Namen Van Boten
Veel boten en vaartuigen dragen weinig voorkomende namen. Vaak weten we niet meer wat de betekenis ervan is. Om daarin enig inzicht te verschaffen, ditmaal een Taaipraatje over schepen en vaartuigen.
We beginnen met de hoogaars. Daarmee werd een vaartuig aangeduid, dat met de boeg hoog boven de waterspiegel lag. Volgens sommigen dankt zo'n boot zijn naam aan het woord 'aars' in de betekenis van achterwerk. Hoogstonwaarschijnlijk omdat de boeg juist het voorste deel van een schip is. Volgens anderen is aars een verbastering van aard en heeft de naam alleen te maken met de indruk die de boot geeft: hoog boven het water liggend.
Zo was een 'poon' een vaartuig, dat veel voorkwam in Zeeland en de Zuidhollandse eilanden. 'Wat de tjalk is voor Groningen en Friesland, is de poon voor Zeeland'. Zo was een paviljoenspoonschuit een groot schip, voorzien van een paviljoien en een aalspoon een middelmatig groot vaartuig met een ronde steven, veel varend op Londen.
De eerder genoemde tjalk dankt zijn benaming aan het Friese woord 'tsjal' dat krom, gebogen betekent. Het was een lang, smal platboomd vaartuig voor de binnen-, kust- en zeevaart, met een gebogen voor- en achtersteven. In plaats van tjalk sprak men ook wel van een smak. Het verschil was, dat een smak voorzien was van zwaarden, eivormige houten schilden aan weerskanten van de boot.
Een geheel andere betekenis kreeg een 'uitlegger'. Een schip dat gebruikt werd om de tolgelden te innen. Daarmee werd sluikhandel tegengegaan, om de handel te beschermen. Zo'n uitlegger was vaak een licht bewapend schip, dat voor de haven of het riviergat, buiten het zeegat op wacht lag, ter markering, beveiliging of verkenning. Later ook gebruikt in de zeilsport ter markering van de wedstrijdbaan. Hoewel de klank anders doet vermoeden ontlopen een barge, een bark en een barkas elkaar aanmerkelijk in betekenis. Een barge was oorspronkelijk een soort van licht oorlogsvaartuig. Later een trekschuit in de binnenvaart. Met een bark wordt een zeilschip aangeduid van kleine afmeting of een grote roeiboot, terwijl een barkas de benaming was voor de zwaarste sloep die de koopvaardijschepen met zich meevoerden.
Vandaar de uitdrukking 'de barkas is ingezet' in de betekenis van het schip gaat weer vertrekken, de passagiers die aan land zijn gegaan moeten weer aan boord komen.
Zo was buis de benaming van een kielvaartuig met brede boeg en ruime buik, gekenmerkt door de overtimmering aan de kop van het roer met een halfrond bord, het zogenaamde kraaiennest.
Later werd een buis door de Hollanders en de Engelsen nagenoeg uitsluitend ingezet voor het vissen op pekelharing.
„De haringvloot bestond in totaal uit 700 buizen".
Enkele spreekwoorden en zegswijzen zijn daarvan afgeleid. „Hoekers en buizen zijn zeemanshuizen". Dat wilde zeggen, de schippers op deze vaartuigen komen weinig aan de wal. „Volkje om eerder een buis (of een hulk) mee te verteren, dan een boot mee te winnen". Daarmee doelde men op mensen die erg
Daarmee doelde men op mensen die erg verkwistend van aard waren.
Van geheel andere aard is de herkomst van de naam brik, afkomstig van de volledige Engelse naam brigantine. Zo'n brik was een klein zeezeilschip met twee masten.
We komen nog even terug op de tjalken. Platte tjalken waren vrachtschepen, die luisterden naar de naam pleit (afkomstig van plat). Deze schuiten hadden een geringe diepgang.
We besluiten met de Engelse windjammer, een volgetuigd zeilschip, in de negentiende en twintigste eeuw in gebruik op de grote vaart.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 augustus 1991
Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 20 augustus 1991
Eilanden-Nieuws | 6 Pagina's