van, daar moeten zij wel op rekenen. Die landlopers zijn lieverlui dan moe. Zij moeten maar maaien wat ze zelf gezaaid hebben. Hijzelf moet ook hard werken om aan de kost te komen.
Even kijkt hij naar de rustig draaiende wieken. Nee, die kunnen geen kwaad, een paar minuten kan hij wel weg.
Dan zegt hij op norse toon: „Kom mee, voor deze keer dan". Als de zwerver enkele ogenblikken later in de
Als de zwerver enkele ogenblikken later in de keuken zit, ziet de molenaar pas hoe de man is toegetakeld en terwijl hij een paar stukken brood uit de kelderkast haalt, zegt hij: „Hier, meer heb ik niet. Je kunt nog wel een kroes melk van me krijgen, maar dan is het ook afgelopen".
De zwerver geeft geen antwoord en valt als een hongerig dier op het brood aan en met grote happen slokt hij het voedsel gulzig naar binnen.
Met verbazing in de ogen zit molenaar Stolk zwijgend naar hem te kijken. Hoe bestaat het, zoiets heeft hij nog nooit beleefd. Er komt iets van medelijden in zijn hart. Hij heeft zelfs een beetje met de man te doen. Het is misschien al dagen geleden dat hij wat te eten heeft gehad. En dan die kleren, wat zou hij zich schamen, als hij er zó bij zou moeten lopen. De molenaar huivert er van. In twee lange teugen drinkt de man de kroes melk, die de molenaar voor hem heeft ingeschonken, leeg.
„Bedankt baas", zegt de zwerver, terwijl hij met zijn mouw zijn mond afveegt. „Het heeft me nog nooit zo goed gesmaakt".
Stolk is nieuwsgierig geworden. Hij wil wel eens weten wat de zwerver is overkomen en als hij ziet dat de man klaar is, vraagt hij op wat vriendelijker toon:
„Nou moet je me toch eens vertellen, wat er gebeurd is, want je ziet er uit alsof je op leven en dood hebt gevochten".
Met een ruk veert de zwerver overeind en met schorre stem zegt hij:
„Ze hebben me van een boerderij weggeschopt. Ik heb vannacht in een hooiberg geslapen, hier ergens in de buurt en ik was van plan om weg te gaan, toen de boer met een knuppel op me afsprong". De ogen van de zwerver schieten vuur van
De ogen van de zwerver schieten vuur van woede.
„Als een hond werd ik afgetuigd", vervolgt hij op bittere toon.
„Zo, zo, dat is dan niet mals. Je zult het er misschien naar gemaakt hebben", mompelt de molenaar, terwijl hij zijn ongewenste gast strak aankijkt. „Je maakt mij niet wijs, dat die boer zo maar zonder enige oorzaak op je af komt".
„Ik heb niets gedaan", liegt de man zonder blikken of blozen, „maar de boer zal er voor boeten, daar kan hij van op aan. Ik kon me niet verweren tegen die woesteling". De molenaar schrikt van die dreigende stem en hij voelt dat het geen loze woorden zijn.
„Kijk, hier heb je het resultaat".
De man maakt zijn rechterschouder bloot en laat de rode striemen op zijn rug zien. „Nou, nou", zegt Stolk en er klinkt verbazing in
„Nou, nou", zegt Stolk en er klinkt verbazing in zijn stem, „dat is nog al aangekomen zie ik. Maar je hebt toch zeker wel behoorlijk teruggeslagen zeker?"
„Nee, ik zei zoeven al, daar kreeg ik de kans niet voor. Die boer ging als een woesteling te keer". De zwerver balt zijn vuisten.
„Ik zal hem krijgen", sist hij binnensmonds. „Op welke boerderij ben je eigenlijk geweest?" informeert de molenaar nieuwsgierig verder.
„Op 'Vredenhof. Die naam stond tenminste op het hek", is het antwoord.
„Op Vredenhol7"
Verachtelijk trekt de molenaar zijn neus op.
„Ben je däär geweest! Nou, dat kun je van die vrome lui verwachten. Ze lopen elke zondag naar de kerk. Ja, ja, ik ken dat. Pas op voor die lui, ze gunnen je het licht m de ogen niet. Je bent op het slechtste adres van het hele doip geweest", lastert Stolk verder. „Omdat de Van der Zandes rijk zijn, denken ze natuurlijk dat ze alles mogen. Maar zo is het toch beslist niet. Zonder enige reden slaan ze iemand bont en blauw. Hier komen ze nooit over de vloer, dat kan ik je verzekeren. Ze wilden jaren geleden veevoer van me kopen en graan voor de kippen, maar ik heb ze zonder meer de deur gewezen. Met die huichelaars wil ik niet eens praten, al zou ik honger moeten lijden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 26 november 1991
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 26 november 1991
Eilanden-Nieuws | 10 Pagina's